Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ik en mijn speelman (1927)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ik en mijn speelman
Afbeelding van Ik en mijn speelmanToon afbeelding van titelpagina van Ik en mijn speelman

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.95 MB)

Scans (10.70 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ik en mijn speelman

(1927)–Aart van der Leeuw–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 135]
[p. 135]

Acht-en-twintigste hoofdstuk
Waarin ik mij van allerlei dingen afvraag, wat ze te beduiden hebben.

Al sinds een paar dagen zijn we ons nieuwe rijk binnengetrokken, beladen met mondkost: twee hammen, die we tusschen het druipsteen van de zoldering hebben opgehangen, twee kazen, een zak vol met groenten en een schepel of wat appelen.

En nu maakt Madeleen haar kookvuur aan onder de aandacht van een zwart berookt kruisbeeld, nu zetten we ons op de lage bank neder, die de deemoed van magere knieën uit heeft gesleten, en nu legt Valentijn zich op den stroozak te slapen, aan het hoofdeinde waarvan duivelen en engelen om een ziel hebben geworsteld. Mijn bed van bladeren is er naast opgegehoopt, terwijl we een derde legerstede in een van de zijgangen gespreid hebben.

Madeleen stooft hier en bakt hier, houdt schoon en verwent ons; ík sprokkel hout voor den huisbrand, ik reinig het vaatwerk waar de beek stroomt, en tracht er iets versch voor ons maal te bemachtigen. En als ik daarbij dan denk aan de plechtstatigheid, waarmede ik eenmaal door Basque uit het bed werd geholpen, aan mijn draagstoel, bezoeken en aan de buigingen,

[pagina 136]
[p. 136]

waarvan de mate van hun geslaagdheid de waarde van mijn dag heeft bepaald, dan is het mij te moede, of heel mijn leven, zooals het geweest is, tot stof is vergruizeld en op een windvlaag weggewaaid, en of een speelman de resten er van heeft verzameld, om die als de tonen voor een muziekstuk te gebruiken.

En Madeleen dan nog. Ik zou er wel bij willen knielen, als de heremiet, onze zalige voorganger, om te bezweren, dat de schuimende, jeugdige wijn van mijn bloed naar haar heendringt. Maar niet, als anders bij mijn vroegere minnarijen, terwille van kersroode lippen, of om het paar der tweelingsvruchten, dat een zijden keursje vult, en evenmin omdat ik haar aan een medeminnaar hoop te ontfutselen, maar omdat ik haar liefheb, omdat ik behalve haarzelve ook de boomen, de zingende vogels, de beek en den hemel, ja God en alle engelen in haar bemin.

Soms sta ik in vreezen voor mijn warm gevoel, en vraag ik mij angstig, of er van de gemeenzaamheid van een edelman en een dorpskind wel een ander spel is te maken dan dat van Lucifer en de gevallene. Maar dan in het diepst van mijn twijfelende zorgen hoor ik plotseling een lied van Valentijn. Hij speelt aan den voet van een beuk, dien het stervende jaar al gekleurd heeft, en rond hem weeft zich de droom van een sluier, waarvan de schering de door het loover nederdalende zonnestralen zijn, en de inslag de jube-

[pagina 137]
[p. 137]

lende tonen. En hiermee wordt dan weer alles, wat ik bedacht had, onder het bewind van de dichtkunst gebracht, wat wil zeggen, dat het als een tak, die in de beek is gevallen, mee wordt gesleurd door de strooming en naar de blauwe verten van de onbekendheid wordt gevoerd.

Wie zou ik voor háar zijn? Wat denkt ze van me, als ze achter het gordijntje van den damp, die uit haar ketel opstijgt, diepzinnig mij aanstaart, wat wil ze mij zeggen, als ze eensklaps den bezem, waarmee ze den vloer van de grot aanveegt, laat rusten, en een gloeiend en dorstig gezicht naar me toekeert, en wat wil ze verbergen, als ze ophoudt met te zingen midden in een liefdeslied?

Gistermorgen, toen ik bij de beek zat met mijn hengel, dien ik uit wat touw en een vischhaak in elkaar heb geknutseld, kwam Madeleen aan, om het drinkvat te vullen. Zij zette zich naast mij neer, volgde met stralende oogen het springen van de fonkelende zon over het water, en luisterde naar het lachen van de golven. Dan heeft ze in het holle van haar tot een beker saamgelegde handen een dronk voor zich geschept. En nadat ze zichzelf gelaafd had, heeft ze er ook mìj van aangeboden.

Hoe heb ik genoten, misschien te ijverig voor haar argeloosheid. Want de handen werden van mij afgerukt, zoodat het nat, dat restte, zich over mijn

[pagina 138]
[p. 138]

kleeren heeft gestort, en andermaal zag ik dien blik naar mij vlammen, die een paleis en zijn danszaal voor mij opriep, kaarslicht, muziek, een gavotte en de dochter van den koning, die een armzaligen landjonker, van uit de hoogte van haar diepste verachting, voor een vrijpostigheid bestraft. En ik dan, vicomte de Lingendres, die landjonker, en het kookstertje uit de keuken, de prinses.

En wat nu beduidt dit?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken