Gepubliceerd in:
| |||||||
Korte inhoud:Vervolg van de observatiën over de samenstelling van het bloed (‘kleijne ronde klootgens drijvende door een kristalijne vochticheijt’) en de melk; over den groei van haar en nagels. | |||||||
Letter No. 5 [3].
| |||||||
Published in:
| |||||||
Summary:A continuation of the writer's observation on the composition of blood (little red globules floating in a crystalline fluid) and of milk; the growth of the nails and hair. | |||||||
[d'] Hr Oldenburgh
Delff in Hollant den 7e April 1674
Mijn Heer Saluijt......... Mijn laesten aen UEdt is geweest den 8e Novembr. laestleden, en sedert die tijt heb ick met verlangen UEdt Schrijvens te gemoet gesien, doch niet vernomen, maer ontrent twee maenden geleden heeft mij de Heer Constantijn Huigens Heere van Suijlichem een extract uijt uEdt brieff aen ditto Heer van Suijlichem geaddresseert, mij toegesonden, waer in gesien dat mijne observatien de Roijale Societeijt aengenaem sijn geweest, ende dat uEdt versoeckt conrespondentie aengaende de natuerl. opservatien1, ende dat uEdt een gedeelte van mijne observatien hebt geinsereert2 inde gedructe Philosophische transactien bij de Roijale Societeijt uijtgegeven, ick heb brenger deses MonSr Adriaen van Beijeren, mijn goede bekende, versocht dat de voorSe Philosophische transactien voor mij te coopen, en bij dese occasie oock niet connen naerlaten uEdt te adverteren3 dat ick verscheijde malen+ hebbe getracht te sien, en te weten, uijt wat delen het bloet bestaet, Eijntlijck hebbe geobserveert dat het bestaet uijt seer kleijne ronde klootgens drijvende door een kristalijne4 vochticheijt, off water, doch off alle het bloet soo is, daer wil ick aen twijffelen, ick spreeck hier alleen van het bloet dat ick uijt mijn hant genomen heb. en als ick mijn bloet met seer kleijne deelen mijn selven vertoonde, gaven de klootgens weijnich couluer. De Soetemelck van een Koebeest, is bij mij mede geobserveert, bevinde die mede te bestaen uijt seer kleijne doorschijnende klootgens,5 drijvende mede door een klare+ vochticheijt off water. Ick heb het haer uijt mijn hooft geobserveert dat ick mijn selven voor desen ingebeelt heb, gesien te hebben dat het haer sijn wasdom bestont uijt klootgens,6 welcke klootgens niet teijnde worden uijtgedreven, gelijck ick geseijt heb, dat inde boomen ende planten geschiede, maer dat de klootgens, inde huijt, aen ofte inde wortel van het haer worden vereenicht ende dat alsoo het haer bij uijtstotingh van klootgens groeijt, ofte voortseth, maer | |||||||
[Mr. Oldenburgh.
Delft in Holland, the 7th of April 1674.
Sir, My last letter to you was that of November 8th ult. Since then I have been looking forward to a letter from you, but have not heard from you. But about two months ago Mr. Constantijn Huigens van Suijlichem sent me an extract from your letter to this gentleman, from which I saw that my observations were welcome to the Royal Society, that you ask for further correspondence concerning my observations in nature-study, and that you have printed part of my, observations in the Philosophical Transactions of the Royal Society. I have asked the bearer of this letter, my good acquaintance Mr. Adriaen van Beijeren, to buy these Transactions for me. I cannot neglect this opportunity to tell you that] I have+ divers times endeavoured to see and to know, what parts the Blood consists of; and at length I have observ'd, taking some Blood out of my own hand, that it consists of small round globuls driven thorough a Crystalline1 humidity or water: Yet, whether all Blood be such, I doubt. And exhibiting my Blood to my self in very small parcels, the globuls yielded very colour. I have likewise observ'd some of the sweet Milk of Cows, and find that also to be made up of [very] small transparent globuls2, carried in the same manner as in the Blood thorough a clear liquor. +I have also viewed in my Microscope some of the Hair of my own Head which heretofore I imagined to have seen to grow out of globuls3, that are not driven out to the end, as I observed it was done in Trees and Plants, but that they united in the skin, and [on or] in the root of the hair; so that Hair grows and increases by | |||||||
seder 2. à 3. dagen, heb ick geobserveert, het haer van een Elant, dat ick bevonden heb te bestaen altemael uijt samengevoeghde+ klootgens, die mijn door mijn microscopia soo klaar vertoonden, als offmen die met de hant konde tasten, en nu soo klaer de klootgens siende beeld ick mij selven voor vast in, dat het haer sijn wasdom bestaet uijt voort settende off stotende klootgens7: dit haer bevinde van binnen veel holder,8 dan het haer van menschen off andere beesten; De nagel van mijn hant is mede bij mij geobserveert, en bevinde die oock te bestaen uijt klootgens, en waer aen ick mede niet en wil twijffelen off sijn wasdom bestaet uijt voortstotende klootgens.9 Bij mij is oock geobserveert onder ander de Elder ofte Uijer van een Koebeest, waer in dat ick vertrouwe dat de melck gemaect wert; alsmede Het Veth van eenige beesten10 ende eenige Visschen, de Zeenuwen van een Koebeest, Het Vleesch, het vliesje waer in dat het vleesch als in geweven leijt11, de deeltgens off vaten, ende het veth in het vliesje, ende de Opperste huijt van ons lichaem; Maer alsoo mij de tijt te cort is, en i[ck] oock seer gaerne eerst eens sal verstaen12, off bij eenige Heeren, desen aengaende ijets is geobserveert, ende hoe dese[lve] dat mochten hebben bevonden, soo sal ick het hier bij lat[en] en neemt dit geringe dat ick gedacht uEdt mede te delen mij ten goede, en sijt gegroet van
U:Edts Dw Dienaer
Antonj Leeuwenhoeck. | |||||||
the protrusion of globuls. But two or three days agoe I observed the Hair of an Elk, and found it wholly to consist out of conjoyned globuls, which by my Microscope appear'd so manifestly to me, as if they could be handled. And therefore having so clearly seen those globuls, I assure my self, that the growth and increment of Hair is made (as I said just now) by the protrusion and driving on of globuls4. This hair of the Elk I find to be within much hollower3, than that of Men or of other Animals5. +Again, I also observ'd a Nail of my hand, and found it likewise to be made up of globuls, not doubting but that it also grows from globuls protruded6. Besides, I have observ'd the Udder of a Cow, in which, I believe, the Milk is made; as also the Fat of some Cattle and Fishes, the Sinews of a Cow, the Flesh, the Film where in the flesh is wrapp'd up7, the Vessels and the Fat of the Film, and the Cuticula of our Body; but, being not now at leisure to describe my observations of them, I must refer it to another opportunity. [With my greetings
Your servant
Antonj Leeuwenhoeck.] |
|