Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Liefde en logica (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van Liefde en logica
Afbeelding van Liefde en logicaToon afbeelding van titelpagina van Liefde en logica

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.57 MB)

Scans (13.93 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Liefde en logica

(1952)–Clare Lennart–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 192]
[p. 192]

Als kortingen

Het is altijd op Zondag dat tegen het middaguur de oude mannetjes als sprinkhanen uitzwermen over de cafetaria. Oude mannetjes van Drees, oude mannetjes met een klein pensioentje of een klein baantje, zwervers, straatventers. En dit Zondags bezoek aan de cafetaria is voor hen een feestelijke gebeurtenis, want het betekent voor verreweg de meesten de enige warme maaltijd van de week.

Ze treuzelen dan ook lang bij het kastje, waar de gerechten van de dag staan uitgestald. Wat zal het ditmaal zijn: boerenkool met worst, karbonade met spersiebonen of bloemkool met een bal gehakt? Als ze eindelijk hun keus bepaald hebben, zeggen ze bezwerend tegen de juffrouw, die opschept: ‘Juf, mij nog een scheppie jus!’ Want ze denken dat vet hun leven verlengen kan en leven, hoe dan ook, willen ze allemaal graag. Dan, met hun volgeladen blad schuifelen ze naar een tafeltje en daar verzinkt voor hen de wereld. Alleen dat bord met warm eten blijft over. Ze eten begerig maar toch bedachtzaam, smakken genietend, soppen hun aardappels in de jus. Als iemand ze dit eten zou willen afnemen, er zelfs maar naar wijzen zou, zouden ze stellig grauwen als een beest.

Maar als ze dan toe zijn aan de laatste hapjes, is er weer plaats in hun geest voor zoiets als diplomatie. Ze gaan nu met opzet langzaam eten, bewaren een hapje, want zolang ze hun bord niet leeg hebben, kan niemand ze wegjagen uit de warmte, de behaaglijkheid, de luxe van de cafetaria. Ze maken een praatje met een buur over hun kwalen, over de duurte, over Drees.

‘Mij heeft hij deze maand weer tachtig cent te kort gedaan,’ zegt er een, alsof Drees dit alles uit zijn eigen zak betaalt. En ze dromen van de heerlijkheid, voor hen stellig niet weggelegd, zó rijk te zijn, dat je iedere dag in een cafetaria kunt gaan eten.

Dat is zo het gewone beeld van de cafetaria's Zondags tegen een

[pagina 193]
[p. 193]

uur of één. Maar deze Zondag bracht voor de oude mannetjes naast genot ook sensatie.

Het gepuf en geknal van de auto was nauwelijks tot hen doorgedrongen, maar nu stapte er een familie de cafetaria binnen, die hen de warme maaltijd een ogenblik deed vergeten. Zelfs de portier, die groot en weldoorvoed, zo verwaten neer kan zien op de oude mannetjes, werd er klein van. Statig, alsof ze in een optocht meeliepen, kwamen ze langs hem heen geschreden. Eerst de man, een lange, knappe kerel, zigeunertype, heel donker van huid met gitzwart haar, blinkende ogen en een arrogant snorretje. Tussen zijn hagelwitte tanden, waar zo op het oog niets aan mankeerde, flonkerde een gouden tand. Misschien had hij op een keer een tand in een gevecht verloren. Hij moest goed kunnen vechten, goed kunnen dansen. Hij liep als een panter.

Na hem kwam de vrouw, jong nog, ook heel bruin van huid en heel dik. Maar haar dikte was niet iets wanstaltigs. Het was waarlijk een bloei van het vlees. Haar lang zwart haar hing los op de rug en ze glimlachte - ja hoe? - in ieder geval zonder een zweem van coquetterie, alsof ze voortzweefde in een wolk van zoete gedachten. Misschien dacht ze aan de liefde, misschien aan rode rozen, misschien aan taartjes met slagroom. Ze was gekleed in een bontgebloemde lange rok vol scheuren en een laag uitgesneden rose camisooltje, dat prachtig kleurde bij haar bruine huid. Daar overheen droeg ze enkel een openhangend, groen wollen vest. Dan volgden de kinderen, vier op een rij, de oudste een jaar of acht, de jongste niet ouder dan drie. Prachtige kinderen met glanzende zwarte ogen en, hoewel ze gekleed gingen in lompen, die hun bijna van het lijf af vielen, met een onbeschrijfelijke fierheid in hun houding. Murillo zou ze zo tot model genomen hebben voor zijn romantische straatjongens.

De vader - hij was de enige wiens kleren heel waren - tastte in zijn broekzak en haalde een handvol kleingeld te voorschijn, dat hij kwistig uitdeelde. En toen zwermden de kinderen naar de ijsbar, de vrouw drentelde naar de gebakjes. Hij zelf sloeg voor de hele familie koffie in. Even later hadden ze de grote middentafel in beslag genomen. Ze begonnen te eten, niet met overleg zoals de

[pagina 194]
[p. 194]

oude mannetjes. Welnee, ze aten zoals mensen doen, die gewend zijn het er goed van te nemen, voor wie taartjes dagelijkse kost zijn.

En de oude mannejes keken. O stellig, vol afkeuring. Afkeuring was het voorgeschreven gevoel en ze waren op hun leeftijd niet meer revolutionnair. Maar onder die afkeuring smeulde toch een diep benijden. Zo te kunnen leven, zonder angstvalligheid, zonder verder te denken dan de dag van vandaag. De dag te plukken als een bloem! Was het een bloem met dorens, dan gooide men haar weg. Morgen kwam een nieuwe dag, allicht een betere. Zo met het geld in je broekzak te rammelen! Zo te glimlachen, alsof je dacht aan de liefde, aan rode rozen, aan taartjes met slagroom! Zo fier rechtop te durven gaan met een hoofd vol luizen!

Ze kochten nog wat voorraad in om mee te nemen en schreden toen, even statig als ze gekomen waren, weer langs de portier. Hun auto stond langs het trottoir geparkeerd. Het was in de drukte bijna onopgemerkt gebleven dat ze per auto gekomen waren, maar nu keken vele paren felle oude-mannen-oogjes hen na.

Als zij fantaseerden over rijk-zijn, dan was het eerste, waar ze aan dachten: rijden in een auto. Deze mensen réden in een auto. Het was een raar hoog wagentje, dat er uitzag of de onderdelen met touwtjes aan elkaar waren geknoopt, maar voor de oude mannetjes was een auto een auto. De man zette zich achter het stuur. De vrouw zeeg glimlachend naast hem neer, haar brede schoot vol taartjesdozen. Achter de raampjes verdrongen zich de ruige hoofden van de kinderen. Op de voorruit van de auto zat het insigne van de Wegenwacht.

Het wagentje pufte, blies een rookwolk uit en toen, met een hooghartige glimlach voor de op het trottoir samengedromde nieuwsgierigen, met een flitsen van de gouden tand, reden ze weg. De oude mannetjes zochten hun plaats weer op.

‘Zulke schooiers’, zei er een tegen zijn buurman, ‘ze leven toch maar als koningen.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken