Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ik en mijn speelman (1927)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ik en mijn speelman
Afbeelding van Ik en mijn speelmanToon afbeelding van titelpagina van Ik en mijn speelman

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.95 MB)

Scans (10.70 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ik en mijn speelman

(1927)–Aart van der Leeuw–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 239]
[p. 239]

Twee-en-vijftigste hoofdstuk
Handelt over een oplossing, waarvoor geen betere kon gevonden worden.

Een stofwolk naderend uit de verte, in de wemeling waarvan wij het flitsen van wapenen meenden te zien blinken, een verward stemmenrumoer, dat aanzwol, meer dan genoeg was dit, om twee opgejaagde zwervelingen dringend uit te noodigen, zich aanstonds achter het dichtste struikgewas te verbergen.

We deden het dan ook zonder verwijl, hoewel we wisten, hoe onwaarschijnlijk het was, dat òns gevaar zou kunnen dreigen. Immers waakte niet heel Floreuse over ons? Warm en hartelijk waren we hier ontvangen, als twee verloren zonen voor wie het vetste kalf aan het spit wordt gestoken.

Al op den eersten avond had Valentijn op het kerkplein een concert gegeven, en weer liep er een lied langs de straten, dat, zooals vader Nicol het uitdrukte, den biechtstoel overbodig had gemaakt. Dat ik hier eenmaal als edelman was verschenen, scheen vergeten te wezen, of anders had Valentijn het hun uit de hoofden gepraat. De bakker begroette mij met Meester Fridolin, wanneer ik mijn verschen krakeling kwam halen, en als voor de weerklinkende smidse

[pagina 240]
[p. 240]

een gebruind én een met roet besmeurd gezicht naar den helderen hemel werden opgeheven en het schoone najaarsweder werd geroemd, was er geen sprake van een monseigneur of een vicomte. En zelfs ook, zoo vaak ik, door Madeleen's verdraagzaamheid overmoedig geworden, bij zekere boerenhoeve een morgenwelkom over een doornhaag riep, hoorde ik luidop en vroolijk mijn zwerversnaam noemen.

Ieders hart was ons hier goed gezind, overal waar wij ons vertoonden, schenen wij geheimzinnige beraadslagingen onderbroken te hebben. Een feestelijkheid leek in de lucht te hangen, en als de bruidegom en zijn makker, wandelden wij onder de gedroomde eerepoorten dier genegenheden.

Neen, wij konden ons hier veilig achten. Dadelijk bij onraad zouden wij gewaarschuwd worden, men zou ons verbergen en desnoods met de hooivork verdedigen.

Langzaam kwam de stofwolk naderbij. Wij konden nu de dienaren van het gerecht onderscheiden, gesteekt, getrest, gedegend, op hun paarden een kring sluitend om de door een koppel oude merries voortgezeulde boerenkar.

Toen de stoet onze schuilplaats voorbijtrok, herkenden wij de drie mannen, die, de handen op den rug gebonden, op den bolderenden wagen zaten. Een vader, twee breeders, elkander gelijkend in de doffe

[pagina 241]
[p. 241]

dierlijkheid van het lichtlooze wezen; natuurkrachten, bedwongen ten slotte, geketend, wrokkend over hun machteloosheid. Ze werden gevolgd door een joelende menigte, kinderen, landvolk en leegloopers, die spotliederen zong, en ze ijverig galg en rad voorspelde.

Toen ze bij een bocht van den weg waren verdwenen, doken wij te voorschijn en trachtten een paar achterblijvers uit te vragen.

Wij hoorden den boer en zijn zonen den schrik van heel den omtrek noemen, brandstichters, stroopers en afpersers, die bovendien nog een moord op hun geweten schenen te hebben.

‘Dus zoo is de oplossing,’ zeide Valentijn, terwijl hij zich tot mij keerde, ‘en misschien wel een goede. Je hoort soms van menschen, die voor geen liefde zijn toegankelijk geweest en zelfs voor het crucifix van den priester blind zijn gebleven, dat ze eindelijk hun les nog geleerd hebben uit de schaduw van een naakt traliekruis, dat een verdwaalde zonnestraal op een grauwen celmuur heeft geteekend. Maar ik zal op staanden voet nu naar de hoeve gaan. Als de feestelijkheden voorbij zullen wezen, wil misschien Catharina zich over mijn moeder ontfermen en aan háár ontkomt niemand.

Wij liepen op het dorp toe, waar hij voor een dag of wat afscheid van moest nemen. Velerlei werd nog

[pagina 242]
[p. 242]

besproken en zoo vertelde ik hem ook, dat, waar ik Madeleen over het overstelpende der voorbereidselen had hooren zuchten, ik gedacht had om Martha, Catharina's zuster, met een kist vol kanten, sluiers, zijden stoffen en bovendien nog met haar achttal, over te doen komen, en vroeg wat hij vond van dat plan.

‘Prachtig,’ lachte mijn makker, terwijl hij me op den schouder klopte, ‘dadelijk zenden we er een bode op uit met een wagen.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken