Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wie smult er mêe? of De konings-pudding (1897)

Informatie terzijde

Titelpagina van Wie smult er mêe? of De konings-pudding
Afbeelding van Wie smult er mêe? of De konings-puddingToon afbeelding van titelpagina van Wie smult er mêe? of De konings-pudding

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.30 MB)

XML (0.01 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wie smult er mêe? of De konings-pudding

(1897)–Fredericus Hendrikus van Leent–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 1]
[p. 1]

[Wie smult er mee?]



illustratie
Een soprijke Citroen.


Voor vele vele jaren geleden, leefde er aan het hof eener Vorstin een man, die in zijn vak als kok wereldberoemd was. In geheel England was er geen Kok of Banketbakker te vinden, die zulke lekkere Puddings, Kaakjes of Pastijen bakken kon, als deze Meester in de Kook- of Bakkunst. Wanneer de Hofdames of de voornaamste Edelvrouwen van het koninkrijk bij Hare Majesteit op koffie- of theebezoek waren genoodigd, verheugden dezen zich reeds dagen te voren in het vooruitzicht, dat zij dan weêr eens naar hartelust van die zeldzaam smakelijke gebakjes zouden kunnen smullen. Het oudste zoontje van dezen beroemden Kok, dat van jongs aan reeds blijken had gegeven van een uitnemenden aanleg voor het beroep zijn Vaders, was eindelijk na lang smeeken als leerling in de Koninklijke keuken aangenomen. Op zekeren dag - 't was daags voor den Verjaardag der Vorstin, werd den jeugdigen kok-leerling de gewichtige taak opgedragen, om voor een Verjaargeschenk zijner Koninklijke Gebiedster een Rum Pudding gereed te maken, zoo lekker, zoo geurig, zoo groot van omvang, als nimmer te voren een op de Vorstelijke tafel gezien was. De jeugdige Kok toog dadelijk aan 't werk, met behulp van de vrouwelijke leerlinge, aan wie het wegen der suiker was opgedragen. In gepeinzen verzonken, had deze bij ongeluk de maat met melk omgeworpen, waarvan de hofpoes gretig gebruik maakte, om er zich eens naar hartelust aan te vergasten.

illustratie
Wat nu gedaan?


[pagina 2]
[p. 2]


illustratie

Mietje, de leerlinge, spoedt zich naar de Winkeljuffrouw, om het suikervaatje te doen vullen. ‘Kom, juffrouw Dientje,’ sprak zij, ‘leg nu je breikous maar eens neêr en help mij spoedig, want er is heel wat te doen voor ons om zoo'n verjaargeschenk naar behooren gereed te maken!’



illustratie

Intusschen had het jongste zoontje van den kok den buurman aan den muur geroepen, om dezen te verzoeken, hem een kop van de beste appelen te verkoopen voor de appeltaartjes, die aan de koninklijke tafel bij de thee moesten worden rondgediend.

 
Frits schilt de applen zoo 't behoort,
 
Marietje hakt ze fijn,
 
Ten dienste van de Appeltaart
 
Voor 't koninklijk festijn.
 


illustratie

 
Met haar frisch gewasschen handjes,
 
En de mouwen opgestroopt,
 
Zal Franciska 't meel bereiden
 
Reeds met melk en gist gedoopt.
 
Suiker, Eieren en Kaneel
 
Mengt zij meê door 't fijnste meel.
[pagina 3]
[p. 3]
 
Het kookboek werd ter hand genomen -
 
En heel nauwkeurig onderzocht,
 
Wat voor den Pudding moet gekocht -
 
En hoeveel Rum er is benoodigd
 
Voor negen pinten melk of vocht.
 


illustratie

 


illustratie

 
‘Komt, meisjes,’ zegt de leerling-kok:
 
‘Nu zult ge eerst koken leeren;
 
Maar, voor dat wij beginnen, hoor,
 
Stel ik jelui een dansje voor,
 
Dat zal toch niemand deren!’
[pagina 4]
[p. 4]


illustratie

‘Och, Roosje-lief,’ zegt Doortje verdrietig, ‘je hebt heusch niet goed naar mij geluisterd, toen ik je het recept voor den pudding voorlas. Zie maar, je hebt veel te weinig boter gesmolten, kind. Luister nu nog eens goed toe: zes pond tarwebloem, vooral van de beste: een pond beste, zuivere natuurboter, en - maar kindlief, waar denk je toch aan? Waar zijn de appelen, de sucade, de snippers, en - Wat zeg je? Nog niet gekocht? O, foei! men kan je waarlijk ook niets toevertrouwen. First!’- ‘Wat blieft u Juf?’ - ‘Loop een schielijk naar de markt en koop daar een kop van de fijnste tafelappelen, dier er te bekomen zijn. Neem de fijne hengelmand meê om ze in te doen en vergeet niet het regenscherm meê te nemen; want ik vrees dat wij ander weêr zullen krijgen. Hier heb je een gulden, dat zal wel genoeg zijn, denk ik!’



illustratie

[pagina 5]
[p. 5]


illustratie

Ook Frits werd door het spel van Jan Klaassen zoo aangetrokken. dat hij heel niet meer aan zijn mandje met appelen dacht. Een paar straatbengels konden deze gelegenheid niet ongebruikt laten - ze stalen al de appelen uit de mand en kozen daarna het hazenpad. Een van hen keek nog eens lachend om een hoekje, alsof hij zeggen wou: ‘Hoe vindt gij die grap, hé!’

 
Jan Klaassen en zijn vrouwtje Griet,
 
Lokt knaap en meisjes, zoo gij ziet.


illustratie

‘Wat nu gedaan?’ Hoort men de meisjes klagen. - Frits zegt: ‘Hier is mijn beurs voor jou, Gaat gij nu maar naar d'appelvrouw, om andre appels vragen. Je zus zal die wel dragen!’



illustratie

[pagina 6]
[p. 6]
 
In 't eind is toch de Pudding klaar -
 
Niet al te droog, niet al te gaar -
 
En dat hij lekker smaken zal
 
Is waarlijk nog het best van all!


illustratie
‘Is Hare Majesteit tehuis?’




illustratie

Eindelijk is het gewichtige oogenblik aangebroken waarop de vorstelijke goed- of afkeuring zal worden uitgesproken. Zoodra de Reuzen Rum Pudding op een kostbaren schotel van Delfts aardewerk is gelegd. werd de kok-leerling geroepen om het vorstelijk geschenk naar de Receptie-zaal te brengen, alwaar de beide dames-leerlingen het Hare Majesteit zouden aanbieden. Zuchtend, onder deze geurige vracht, waarbij hem het angstzweet langs het voorhoofd sijpelt, bereikt de jeugdige kok de vestibule van de groote zaal, waar de koningin op Haren gouden troon is gezeten in tegenwoordigheid van al de Dames en Heeren van het Hof. ‘Is Hare Majesteit tehuis?’ vraagt hij den kloeken Hellebaardier, die de wacht hield en in last had om de bezoekers aantedienen. - ‘Om U te dienen, heer Kok, treed binnen; Hare Majesteit is reeds van uwe komst verwittigd,’ antwoordde deze.

[pagina 7]
[p. 7]


illustratie
Mevrouw moge het Uwe Majesteit behagen, deze eenzoudige hulde van Uwer Majesteits keukenpersoneel goedgunstig te aanvaarden!’ sprak zij.


[pagina 8]
[p. 8]

- ‘En wat heeft Hare Majesteit geantwoord?’ vroegen zij. ‘Het heeft Hare Majesteit behaagd ons geschenk goedgunstig te aanvaarden. Aangezien echter Hare Majesteits disch reeds besteld was, heeft het Haar behaagd dit ons gunstbewijs voor de tafel der koks-leerlingen te bestemmen, zoodat genoemd jong volkje nu eens lekker smullen kan!’



illustratie

[pagina 9]
[p. 9]

De disch werd aangerecht voor de koks-leerlingen in een afzonderlijk vertrek, om niet door het ouder keukenpersoneel gestoord te worden.



illustratie

 
Moeder Poesje en haar kleintjes,
 
Gaan meê naar de kleine zaal,
 
Waar de jonge keukenmaatjes
 
Zich vergasten aan het maal.
[pagina 10]
[p. 10]
 


illustratie

 
Een Kraai zit aan het keukenraam,
 
Allen en stil te treuren;
 
Het werd hem om de maag zoo wee,
 
Bij al die lekkre geuren.
[pagina 11]
[p. 11]
 


illustratie

 
Thans nu het feestuur heeft geslagen,
 
Wordt ook de Pudding opgedragen,
 
t' Geschenk van Hare Majesteit.
 
 
 
Door Ko de leerling meê bereid.
 
De poppen zijn ook aangezeten,
 
Maar krijgen toch geen hapje te eten.
[pagina 12]
[p. 12]
 
De Pudding, o, die smaakte keurig;
 
De Rumsaus ook, was meer dan geurig;
 
Want - zie maar - wie het niet gelooft:
 
De rum bedwelmde ieders hoofd.
 


illustratie

 
Men had gegeten zonder rusten,
 
Zij zouden zelfs véél meer nog lusten.
 
Maar ach! de Rum was hun te zwaar!
 
 
 
Zij klaagden: ‘O, ik word zoo naar!’
 
En allen sluimren ras in vrede,
 
Ook Poes en Poppen slappen mede.
[pagina 13]
[p. 13]


illustratie

't Was laat, heel laat aan den avond geworden, toen de koks-leerlingen uit hunnen rumslaap ontwaakten, of liever gewekt werden door het onrustig pikken van de elkander aan; want, heusch, zij hadden spijt over hunne onmatigheid. Nu gelukkig voor hen, had het groote keukenpersoneel in de groote zaal naast hen eveneens feest gevierd en zoo dikwerf op de gezondheid van Hare Majesteit, hunne koninklijke gebiedster, geklonken en gedronken, dat ook zij dommelig waren geworden en daardoor niets van het voorval bemerkt hadden in de kleine zaal naast de hunne. De volgenden dag, toen het geheele personeel prettig rondom de ontbijttafel geschaard zat en een en ander besproken werd, merkte de kok-leerling zeer snugger aan: dat men het een geluk kon achten, dat Hare Majesteit niet van de Pudding genuttigd had, want - want hij was al te krachtig! Indien zulks het geval ware geweest, zouden zij zeker allen hun ontslag hebben gekregen. Alzoo blijkt het spreekwoord waarheid te bevatten: ‘dat geen ongeluk zoo groot is, of - er is een geluk bij!’

‘Ja, ja,’ liet Mietje de kok er op volgen: ‘Met dat al hebben wij er duchtig van gesmuld!’


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken