Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze voorouders in verschillende taferelen geschetst. Deel 2. Chariëtto. De Saxische weezen. De Friezen te Rome (1839)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze voorouders in verschillende taferelen geschetst. Deel 2. Chariëtto. De Saxische weezen. De Friezen te Rome
Afbeelding van Onze voorouders in verschillende taferelen geschetst. Deel 2. Chariëtto. De Saxische weezen. De Friezen te RomeToon afbeelding van titelpagina van Onze voorouders in verschillende taferelen geschetst. Deel 2. Chariëtto. De Saxische weezen. De Friezen te Rome

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.50 MB)

ebook (2.99 MB)

XML (0.57 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze voorouders in verschillende taferelen geschetst. Deel 2. Chariëtto. De Saxische weezen. De Friezen te Rome

(1839)–Jacob van Lennep–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

IX.

Een gedeelte van Wichmans Quaden had ter bestemder tijd de grachten van den burcht overgezwommen: en daar zij van haken en ladders voorzien waren, was het hun niet moeilijk gevallen, binnen het gebouw te geraken en vervolgens, door het openzetten der poort, hunne makkers in te laten. Eene diepe stilte heerschte daar binnen: en zelfs had men

[pagina 86]
[p. 86]

nergens, noch op den muur, noch aan de poort, eenen wachter opgemerkt. Het was op dit oogenblik, dat het sein, door Odo gegeven, hun in de ooren klonk.

- ‘Verraad?’ zeide Wichman, nadenkend: ‘en welk verraad zoude ons bedreigen? Zijn wij geen meesters van den burcht.’ -

- ‘Volkomen!’ zeide een der zijnen tot hem komende: ‘te meer daar de burcht verlaten schijnt. Er is geen muis in te vinden.’ -

Maar op dit oogenblik woei hun eene benaauwde brandlucht te gemoet en hoorde men het knappen en kraken van hout, dat door de vlam was aangetast.

- ‘Het is de soldaat, met wien ik gisteren sprak,’ zeide Bavo, ‘die volgens afspraak den brand in den toren heeft gestoken.’ -

- ‘Neen! bij Thor! het is niet in den toren,’ riep een ander, met spoed binnenstuivende: ‘de brand is aan de poort, in de benedenvertrekken, overal. Men rookt ons hier als bokking.’ -

Wichman snelde het vertrek uit, waarin hij zich bevond: het was indedaad zoo: van alle zijden stegen de vlammen naar boven, en de Quaden, meesters van den burcht, zagen zich door een muur van gloed en vuur den weg afgesneden om dien weder te verlaten.

Ten einde den lezer opheldering te geven, hoe zich dit had toegedragen, en hoe Chariëtto zich met de zijnen zoo op eenmaal in de nabijheid bevond, dienen wij een korten terugstap in ons verhaal te maken.

[pagina 87]
[p. 87]

Chariëtto was, gelijk wij gezegd hebben, op last van Juliaan naar Trier getogen en had er zijn makkers bijeenverzameld. Ter bestemde tijd te Tongeren verschenen, had hij aan Juliaan zijne plannen opengelegd om de Quaden te verdelgen, en van dezen verlof bekomen naar goeddunken te handelen en des noods over de bezettingen aan den Nederrhijn te beschikken. Hierop, en met het oogmerk om de Quaden onbemerkt te kunnen overvallen, had hij aan zijne makkers gelast, elk voor zich, en langs verschillende wegen naar den Brittenburg te reizen, dien hij tot hereenigingsplaats bepaald had. Daar gekomen, vertoefde hij niet lang met zijne listen ten uitvoer te leggen. Hij zond vijfhonderd man naar den krommen Ijssel, die aldaar, gelijk wij gezien hebben, door Walter ontmoet werden en mede hunne geheime lastgeving hadden bekomen. Hij zelf, met eenige anderen, begaf zich naar de sterkte aan de Maas: en de gewaande krijgsknecht, die aan Bavo zijne medehulp ter overrompeling van den burcht beloofde, was een der zijnen, met eene bedriegelijke boodschap naar Wichman afgezonden: welke boodschap hij echter na het gesprek met Bavo noodeloos achtte te volbrengen Chariëtto, ten gevolge daarvan een aanval op de sterkte verwachtende, had er de bezetting uit doen gaan, die zich in de timmerwerf verborgen hield, terwijl hij zelf, met zijne gezellen, in het meergenoemd rietboschje in hinderlaag bleef. Slechts één man had hij in het slot achtergelaten, met last om, zoodra de Quaden de wallen beklommen, den brand te steken in eenen

[pagina 88]
[p. 88]

menigte licht ontvlambare stoffen, aan de poort en in het benedenste gedeelte van het gebouw daartoe te samen gebracht, - en zich voorts langs een touw van den muur te laten zakken en naar de werf te begeven. Alles was overeenkomstig het verlangen van Chariëtto afgeloopen, en deze stond thands met de zijnen voor het kasteel den brand te beschouwen.

- ‘Zullen wij ons hier als kreeften laten gaar koken,’ brulde Wichman, terwijl hij overal een uittocht poogde te vinden door de duisternis, welke de verblindende stikdamp te weeg bracht: ‘Op! mijn gezellen! werpt om wat u hindert. Stoot de ramen open! Er moet een middel zijn, om hier uit te geraken.’ -

En, een venster vindende, zag hij naar buiten, blies op zijn hoorn en deed het noodsein herklinken.

- ‘Wichman den Zwarte!’ riep hem Chariëtto toe van beneden met eene hoonende stem: ‘gij blaast vergeefs. Uwe krijgsmakkers kunnen u niet te hulp komen. Gij herkent mij, vertrouw ik. Het is Bernulf, die wraak neemt over het ongelijk, hem aangedaan.’ -

- ‘Bernulf!’ riep Wichman, in machtelooze woede: en hij maakte zich reeds gereed den sprong uit het hooge venster te wagen, en of redding of den dood te vinden, toen een zijner medgezellen hem kwam waarschuwen dat men een achtertrap gevonden had, die op de wallen uitkwam.

- ‘Zij kunnen den dood niet ontgaan,’ zeide Chariëtto; - maar op hetzelfde oogenblik hoorde hij een hoorn op de Maas blazen, en bijna terstond

[pagina 89]
[p. 89]

daarna een oorverdoovend geschreeuw en strijdgerucht. Het was de bende van Segemund, die, juist aangeland, door de Romeinsche kohorte uit de timmerwerf werd besprongen.

- ‘Snelt de kohorte ter hulp!’ riep Chariëtto: ‘daar ginds zijn er nog meer, die in den strik loopen.’ -

En allen, zijn voorbeeld volgende, ijlden naar de werf, waar thands een moorddadig gevecht geleverd werd. De Quaden, slechts gedeeltelijk geland, dolven het onderspit en zagen zich tot wijken gebracht, toen op eens een nieuwe hoorneklank hen tot het vervatten van den aanval aanspoorde en hun moed herlevendigde.

- ‘Op! strijders van Wichman! toont, dat gij u door geene overmacht ontzetten laat!’ riep de gevreesde aanvoerder, die, met eenigen der zijnen, als door een wonder uit den burcht ontkomen, op eenmaal in 't heetste van den strijd te voorschijn trad.

- ‘Wichman!’ riep Chariëtto: ‘Spitsbroeders! maakt ruimbaan. Het is slechts aan mij, den gehaten booswicht te vellen.’ -

En, als een tijger toespringende, verhief hij zijn zware strijdakst boven het hoofd van Wichman, die den gedachten slag behendig met zijn bijl wist te keeren. Vreesselijk klonken nu beider slagen, en weldra stroomde aan wederszijden het bloed uit de wonden. Maar de krijgsmakkers van Wichman vielen om hem heen, en de volgers van Chariëtto drongen gestadig dichter op hem aan. Lang had hij met

[pagina 90]
[p. 90]

moed en behendigheid zijnen reusachtigen vijand het hoofd geboden; maar eindelijk, door eene Romeinsche speer in de zijde getroffen, wankelde hij en viel. Chariëtto lichtte zijn wapentuig omhoog, ten einde hem den laatsten slag toe te brengen, toen hij zijn arm voelde vastgrijpen en terughouden: en de strijdakst kwam naast Wichman in het slijk te land. Woedend verhief Chariëtto zijn vuist en deed dien nederdalen op den schedel des ongelukkigen, wiens tijdige tusschenkomst aan Wichman het leven gered had.

‘Red u vader!’ stamelde Odo, terwijl hij neêrviel: en zijne oogen sloten zich. De arme knaap was in den drang tot nog onopgemerkt gebleven, en had, toen hij Wichman zag vallen, zijn leven voor dat zijns vaders willen opofferen.

Wat dezen betrof, hij was reeds op de been. ‘Wraak!’ brulde hij, op Chariëtto inbouwende; maar zes zijner Quaden, de laatsten, die nog streden, alles verloren ziende, besloten voor het minst zich voor hun vorst op te offeren: twee hunner grepen Wichman op: en terwijl de overigen hem tegen de slagen zijner vijanden verdedigden en een voor een bezweken, gelukte het hun beiden, den vorst in eene der schuiten te werpen. De eene stortte dood neder op het oogenblik, dat hij hem na wilde stappen: de tweede geraakte in het vaartuig, stak van wal en roeide met zijnen aanvoerder weg, terwijl de nacht hen weldra aan het gezicht hunner vijanden onttoog. Maar niet verre waren zij voortgeroeid, toen dit geluid der riemen ophield: en Wichman, oprijzende om daarvan de oorzaak te vernemen, zag zijn medgezel dood op

[pagina 91]
[p. 91]

de roeibank liggen. De ongelukkige had zijne laatste krachten verspild om zijnen aanvoerder te redden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Onze voorouders in verschillende taferelen geschetst (5 delen)