Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tussen Medemblik en Hippolytushoef (1964)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tussen Medemblik en Hippolytushoef
Afbeelding van Tussen Medemblik en HippolytushoefToon afbeelding van titelpagina van Tussen Medemblik en Hippolytushoef

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.57 MB)

Scans (30.51 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tussen Medemblik en Hippolytushoef

(1964)–L.Th. Lehmann–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

[I]

Hier lig ik nu.

‘Gelijk een levende fontein van gloeiend snot’ zoals een schone versregel zou kunnen luiden, maar de aanleiding is niets dan een vertrouwde ziekte. Die heeft tenminste dit nut, dat ze de intellectuele vermogens verdooft. Wat zou ik me niet afschuwelijk vervelen als ik hier alleen de hele dag moest liggen zonder griep. Onder de muurschildering die ik indertijd gemaakt heb, omdat ik dacht dat het een nieuwe periode in mijn leven zou worden. Iemand die wat aan zijn kamer doet of laat doen!

Zijn persoonlijkheid straalt af op zijn omgeving, en een persoonlijkheid die dat doet, is sterk. Que de petites femmes... horreur, deze uitdrukking, en mijn muurschildering zou legendarisch worden. Hm, misschien is ze dat ook wel en hebben anderen er veel plezier van.

Maar ik kijk er zelf niet meer naar. Het is eenvoudig, maar niets is zo moeilijk als grote egale vlakken te maken, behalve wanneer men huisschilder is.

Ik ben alleen en het is erg dat er niemand voor mij komt. Toen ik een jaar geleden ziek lag kwam Nancy uit zichzelf, minstens om de andere dag. Nu gebeurt zoiets niet en ik voel me nog vrij tevreden. Mijn slijmvliezen smoren mijn hersens. Ik zou nu op de muur kunnen stompen en mijn buren kunnen verzoeken die of die op te bellen, maar het zou te veel speculeren op medelijden zijn. Ik moet me goed ziek voelen om zoveel zelfbeheersing te hebben. Ik ken mijn buren nauwelijks, daarom zou het te gek zijn als ik ze ver-

[pagina 6]
[p. 6]

zocht om op te bellen op een toon of ze het zelf verzonnen hadden, zoals ik het Hélène gevraagd heb toen ik Nancy wilde zien. En Nancy kwam later nog eens op eigen initiatief, ze is wel goed, als ze haar eigen zin mag doen.

Had ik hier nu maar een telephoon, dan kon ik alles een badinerende draai geven: ‘Beste Hélène. Als het je een tevreden gevoel geeft op ziekenbezoek te gaan, kun je dat nu uitleven. Ik ben namelijk ziek, maar heb nog proviand voor één dag, als je evenwel een brood zou kunnen meebrengen.’ Nee, het laatste zou het effect van het eerste bederven. De ultime flauwiteit trouwens, om je mopjes vooraf te bedenken, ach wat, hij had toch geen telephoon.

Wanneer zou de zon ondergaan? De klok stond als altijd stil. Een dood gezicht, starend over de chaos.

De rotzooi in het veld voor zijn bed was ook extra groot. Zijn ogen deden de ronde en bleven op een ding gevestigd. In een soepbord hingen een half brood en een broodtrommeltje als in diepe genegenheid tegen elkaar aan. De vereniging is hun onmogelijk geweest, en wedden dat de trommel leeg is, even proberen.

Idioot, deze nieuwsgierigheid, hoe kan ik het weten? Met iets gooien. Dat geeft toch een blikken geluid, zoiets helpt alleen bij suiker of meel of iets vloeibaars. Toch wil ik er naar gooien, is er iets binnen mijn bereik? Daar ligt een tafelmes.

Hij leunde uit het bed en greep het mes. Het zeilde statig door de lucht en belandde inderdaad boven op

[pagina 7]
[p. 7]

het trommeltje. Een nietszeggend blikken geluid. Als ik er iets harder tegen aan gooide, dat het trommeltje bewoog, dan hoorde ik misschien weer iets er in bewegen! Dwaas, dit enthousiasme! Wat heb ik nu nog? Wacht, een paar schoenen. Hiervoor moet ik helemaal het bed uit hangen. Is het koud? Niet erg.

De schoen ging ongeveer dertig graden uit de richting. Nog één kans. Oef, die staat nog verder. Maar ik heb hem. Nog wat meer op gaan zitten om te richten. In een boog, onderhands bowlen.

De schoen belandde midden voor brood en trommel die uit elkaar weken en de randen van het bord op de grond drukten. In het midden staken twee verse witte en vrij rechte breukranden omhoog. Dat maakt kruimels, die moet ik weer opvegen. Zorgen dat ik er niet in trap. Hij had de dekens al van zich, liep naar het trommeltje en trok het met een woeste beweging open. Daaruit vielen nog meer kruimels op de grond.

Voor ik koud word moet ik douchen. Hij ging achter het douchegordijn. Ook hier zitten scheuren in. Helemaal geen overgang, die eerste druppels, de angst ervoor is volslagen waanzin. Hij had nog het brood niet in de trommel gestopt. Aan de eis van orde en regel was niet voldaan. Maar daarom heb ik toch ook niet met schoenen gegooid, integendeel, en ik ben blij dat ik uit bed ben. De verticale gerichtheid maakt, dat het hoofd minder zwaar lijkt, misschien bloed dat eruit wegstroomt, of alleen de opluchting van het staken van een door eentonigheid vermoeiende toestand.

[pagina 8]
[p. 8]

We zijn nu al zover, dat die laag van onze uiterlijke persoon aan de beurt is, die zich aan het oog van derden... en tweeden ook in dit geval, voordoet. De moderne jongeman, is dat een begrip, zijn wij, ben ik representatief? Wat bindt ons? We willen er onopvallend uitzien. En daardoor opvallen? Misschien. Enfin, de moderne jongeman. Wat heeft hij aan? Grey flannels, hm, te baggy om representatief te zijn. Tweed jasje, kenbaar aan de kleur van groentesoep, veel wortelen erin. Overhemd, men trekt het eerder aan maar het valt later op. Khaki, dit is een teken des tijds, een rest van de oorlog, blijk van een meer kortstondige heidenloopbaan van de moderne jongeman? Maar nee, met geld betaald.

Wij hebben reeds over het jasje gemijmerd, wij kunnen het dromen. Een blijk dat wij te veel voor de spiegel staan. Over overhemd een trui, hm, kleur niet al te gelukkig, donkerblauw. Heb geen andere, wel dassen. Das waarin een of meer kleuren uit de groentesoep zo dicht mogelijk worden benaderd. Deze dragen wij elke dag. Hij is gekreukeld en de naad loopt er kurketrekkervormig omheen. De das is vermoeid, laat hem rusten. On va rencontrer une femme? Waarom niet? On va commettre une légère faute de goût. Légère? Tartan tie, draagt men evenmin als zegelring met andermans wapen. Het kan ons niets schelen, bijna niets. Clan Morrison, verzoent enigszins het tweed met de blauwe trui.

Hij was gekleed en liep naar het raam. Zijn kamer

[pagina 9]
[p. 9]

had een groot en breed raam, alsof het voor een atelier bestemd was. En wat zag je erdoor? De lucht. Dat je ook juist aan de rand van de stad woonde en dan nog van deze stad. Alleen aan de buitenste hoeken van het gezichtsveld lagen twee vooruitstekende einden van rode nieuwbouwblokken. Nu een kleur van oude bloempotten in de regen. Maar bij lage zon rood. De zon zelf kwam nooit te zien. Maar was even omnipresent als een toneelverlichting. Ja, toneel, dat was de lucht voor zijn raam. Men kon er alles in opvoeren. Grote gestalten, van goden en walkyren, konden er af en aan galopperen zonder ooit de horizon te raken. Zoals in die prent van die 17e-eeuwse Franse kopergraveur, waar de surréalisten mee wegliepen, die prent waarop je de dioscuren tegelijk als sterrenbeelden en als mannen op paarden zag. Hoe heette die graveur ook al weer...?

Nu er wolken waren, was het gordijn klaarblijkelijk dicht.

Niet te verwonderen, er zou vandaag wel zeker niets gebeuren. Maar soms als het blauw was, diepblauw was, kon hij alles verwachten. Als je lang in het blauw staarde, zag je alleen maar witte lijnen. Maar als hij zijn ogen sloot zag hij... wat voor een waardeloos visioen eigenlijk? Hij probeerde zich te herinneren, maar kwam niet verder dan wapperende haren en paardemanen. Wat ze er ook opvoeren, het is teleurstellend om aan te denken. Blauwe lucht, blauwe zee, vaart naar de gelukzalige eilanden, windstilte, boot

[pagina 10]
[p. 10]

gaat vanzelf. Zo vervolgt de zeeromantiek je van Homerus tot Edward Lear... The elderly Quangle-wangle. Je kunt nooit origineel zijn. Imram Brain en Voyage d'Urien. En je had zelfs geen zeilboot wat in dit seizoen niet al te erg was. Wie niet per schip kan reizen, waarheen ook, reist per tram. Wij zullen naar buiten gaan, de kleine beterschap is de verveling niet waard.

Ik trek mijn regenjas aan en zet mijn hoed op. Representatief. Dwaas dat dit woord hem steeds te binnen schoot bij kleren. Hij dacht te veel aan kleren. Of nee, het deed het woord geheel recht wedervaren. Representatief zijn is iets te geks om los te lopen. Een bepaalde manier van de hoed te deuken, een bepaalde graad van vuilheid van een witte regenjas kunnen representatief zijn, maar een geestesgesteldheid, nee, met al je uitingen onder je kleren kun je alleen jezelf representeren. En al representeer je toevallig anderen? Dat kan ons ik toch niet schelen.

Wij doen de deur op slot en gaan de trap af. Mijn benedenburen ken ik niet en zij mij waarschijnlijk wel. Nog een laatste blik in de spiegel! Waarom? Beter niet.

La bellezza di mio corpore e singolare... Sei matto.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken