Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze voorouders in verschillende taferelen geschetst. Deel 2. Chariëtto. De Saxische weezen. De Friezen te Rome (1839)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze voorouders in verschillende taferelen geschetst. Deel 2. Chariëtto. De Saxische weezen. De Friezen te Rome
Afbeelding van Onze voorouders in verschillende taferelen geschetst. Deel 2. Chariëtto. De Saxische weezen. De Friezen te RomeToon afbeelding van titelpagina van Onze voorouders in verschillende taferelen geschetst. Deel 2. Chariëtto. De Saxische weezen. De Friezen te Rome

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.50 MB)

ebook (2.99 MB)

XML (0.57 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze voorouders in verschillende taferelen geschetst. Deel 2. Chariëtto. De Saxische weezen. De Friezen te Rome

(1839)–Jacob van Lennep–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige
[pagina 396]
[p. 396]

Aanteekeningen.

Bladz. 195. Reg. 6. Van den moord, aan den vromen Bonifaas en zijne monniken gepleegd, vinden wij een bevallig ingekleed verhaal in het jaarboekje tesschelschade voor 1838, welk verhaal met mijn adegild (Nederl. Legenden I en II) strekken moge om de gaping in te vullen tusschen de Saxische Weezen en de Friezen te Rome gelaten.
Bladz. 195. Reg. 20. De moorddadige aanslag tegen Paus Leo wordt door den tijdgenoot Eginhard of Einhard, (hij pertz Monumenta Germaniae Historica I in deze woorden verhaald:

Romae Leo papa, cum, letaniam processurus, de Lateranis ad ecclesiam beati Laurentii, quae ad graticulam vocatur, equo sedens pergeret, in insidias a Romanis dispositas, iuxta eandem basilicam incidit. Ubi equo deiectus, erutis oculis, ut aliquibus visum est, lingua quoque amputata, nudus ac semivivus in platea relictus est. Deinde iussu eorum, qui huius facti auctores fuere, in monasterium sancti Herasmi martyris velut ad curandum missus, Albini cuiusdam, cubicularii sui, cura noctu per murum dimissus, a Winigiso duce Spolitino, qui audito huiusmodi facinore Romam festinans advenerat, susceptus, ac Spoletium deductus est.

[pagina 397]
[p. 397]

Opmerkelijk is het, dat, terwijl de overige Kronijkschrijvers schier allen verhalen, dat de Paus werkelijk van het gezicht en de spraak beroofd werd, en zijne latere genezing alzoo aan een wonderwerk toeschrijven, Eginhard alleen, door de voorzichtige toevoeging der woorden: ut aliquibus visum est, te kennen geeft, dat hij niet in deze meening deelt of althands aan geen mirakel gelooft.

Bladz. 204. Reg. 15. Wirundus was Abt van de abdij van Stablo, in de (tegenwoordige) Provincie Luik, niet verre van Verviers gelegen. Hij was werkelijk, met den Hertog van Spoletium, Landvoogd (Legatus) van Italië voor Karel, en bracht mede, volgens sommige Kronijken, (bij pertz I) het zijne toe ter bescherming van den Paus. Wellicht is het ten gevolge der door hem aan Karel bewezene diensten, dat de Abten van Stablo later tot Rijksvorsten zijn verheven geworden.

Bladz. 210. Reg. 1. Paladijn is, gelijk men weet, een tijtel, door de Ridderromans aan de helden der middeleeuwen gegeven, doch dien men zonder vrucht in de geschiedenis zoude zoeken, ten zij men dien voor denzelfden houde met Palatijn. Zie moreri in voce.

Bladz. 225. Reg. 19. Desiderius, laatste Koning der Longobarden, werd in 774 door Karel den Groote, wiens hulp Paus Hadriaan tegen hem had ingeroepen, van den throon gestooten. Zie aimon. IV. c. 69. 80 paui. diac. Chron. VI. de gestib. Long. en de Annales bij pertz I. Zijn zoon Adalgisus, te dier gelegenheid naar Constantinopel geweken, en aldaar met de waardigheid van Patriciër bekleed, deed in 778 een inval in Calabrië, doch werd door de legers van Karel teruggeslagen. Volgens sommigen werd hij gevangen en

[pagina 398]
[p. 398]

ter dood gebracht: volgens anderen ontkwam hij en eindigde zijne dagen te Constantinopel. De jongere Adalgisus, in mijn verhaal voorkomende, is niet hem, maar mij het bestaan verschuldigd.

Bladz. 226. Reg. 1. Het toenmalige Hertogdom Benevent bezat eene grootere uitgestrektheid dan het tegenwoordige Prinsdom; daar het, behalve het eigenlijke grondgebied van dien naam, ook het grootste gedeelte van het Koninkrijk Napels bevatte.
Bladz. 226. Reg. 23. Pepijn, zoon van Karel den Groote uit zijne tweede vrouw Hildegard, werd in 781 tot Koning van Lombardijen verheven, en stierf in 810 voor zijnen vader.

Bladz. 227. Reg. 22. Graaf Diederik was, gelijk blijkt uit de Annales Einhardi ad ann. 782. bij pertz I, een bloedverwant van Karel en tevens een zijner dapperste krijgsoversten. Naar de gissing van sommigen (als heda p. 51. g. van loon Al. Holl. Hist. II. bl. 11.) zouden de Graven van Holland van hem afstammen. Zie wijders over hem de noot, door den Heer Mr. A. van Halmael gevoegd achter zijn treurspel Radboud de Tweede, waarin deze Diederik eene niet onbelangrijke rol voert.

Bladz. 246. Reg. 1. De Friesche wollen stoffen waren te dezer tijd zeer in aanzien. Zie wagenaar II. bl. 8. en de Schrijvers, aldaar aangehaald.

Bladz. 270. Reg. 1. De alhier voorkomende Obelisk is wellicht dezelfde, die thands nog op de groote plaats voor de Sint Pieters kerk prijkt en door Caligula uit Egypte naar Rome gevoerd, vroeger zijn Circus vercierde.

Bladz. 295. Reg. 5. Nepi is slechts eene kleine stad op den weg van Rome naar Viterbo; doch schijnt vroeger aanzienlijker te zijn geweest. Ik vind althands een Her-

[pagina 399]
[p. 399]

tog van Nepi (dux Nepesinus) hij Platina, de vita. Pontificum, p. 223.

Bladz. 297. Reg. 5. Het was eigenlijk eerst in 801, dat Isaac door den Khalif aan Karel gezonden werd. Zie de Annales Einhardi, op dat jaar. In 807 werd dat gezantschap hernieuwd en kostelijke geschenken bij die gelegenheid aan Karel gezonden welke men opgenoemd vindt in de Annales Einhardi Fuldensis ad annum 807 bij Pertz.

Bladz. 329. Reg. 14. Irene, echtgenoote van Keizer Leo IV, bleef na den dood van dezen, die in 780 voorviel, het rijk eerst in naam van haren onmondigen zoon beheerschen; doch liet hem, toen hij tot mannelijke jaren kwam, de oogen uitsteken, en regeerde voorts alleen tot in 802. Deze staatzuchtige vorstin liet zelfs hare hand aan Karel den Groote aanbieden, en de onderhandelingen waren reeds aanmerkelijk gevorderd, toen zij door zekeren Niceforus van den throon gestoten werd.

Bladz. 335. Reg. 28. Het Paleis, waarvan in den loop van dit verhaal gewach wordt gemaakt, is waarschijnlijk hetzelfde, dat Nero nabij zijnen tuinen liet bouwen en hetwelk naderhand door Constantijn aan den Paus in eigendom geschonken werd.

Bladz. 372. Reg. 4. Het is bekend, dat Karel, te midden der weelderigheid van zijn hof, de grootste eenvoudigheid in kleeding en spijzen bleef bewaren.

Bladz. 376. Reg. 18. Volgens Platina de Vita Pontif. p. 231 was Keizer Leo IV een groot minnaar van edelgesteenten, zoo zelfs, dat hij zich nooit vertoonde dan met eene kroon op 't hoofd, welke met de kostbaarste juweelen was samengesteld. Aan de zwaarte dier

[pagina 400]
[p. 400]

steenen of aan de koude der juweelen schrijft men de beroerte toe, welke zijn leven eindigde.

Bladz. 393. Reg. 30. Volgens de geschiedenis zond Karel den Paus, die hem, na zijn ongeval, te Paterborn kwam opzoeken, terstond met een goed geleide naar Rome terug, en volgde hem zelf aldaar in het jaar 800, terwijl de krooning en het straffen van Paschalis en Campulus eerst in 801 op het Kersfeest plaats hadden.

Ofschoon werkelijk Grimoald, Hertog van Benevent, zich te dier gelegenheid tegen Karel verhief, is echter zijn eedgenootschap met den Hertog van Ferrara, (een personaadje van mijne vinding,) geheel verzonnen. Eene dergelijke rol als die Bohemund hier voert, speelde ten behoeve van het huis van Desideer, Rotgaud, Hertog van Frioul, die zijne verheffing insgelijks aan Karel te danken had.

Bladz. 394. Reg. 8. Magnus Forteman was, volgens de oude Kronyken, de eerste, die onder den tijtel van Potestaat, Friesland bestuurde.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Onze voorouders in verschillende taferelen geschetst (5 delen)