Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Middelnederlandsche dramatische poëzie (1907)

Informatie terzijde

Titelpagina van Middelnederlandsche dramatische poëzie
Afbeelding van Middelnederlandsche dramatische poëzieToon afbeelding van titelpagina van Middelnederlandsche dramatische poëzie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.06 MB)

Scans (38.55 MB)

XML (2.30 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
drama

Subgenre

bloemlezing


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Middelnederlandsche dramatische poëzie

(1907)–P. Leendertz (jr.)–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XI. Wijze van uitgeven.

Hierover moet wel iets uitvoeriger gesproken worden dan in de meeste uitgaven geschiedt. Het maakt toch noodzakelijk verschil in de behandeling van den tekst, of die ons is overgeleverd in een zorgvuldig of een slordig handschrift of in een ouden druk. Van de bijzonderheden in de behandeling zal dus voor sommige stukken afzonderlijk rekenschap gegeven moeten worden.

Over het algemeen ben ik zeer conservatief geweest. Of wij ooit eene zoo nauwkeurige kennis van het Middelnederlandsch zullen krijgen, dat wij zonder bezwaar in eene wetenschappelijke uitgave de spelling en de buigingsvormen kunnen normaliseeren, betwijfel ik. Maar in allen gevalle zijn wij thans nog lang zoo ver niet. Hoffmann von Fallersleben meende dit te kunnen. Zeer begrijpelijk: het was de overmoed der pas beginnende wetenschap. Slechts wie blind is voor de groote historische beteekenis van dergelijke jeugdige onbezonnenheid op elk gebied, kan hem daarvan een verwijt maken. Wij blijven hem dankbaar, al zouden wij ook geen enkel der resultaten van zijn werk meer aannemen. Datzelfde verklaar ik hier met betrekking tot allen, die zich vroeger met deze teksten hebben bezig gehouden.

In de spelling heb ik de hss. en oude drukken zoo nauwkeurig mogelijk gevolgd. Van alle, hetzij opzettelijke of onwillekeurige afwijkingen heb ik in de lijst hierachter rekenschap gegeven. Hierdoor is ieder in de gelegenheid een overzicht te krijgen van alle inconsequenties in de spelling, en zoo hoop ik thans ook deze teksten bruikbaar gemaakt te hebben voor de studie van de klanken buigingsleer.

Een paar omstandigheden moet men hierbij echter altijd in het oog houden. Ten eersten, dat de afwijkingen in de spelling soms aan technische redenen te wijten zijn. Wanneer b.v. een versregel wat lang was, gebruikte de afschrijver niet alleen meer afkortingen dan anders, maar liet ook soms enkele letters weg, die desnoods

[pagina CCVIII]
[p. CCVIII]

gemist konden worden. Zoo vindt men herhaaldelijk in lange regels g in woorden, waar overigens gh regel is.

Vooral ook inconsequenties in het aaneenschrijven der woorden komen hieruit voort. Zoo wordt b.v. Dr. D.H. vs. 305 aldus aan één woord geschreven, terwijl het elders in het Hulth. hs. steeds twee woorden zijn.

Kennelijke verschrijvingen als in Esm. 53 heb ik verbeterd, maar steeds in de noten de lezing van het hs. medegedeeld. Waar echter in de oude drukken u voor n, c voor e staat, helpt voor helpt enz., is dat stilzwijgend verbeterd.

De afkortingen heb ik aangevuld, zonder daarvoor cursiefdruk te nemen, wat ik bij het lezen hinderlijk vind. Maar overal waar maar eenige twijfel aan de bedoeling kon zijn, is de afkorting in de noten vermeld.

In de spelling met i en j, u en v heb ik de hss. en oude drukken niet gevolgd, omdat dit slechts verschillende teekens voor denzelfden klank zijn.

Daarentegen heb ik in het gebruik van y en ij mij nauwkeurig aan de hss. gehouden, voor zooverre deze tusschen die letters onderscheid maken, omdat dit misschien op een verschil in uitspraak berust.

Waar w het teeken is voor de dubbele u, heb ik uu geschreven.

Wat in de hss. en oude drukken van interpunctie gevonden wordt, kan men hiervoor (bl. IX, XII, XV, XXX, XXXVI, XLII, LVI, LVIII) in de beschrijving der hss. lezen. Deze was voor eene uitgave niet bruikbaar en de interpunctie, zooals men die nu hier vindt, is dus door mij bijgevoegd. Dat daarbij zeer veel komma's gebruikt zijn, ligt aan den eigenaardigen, sterk parataktischen zinsbouw.

Ook in het gebruik der hoofdletters ben ik van de hss. en de oude drukken afgeweken. Ik heb regelmatig het eerste woord van elken versregel en alle eigennamen met eene hoofdletter gezet. Alleen den naam van den emir van Abelant in den Gloriant heb ik met eene kleine letter laten staan, omdat de schrijver daarin blijkbaar geen eigennaam zag, of er ten minste niet zeker van was, of hij hier een eigennaam voor zich had. Vandaar dat hij nu eens het lidwoord er voor plaatst, dan weer niet; soms is ook de naam aan één, dan weer aan twee woorden geschreven.

Deelteekens komen in de hss. niet voor en zijn dus door mij bijgevoegd.

Het aanbrengen van samentrekkingsteekens heb ik echter onnoodig geacht. Zelfs in Maegden vss. 407 en 408 bij voorbeeld zal toch niet licht iemand daaraan behoefte gevoelen.

[pagina CCIX]
[p. CCIX]

Ook wat den tekst betreft, ben ik zeer conservatief geweest, natuurlijk het meest in die stukken, waarvan maar één hs. is. Over het algemeen heb ik aan eene verklaring, zelfs eene eenigszins gewrongen verklaring, de voorkeur gegeven boven eene verandering. Slechts waar de overgeleverde tekst onmogelijk verklaard kon worden, heb ik veranderd, maar de lezing van het hs. of den ouden druk in de noten opgenomen. Doch steeds heb ik het als een onafwijsbaren eisch bij elke conjectuur beschouwd, dat er moet kunnen aangewezen worden, hoe de fout kan ontstaan zijn. En toch heb ik ten slotte nog van sommige veranderingen moeten terugkomen, b.v. Esm. 782, Glor. 1030, Lans. 454, Sacr. 541, Mar. 6 enz.

Dikwijls heb ik mij van verandering onthouden, ofschoon de lezing van het hs. zeker niet oorspronkelijk was, wanneer het nl. niet duidelijk was, hoe er veranderd moest worden. In Sacr. 1162 en 1163 b.v. was gemakkelijk het zuivere rijm te herstellen, maar er is geen enkele aanwijzing, welk van de twee rijmwoorden dan veranderd moet worden.

Wanneer men niet doorloopend normaliseert, is het onmogelijk geheel consequent te zijn. Zoo heb ik b.v. en als voegwoord laten staan, maar ende als negatie veranderd.

Sommige veranderingen zijn in den tekst opgenomen, andere in de noten of in de aanteekeningen voorgesteld, al naardat ik ze voor meer of minder zeker hield.

Bijvoegingen zijn steeds tusschen vierkante haken gezet.

Hoe noodig het is, dat het getal der bladzijden van de hss. aan den kant wordt opgegeven, bleek mij opnieuw uit de VIIste Bliscap. Had Stallaert dit in zijne uitgave gedaan, dan zou iedereen dadelijk gezien hebben, dat na vs. 1515 een groot stuk ontbreekt en dan had hij vss. 1263-1274 niet maar stilletjes weg kunnen laten.

Toen de druk reeds een heel eind gevorderd was, werd mij door eene bevriende hand gewezen op de wenschelijkheid om boven elk stuk ook den algemeen aangenomen verkorten titel te plaatsen en dien aan het hoofd van elke bladzijde te herhalen. Het eerste kon toen verder nog gedaan worden, het laatste helaas niet meer. Doch bij de bijlagen en de aanteekeningen is ook dit gedaan.

In de aanteekeningen is in de eerste plaats rekenschap gegeven van alle tekstveranderingen, voor zooverre zij niet zoo eenvoudig waren, dat de reden daarvan onmiddellijk blijkt.

Waar de tekst voor een belangstellenden lezer, die niet van het Middelnederlandsch bepaald zijne studie maakt, moeilijkheid zou opleveren, heb ik in de aanteekeningen eene verklaring gegeven,

[pagina CCX]
[p. CCX]

wanneer eene enkele woordverklaring niet voldoende was. Voor de laatste zie men de woordenlijst.

Overal ook, waar in het Mnl. Wdb., in eene vroegere uitgave, of in tegenwoordig nog veel gebruikte werken eene m.i. onjuiste verklaring gevonden wordt, heb ik eene aanteekening gegeven.

Soms ook heb ik eene opmerking moeten maken over een zeer duidelijken en volstrekt niet merkwaardigen tekst, omdat daar door vorige uitgevers willekeurig veranderd was.

De woordenlijst mocht, zonder nu juist eene concordantie te worden, toch niet te beknopt zijn, omdat dit boek ook voor eon ruimeren kring van lezers bestemd is. Maar bovendien zijn er een zeker aantal woorden, waarvoor ook de vakman nog wel gaarne een paar bewijsplaatsen gemakkelijk bij de hand wil hebben.

Bij sommige woorden zijn wat meer plaatsen opgegeven, om eene vergelijking van den stijl der verschillende stukken gemakkelijk te maken.

 

Van de eerste driehonderd verzen van Mariken van Nieumeghen zijn verbeterbladen gegeven. Toen ik namelijk bezig was dezen tekst te bewerken, was het mij nog niet bekend, waar het exemplaar van den nadruk van Stroobant berustte, dat eens aan Serrure behoord heeft. Eerst geruimen tijd later vernam ik, dat het thans in het bezit van den hertog van Aremberg is. Aangezien voor de uitgave der Bibliophilen ook deze druk gebruikt was, bestond de mogelijkheid, dat waar die uitgave van S afweek, de lezing van Str. was opgenomen. Daarom werden de varianten uit B aan den voet der bladzijde medegedeeld.

Nog erger was, dat het exemplaar van U, dat door Van Vloten uit de Koninklijke Bibliotheek gebruikt was, verloren scheen. Ik moest dus de varianten uit Van Vloten's uitgave opnemen. Later bleek echter, dat het boek wel in de Kon. Bibl. was, maar in een nog niet gecatalogiseerden bundel verscholen zat.

Nu deze beide belangrijke drukken teruggevonden waren, moesten daaruit de varianten worden overgenomen. De geheele tekst moest opnieuw bewerkt worden en het scheen het raadzaamst het reeds afgedrukte door een nieuw vel te vervangen.

Bij dezen tekst heb ik vrij veel varianten, ook minder belangrijke, opgegeven met het oog op mogelijk nog te vinden uitgaven, waarvan dan de verwantschap met de andere kan vastgesteld worden.

Spellingverschillen echter als es of is, boeverie of boeverye en dergelijke, evenals afwijkingen in het gebruik der hoofdletters zijn

[pagina CCXI]
[p. CCXI]

van niet genoeg gewicht, en daarom niet onder de varianten opgenomen.

Ofschoon A zeker niet overal den oorspronkelijken tekst heeft, moest deze druk toch de grondslag zijn voor onze uitgave, omdat het de oudste is en ook het naast aan het oorspronkelijke.

Een slaafsch volgen van dezen tekst was echter niet wenschelijk, te minder, omdat het tijdens de uitgave van deze aflevering reeds waarschijnlijk was, dat er een facsimiledruk zou komen.

Waar de zin of het metrum dit vereischte, heb ik dus enkele woorden of regels uitgeworpen of tusschen [] bijgevoegd.

Aangezien de prozaregels zeker niet tot den oorspronkelijken tekst behooren, moesten zij wel naar de noten verbannen worden.

In één opzicht heb ik te veel veranderd. Ik wilde nl. eerst de opschriften boven elks woorden overal gelijk maken, waar ik later van terugkwam. Daardoor beantwoorden die boven vss. 98, 350, 367, 374, 376, 378, 380, 386, 653 en 940 niet aan de lezing van A. Men vergelijke daarvoor den facsimiledruk.

 

Van het Spel van de V Vroede ende de V Dwaze Maegden is het hs. zoek en hebben wij niets dan de zeer onbetrouwbare uitgave der Bibliophilen. Dezen hadden de gewoonte de spelling regelmatig te maken. Waar wij dus eene spelling vinden in strijd met die, welke in het begin der 16e eeuw gebruikelijk was, is het onze plicht van hunne uitgave af te wijken. Vooral is dit het geval waar de uitgever zoo weinig voor zijne taak berekend was als deze, die trouwens ni fallor nooit iets anders geleverd heeft en blijkbaar herhaaldelijk het hs. niet eens lezen kon.

De Bibliophilen hadden eene buitengewone voorliefde voor de y, die zij gewoonlijk overal voor de ij in de plaats stelden. Zoo ook hier. In de Voorrede worden een paar verzen aangehaald, waarin 3 ij's voorkomen, die in den tekst door i of y vervangen zijn. Waarschijnlijk heeft een der andere bibliophilen de drukproeven van den tekst nagezien en verbeterd(!). Daarbij heeft hij dan echter nog een tiental ij's over het hoofd gezien.

Het is mogelijk, dat op enkele plaatsen in het hs. werkelijk y gestaan heeft, maar dat is nu niet meer uit te maken. Ik heb dus overal y in ij veranderd, waardoor wij ongetwijfeld dichter bij de spelling van het hs. zijn dan op eenige andere wijze.

In woorden als mijnne heb ik ij door i vervangen, zooals op de meeste plaatsen ook staat.

Als eerste lid van den tweeklank heb ik overal i gezet. Waar ije is blijven staan, is het tweelettergrepig.

[pagina CCXII]
[p. CCXII]

Als tweede lid van den tweeklank heb ik voor een medeklinker overal i geschreven, voor een klinker en aan het einde ij laten staan.

Waar mi, ghi enz. stond heb ik niet veranderd.

In vss. 131 en 151 heb ik Gy in Ghij veranderd.

Wat het aaneenschrijven der woorden betreft, heb ik alleen verandering gemaakt in de eigennamen IJdel Glorie, Zotte Collacie, Scerp Onderzouc, Quaden Raedt.

Van alle overige veranderingen, hoe gering ook, is onder de bladzijde rekenschap gegeven.

De tekstveranderingen, die ik in dit stuk en in het Spel van Sint Jooris heb aangebracht, zijn veel grooter dan in een der andere stukken. Maar de toestand, waarin deze teksten ons waren overgeleverd, was wel zoo, dat waarschijnlijk niemand over den omvang der veranderingen klagen zal, ook al is hij het met de wijze van veranderen niet altijd eens.

 

Misschien zal wel iemand zich beklagen over den omvang van deze inleiding, vooral van het eerste hoofdstuk. Hij gelieve daarbij dan te bedenken, dat hetgeen deze uitgave van de vroegere onderscheidt, zoowel in de tekstbehandeling als in de inleiding, voor een groot gedeelte juist aan dat tot in de kleinste bijzonderheden afdalende onderzoek der hss. en oude drukken te danken is.

Ten slotte mag ik wel verschooning vragen voor de lange lijst van verbeteringen. Maar wat ik zelf aan leemten heb opgemerkt, wilde ik ook zelf verbeteren. Men moge daarin een bewijs zien, dat ik geene moeite gespaard heb om fouten te vermijden in de overtuiging, dat er nog genoeg in gebleven zijn, om ook anderen gelegenheid te geven die aan te wijzen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • over Een cluijte van plaijerwater

  • over Lippijn

  • over Gloriant

  • over Buskenblaser

  • over Lanseloet van Denemerken

  • over Die Hexe

  • over Drie daghe here

  • over Truwanten

  • over Vanden winter ende vanden somer

  • over Rubben

  • over Nu noch

  • over Mariken van Nieumeghen

  • over Die sevenste Bliscap van Onser Vrouwen

  • over Het Hulthemse handschrift

  • over Het spel vanden Heilighen sacramente vander Nyeuwervaert

  • over Spel van de V vroede en V dwaeze Maegden

  • over Tafelspeelken van twee personagen om up der drij conijnghen avond te spelen

  • over Tafelspeelken van twee personagien, eenen man ende een wijf, ghecleet up zij boerssche

  • over Een scoon spel van sainct Jooris

  • over Van den Somer en van den Winter