Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Poëtische werken. Deel 3. Nederlandsche legenden. Deel 5 en 6 (1860)

Informatie terzijde

Titelpagina van Poëtische werken. Deel 3. Nederlandsche legenden. Deel 5 en 6
Afbeelding van Poëtische werken. Deel 3. Nederlandsche legenden. Deel 5 en 6Toon afbeelding van titelpagina van Poëtische werken. Deel 3. Nederlandsche legenden. Deel 5 en 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.04 MB)

Scans (2.81 MB)

ebook (3.19 MB)

XML (0.37 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Poëtische werken. Deel 3. Nederlandsche legenden. Deel 5 en 6

(1860)–Jacob van Lennep–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige
[pagina 304]
[p. 304]

Antwoord.

 
Geen wijdberoemde wereldstad,
 
Op zielendwang of oudheid prat;
 
Geen Tiber, van zijn' roem ontaard,
 
En als gekluisterd in zijn vaart;
 
Geen Forum zonder sprekers meer;
 
Geen Kapitool, beroofd van eer; -
 
Geen puinhoop van Mecenas hof:
 
Geen driemaalduizendjarig stof;
 
Noch Parthenópes tooverkust,
 
Waar nooit de werkende aarde rust,
 
Waar 't menschdom, lachend by 't verdriet,
 
De levensschaal volop geniet,
 
Of, by zijn graf ten feest getooid,
 
Op lavawegen bloemen strooit; -
 
Noch wat de kunst in melody,
 
Penseel- of beitelpoëzy,
 
In Dantes onnavolgbaar lied
 
Of Tassoos ridderzangen biedt: -
 
Geen oudheid, in haar reinste pracht,
 
Geen Rafaël by 't nageslacht,
 
Verdreven ooit uit mijn gemoed
[pagina 305]
[p. 305]
 
De zucht, die ik voor Holland voed.
 
Van Lennep! ja, gy kent mijn hart,
 
Niet ongevoelig voor de smart,
 
Doch op een afgelegen strand
 
Altijd gedachtig aan mijn land
 
En, altijd vreemd in veinzery,
 
Aan vrienden, zoo getrouw als gy.
 
 
 
o! Wat my dan natuur ook bood,
 
Wat schatten my de smaak ontsloot,
 
Dat hart blijft altijd naauw beklemd
 
En tot weemoedigheid gestemd,
 
Sints muitery, verraad en list
 
De plaats aan trouw en regt betwist.
 
Het oog geniet; maar 't binnenst lijdt.
 
De ziel blijft deelen in den strijd,
 
In 't wiss'len van het krijgsgevaar,
 
Getart door Hollands heldenschaar,
 
Die moed, beleid en deugden paart,
 
Den roem der wijze vaad'ren waard.
 
Ik bood my, niet uit gloriedorst,
 
Maar, trouw aan Vaderland en Vorst,
 
En, als het Nederlanders past,
 
Te waken, waar de noodvloed wast;
 
En 'k waar', op vleug'len van den wind,
 
Min kloek, maar even welgezind,
 
Met and'ren naar het punt gesneld,
 
Waar moed een perk aan muiters stelt.
 
Ik weet dus, wat ons volk verrigt,
[pagina 306]
[p. 306]
 
Hoe 't nieuwe gloriezuilen sticht,
 
Hoe eendracht en standvastigheid
 
Vereenigd gaan met stout beleid;
 
Hoe 't, wars van grooter' rang of staat,
 
Zijn' kalmen haard met drift verlaat,
 
En wapens wisselt voor zijn goud,
 
En die zijn eerste kleinood houdt.
 
 
 
Dan jaagt my 't hart; dan rept de mond
 
Van Hollands trouw, van 't plekjen grond,
 
Waar 't volk niet met den wind verkeert,
 
En - zeldzaam! - nog de wetten eert,
 
Nog Godsdienst heeft, en, waarlijk vrij,
 
Niet woelt om burgerheerschappy;
 
Waar elk, als mensch, zijn' pligt betracht;
 
Zijn standberoep voortreff'lijk acht;
 
Het goede, hem door 't lot bedeeld,
 
Niet om een woordenklank verspeelt,
 
En 't voorgeslacht nog zangers vindt,
 
Zoo welbesnaard, als gy, mijn vrind!
 
 
 
Ja! zing dan! zing der Vaad'ren roem,
 
Der Zeeuwen moed, en Hollands bloem,
 
Dien Haemsteê, ‘die laurieren won,
 
Toen hij den Vlaming stuiten kon.’
 
Maar zing vooral van onzen tijd,
 
Van 's Konings trouw, van Hollands strijd,
 
Van de offers, die ons tijdgeslacht
 
Aan pligt en eer en vrijheid bragt,
[pagina 307]
[p. 307]
 
Van 't stil vertrouwen op dien God,
 
Die altijd waakte voor ons lot,
 
Die, eeuwig, regt van onregt scheidt,
 
En wiens gerigt ook Vorsten beidt.
 
 
 
Uw' zang te volgen is me een feest.
 
Uw lied geeft voedsel aan mijn' geest;
 
Doch meer is my uw vriendschap waard,
 
Die gulheid aan opregtheid paart.
 
 
 
Den pelgrim, van het zwerven moê,
 
Riep niemand, niemand, welkom toe.
 
Onze aarde moest een rampwoestijn
 
Voor zulk een' armen pelgrim zijn:
 
En allen zijn wy toch, als hy,
 
Iets meer, iets min van zorgen vrij;
 
Doch zegen droppelt op ons af,
 
By 't breken van den pelgrimsstaf,
 
Wanneer geen weidsche woordenpraal,
 
Maar welgemeende vriendentaal
 
Ons tegenklinkt van eigen strand,
 
En welkom heet in 't Vaderland.

Van 'sGravenweert.

Venetië,

13 Febr. 1831.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Nederlandsche legenden. Deel 6. De strijd met Vlaanderen. Deel 2


auteurs

  • Jan van 's Gravenweert


datums

  • 13 februari 1831