Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tussen Medemblik en Hippolytushoef (1964)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tussen Medemblik en Hippolytushoef
Afbeelding van Tussen Medemblik en HippolytushoefToon afbeelding van titelpagina van Tussen Medemblik en Hippolytushoef

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.57 MB)

Scans (30.51 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tussen Medemblik en Hippolytushoef

(1964)–L.Th. Lehmann–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 28]
[p. 28]

[III]

Na de afsluiting van deze periode begaf zich onze held naar de straathoek, waarlangs de electrische wagen zich zojuist bewogen had. Hij gevoelde zich uiterst neerslachtig en liep met sloffende en slepende tred, die toch niet dezelfde was die sommigen studiosi, die zich in verschillende wetenschappelijke disciplinen bekwaamden in dit kleine doch vermaarde stedeke, eigen was, hoewel ook bij deze conventionele tred het bovenlijf vooroverhing en het hoofd als het ware loerend tussen de schouders gezakt was, de smalle hoofdstraat in. Vergeefs trachtte hij zijn gemoed nieuwe veerkracht te geven door speculatiën, zoals waarom het woord bivalva in onbruik geraakt was. Voor zijn geestesoog verschenen kennissen en clubgenoten, op wie hij vermoedde dat de betiteling misschien toepasselijk kon zijn of worden. Maar geen van dezen had alle eigenschappen, die de bivalva, zoals hij honderd jaar geleden door een locaal penvoerder gekenschetst was, maakten tot wat hij was. Misschien zou hijzelf na enige jaren, wanneer zijn studie, hetgeen waarschijnlijk was, niet bijzonder snel zou gaan, het enigszins verwaarloosde uiterlijk bivalvae vertonen, maar geenszins had hij de juiste inborst, want een ware bivalva sloeg zijn hond. En onze held had zelfs geen hond.

Met zulke en andere overwegingen kortte hij zich de tijd, af en toe ook neuriënde, of zingende in de verscheidene talen, die hij machtig was, zoals vele jongelieden in deze tijd.

Hij hield de linkerzijde van de straat hoewel hij in het

[pagina 29]
[p. 29]

voorbijgaan wel enige zijdelingse blikken wierp naar een statig, gepleisterd huis aan de overzijde, waar een helft van de onderverdieping was uitgesloopt om een voorhal te vormen voor een theaterzaal, alwaar men bewegende beelden vertoonde door middel van de kinematograaf. Niet bewegende daguerrotypen waren aan de wanden van deze hal aangebracht die de voorbijganger enigszins op de hoogte stelden van het gebodene daarbinnen, met het oogmerk dat deze voorbijganger zich zou laten verleiden om enig geld te betalen en naar binnen te gaan. Onze held echter, besluitende dat ook het slechts bezichtigen van de algemeen toegankelijke afbeeldingen een versnippering van zijn kostbare tijd zou zijn, vervolgde zijn weg, die overigens vandaar af nog maar enige meters lang was. Daar immers was reeds de hoge stoep van een gebouw dat hoewel zeker niet gebouwd door de beste bouwmeester in den lande, bij velen een verdiend aanzien genoot en waarvan bekend was dat oude en eerbiedwaardige heren, hoge posten bekledend in 's lands bestuur, ontroerd werden door het denken eraan.

Onze held hoefde echter nog geen zo grote ontroering te gevoelen, want hij behoorde nog tot de bevoorrechten die dit gebouw geregeld betraden. Het gebrek aan wijding, ja, de familiariteit waarmee hij de vijf treden van de stoep besteeg, zouden dan ook alleen den onachtzamen toeschouwer als ongepast kunnen voorkomen. Na de zware deuren opengeduwd te hebben, stond hij in de met tegels geplaveide gang en nam zijn

[pagina 30]
[p. 30]

weg onderlangs de muur aan de linkerkant, waar op een zwart bord convocaties en andere mededelingen waren aangeprikt.

Links houdende op de tegelvloer van deze gang, bekeek hij de verschillende stukken papier, gevuld met letters, deels in druk, en symbolische afbeeldingen en emblemen, zoals de drie van Waterloo en hardlopende mannen, afgebeeld in die bewogen stijl die vooral zo bekend is geworden door de grote Franse graveur Gustave Doré. Geen van deze mededelingen beloofde hem voor de naaste toekomst enig vertier, dus liep hij snel het bord voorbij en groette minzaam de jassenknecht, die daar achter zijn venster zat. De dubbele deur naast dit venster binnengetreden zijnd hing hij zijn hoed en overjas aan een haak. Vandaar begaf hij zich naar de twee houten hokjes onder de brede trap, die langs een wand van de hal naar boven leidde. Hij betrad één van deze, waarin, door een vernuftig apparaat onder de vloerplanken aangebracht, bij het betreden van deze laatste, een electrisch licht aan de zoldering ging schijnen. Toen hij echter midden in dit kabinet stond, bemerkte hij, dat de vloerplanken in een schommelende beweging geraakt waren en dat korte perioden van licht en donker om hem heen elkaar met duizelingwekkende snelheid opvolgden, zodat hij besloot niet al zijn vertrouwen te stellen in het blijkbaar te ambitieus vernuft des bouwers en zich liever naar het belendende kabinet te begeven. Dat was er oorspronkelijk op ingericht geweest om op dezelfde wijze

[pagina 31]
[p. 31]

licht te ontvangen, maar de apparatuur had daar reeds geruime tijd geweigerd het beoogde effect te bewerkstelligen, zodat men op ongeveer schouderhoogte een knop had aangebracht, die tot nu toe de bezoekers nog niet aldus teleurgesteld had.

Zoals de schrandere lezer misschien al geraden heeft, verleenden deze beide kabinetten onderdak aan de welbekende en alomtoegepaste uitvinding van Alexander Graham Bell. Na de voorgeschreven manipulaties aan de glanzende zwarte machine ten uitvoer te hebben gebracht, gelukte het onzen held dan ook de stem te vernemen van de echtgenote van de pikeur van de plaatselijke manege. Aangezien haar echtgenoot bezig was enige lieden in de edele rijkunst te onderwijzen en dus Everard niet te woord kon staan, verzocht deze haar hem (den pikeur) te gaan vragen of hem (onzen held) nog deze avond voor een uur een paard beschikbaar gesteld worden kon. Zij begaf zich op weg, hem overlatend aan overpeinzingen over het picturaal talent zijner medestudiosi, die de hem omringende planken overdadig geïllustreerd hadden door middel van daarvoor ongeschikte pennen, die ongetwijfeld hun meesters nadien bij het maken van haastige excerpten van de wijze woordenstroom eens professors, slechter gediend zullen hebben.

Na niet al te lange tijd kwam evenwel de dame terug met een bevestigend antwoord en noemde hem tevens de tijd waarop hij verwacht zou worden. Everard bedankte haar en verliet, na het apparaat de samenhang,

[pagina 32]
[p. 32]

waarin het verkeerde, wanneer het niet gebruikt werd, hergeven te hebben, het vierkante kabinet.

In de muur vlak naast het kabinet, bevond zich de deur naar de zaal, waar zich zovele betekenisvolle gebeurtenissen hebben afgespeeld in het leven van het zich geestelijk ontwikkelende en vroeger veelal met aardse goederen rijk bedeelde deel onzer spes patriae. Men kan het onzen held niet euvel duiden, dat hij zich even verlegen voelde bij het openen van deze deur, zoals dat trouwens het geval is met allen die de zaal erachter gewoonlijk vele malen per week betreden. Immers, het is begrijpelijk dat het betreden van deze plaats hun vele gedachten aan verleden en toekomstig jolijt te binnen brengt, als men hunne jonge jaren in acht neemt. De kans bestaat, dat men in een kring van gelijkgestemde vrienden opgenomen, de verdere avond, ja, niet zelden de daarop volgende nacht en zelfs de morgen, op allergenoeglijkste wijze zal doorbrengen, maar evenzeer is het mogelijk dat wat betreft bekende gezichten, in de zaal zich een nare leegte zal voordoen, dat om te groeten er slechts de bedienden zijn, wier conversatie, volgens sommigen, die het geduld hebben gehad om dit uit te vinden, buitengewoon interessant kan zijn, maar slechts zelden in voldoende mate genoten kan worden, zeker niet wanneer zij bezig zijn met het bedienen van een, voor een op aangenaam gezelschap hopende, zo niet naamloze dan toch vrij onaantrekkelijke massa, zoals die zich nu aan Everard voordeed. Men kan dus zeggen dat onze held, hoewel niet

[pagina 33]
[p. 33]

in zijn verwachtingen bedrogen, toch in zijn hoop teleurgesteld werd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken