Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De bagage van Blomhoff en Van Breugel (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van De bagage van Blomhoff en Van Breugel
Afbeelding van De bagage van Blomhoff en Van BreugelToon afbeelding van titelpagina van De bagage van Blomhoff en Van Breugel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.17 MB)

Scans (190.64 MB)

ebook (12.66 MB)

XML (1.50 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/koloniën-reizen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De bagage van Blomhoff en Van Breugel

(1998)–Susan Legêne–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Japan, Java, Tripoli en Suriname in de negentiende-eeuwse Nederlandse cultuur van het imperialisme


Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

Dankbetuiging

Waar ik ook kwam of ging, kreeg ik steun voor het schrijven van dit boek. Allereerst wil ik hier dank zeggen aan kunsthistorica Emke Clifford Kocq van Breugel. In een fase van het onderzoek waarin ik overwoog om het boek te gaan opzetten als biografie van één familie, introduceerde zij me bij jonkheer W.F. Clifford Kocq van Breugel en mevr. J.L.A. Clifford Kocq van Breugel-barones Van Nagell. Ik ben door hen zeer hartelijk ontvangen en heb zonder enig voorbehoud toegang gekregen tot de familiepapieren en boeken die op 'mijn' periode betrekking hadden. Mijn bezoeken aan de familie Van Breugel en onze gesprekken leverden waardevol historisch materiaal op; daarnaast bood dit contact tal van nieuwe aanknopingspunten om me te kunnen verplaatsen in de hoofdpersonen van mijn verhaal en na te kunnen denken over de negentiendeeeuwse Nederlandse natievorming. Ik hoop dat ik met dit boek het in mij gestelde vertrouwen niet heb beschaamd.

Ook mijn werkgever, het Koninklijk Instituut voor de Tropen, heeft mijn onderzoek op vele manieren gesteund. Zoals de familie Van Breugel een negentiende-eeuws erfgoed tevoorschijn kon halen, zo zit ook dit instituut waar ik mag werken vol impliciete en expliciete verbindingslijnen naar de negentiende eeuw. Annemarijke Winkel, het voormalige hoofd van de Centrale Bibliotheek van het Tropeninstituut, maakte me attent op het Surinaamse plantagearchief van Gaspar van Breugel. Het bevatte door alle verwijzingen van deze Van Breugel naar zijn broers en zwager, de sleutel voor mijn idee om de negentiende-eeuwse Nederlandse expansiegeschiedenis te bezien vanuit het perspectief van één familie. Annemarijke Winkels tip is een van de vele voorbeelden die ik kan geven over hoe mijn collega's - specialisten op het gebied van hedendaagse tropische landbouw, gezondheid, kunst en cultuur, van koloniale geschiedenis en moderne zakenrelaties met de tropen - al jarenlang al doende hun kennis met mij delen. En daar waar ik dat in verband met mijn onderzoek expliciet vroeg - aan Koos van Brakel, David van Duuren, Jane Kusin, Carel van Leeuwen, Hans de Marez Oyens, Pieter Streefland - kreeg ik prompt reactie. Ook de andere collega's van de Centrale Bibliotheek, van de afdeling collecties, het archief, het depot, het fotobureau en de uitgeverij, hebben steeds voor me klaar gestaan. Tenslotte dank ik hierbij de directie dat ik in 1996 een half jaar 'vrijgesteld' werd 'van de verplichting tot arbeid', teneinde ongestoord aan dit boek te kunnen schrijven. De hartelijke manier waarop mijn directe collega's mijn onderzoeksproject hebben gerespecteerd en van tijd tot tijd mijn werk hebben opgevangen, heeft mij zeer aan hen verplicht.

Siep Stuurman en Peter van der Veer hebben hun namen eer aan gedaan. Ieder op zijn eigen wijze hebben ze mij van mijn praktijk/publieksgerichte instituutsgebonden werkervaring effectief de universiteit weer ingeloodst. Daar stuurden ze mijn scheepje in vliegende vaart midden in een woelige discussie: door snelle reacties op mijn vragen, een niet-aflatende stroom van wedervragen, verwijzingen naar relevante literatuur en uitnodigingen voor bijeenkomsten waar ik mijn ideeën uiteen zou moeten zetten voor een breder publiek. Dankzij

[pagina 6]
[p. 6]

de discussies met Siep Stuurman kreeg ik enigszins greep op het steeds opnieuw weerbarstige vraagstuk van de verhouding tussen het achttiende-eeuwse wetenschappelijke Verlichtingsdenken en de Europese expansie van de negentiende eeuw. Peter van der Veer introduceerde me bij zijn Onderzoekscentrum Godsdienst en Maatschappij, waar ik mij direct thuisvoelde.

Ook de inbreng van mijn familie wil ik hier noemen. Mijn grootouders van vaders kant vertrokken in 1914 naar Suriname als hernhutter zendelingen; mijn vader, ooms en tantes (oftewel 'de familie Zeist') werden daar geboren en groeiden op in Alkmaar aan de Commewijnerivier. Omdat Suriname me daarom van jongs af aan heeft beziggehouden, noem ik hier de familie als invloed. Maar ze is dat ook vanwege de hulp die ik kreeg bij het uitzoeken van allerlei onderdelen van dit boek. Met name mijn neef Peter, mijn zus Eva, mijn moeder, mijn vader en broer Maarten gingen als ik dat vroeg voor me aan de slag, ook al was voor hen niet altijd op te maken waar ik dan nu weer op afkoerste. Hun steun, en het enthousiasme van de rest van de familie, heeft me goed gedaan. In 1996 overleed mijn vader. Daarna schreef ik hoofdstuk 4, dat begint met de zeereis en God. Zo'n reis had hij als middelbare scholier in zijn eentje ondernomen, op weg naar een onbekend Nederland; het thema diende zich bij me aan als vanzelfsprekend onderwerp op die plek van het boek.

Dat boek raakt aan veel deel-specialisaties en telkens vond ik deskundigen die me verder stuurden. Van hen noem ik hier inzake Japan Isabel van Daalen (Japan-Nederland Instituut, Tokio), Yoko en Takeshi Doi, en Yasumasa Oka (Kobe City Museum). Rogier Bedaux, Kenn Vos en Pieter ter Keurs hielpen me bij het onderzoek in de collecties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde te Leiden. Dank voorts aan Nelleke Blomhoff, Peter Boomgaard, Bea Brommer, Bernard Gardi, Rita Loupias, Patricia Spyer, Alex van Stipriaan, Bonno Thoden van Velzen en Henk te Velde. Hun opbouwende inbreng en adviezen hebben er - met het materiaal dat ik via hen in handen kreeg - toe bijgedragen dat ik überhaupt zo veel thema's die mijns inziens samenhangen met de vorming van een cultuur van het imperialisme, heb dúrven aansnijden. De manier waarop ik dat heb gedaan is uiteraard mijn verantwoordelijkheid. Ik hoop dat ik hen er ook weer iets mee teruggeef. Hansje Galesloot en Arnold Koper hebben de koers van dit schip in ieder stadium van nabij gevolgd. Hun kritische lezing van conceptteksten, steevast gevolgd door een golf van vragen en suggesties, was stimulerend en heeft veel bijgedragen aan de structuur en betoogtrant van dit boek. Kiki de Haas heeft door zijn inzicht in materialen en technieken, zijn (kunst)historische en etnografische kennis en interesse in het onderwerp van dit boek, aan dat onderwerp mede vorm gegeven. En om in de termen van de scheepvaart te blijven: bij tijd en wijle was hij bovendien een buitenboordmotortje dat de vaart erin hield.

 

Oldeberkoop / Amsterdam

maart 1998


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken