Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Poëtische werken. Deel 10. Treur- en blijspelen. Deel 3 (1862)

Informatie terzijde

Titelpagina van Poëtische werken. Deel 10. Treur- en blijspelen. Deel 3
Afbeelding van Poëtische werken. Deel 10. Treur- en blijspelen. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Poëtische werken. Deel 10. Treur- en blijspelen. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.24 MB)

Scans (3.56 MB)

ebook (3.13 MB)

XML (0.57 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

blijspel / komedie
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Poëtische werken. Deel 10. Treur- en blijspelen. Deel 3

(1862)–Jacob van Lennep–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 65]
[p. 65]

Overzicht van Vondels droom.

Ik heb in de Inleiding beloofd, hier de redenen te ontvouwen, waarom deze allegorie mislukte, althands geenszins het gunstig onthaal genoot, dat aan mijn vroegere werkjens van gelijken aart was te beurt gevallen. De hoofdreden, die van negatieven aart was, bestond daarin, dat de gebeurtenis, welke ik te bezingen had, geene dier levendige sympathiën opwekte, welke aan de vroeger door my bezongen feiten verbonden waren. Het gold hier noch de herinnering eener heldendaad, die by de Hulde aan van Speyk de boezems der toeschouwers ontgloeide, noch het vieren van een behaalde overwinning, als by 't Dorp over de grenzen, noch de uitboezeming van lof en dank aan een geliefd vorstenhuis, als in den Roem van twintig eeuwen: noch eindelijk het verheffen der Wetenschap ten aanhoore van een uitgelezen Publiek, uit hare voorstanders of beöefenaars samengesteld, als in den Amsterdamschen Winteravond: - neen! 't was hier het gewoon en alledaagsch Schouwburg-publiek, dat eenvoudig kwam om zich te vermaken en er, in den grond der zaak, bitter weinig om gaf, of die Schouwburg reeds tweehonderd of nog maar tien jaren bestaan had. Hierby

[pagina 66]
[p. 66]

bedenke men nog, dat dit Publiek gewoon was, zich, na het zien opvoeren van den Gijsbrecht, te verlustigen in de kwinkslagen van Thomasvaêr en in de deuntjens en dansen der blijde bruiloftsgasten van Kloris en Roosjen: - alles zeker vrij wat vermakelijker dan de koude deklamatiën van Apollo en de negen Muzen. Misschien ware mijn stuk nog te redden geweest, indien een schitterende finale het besloten had; en uit dien hoofde had ik dan ook gewenscht, by het einde van den Droom al de bewoners van den Parnas in een lichte wolk te doen opstijgen. Hoe dit geschieden zoû, wist ik zelf niet, en had daarom de laatste bladzijde van het voor 't overige reeds afgedrukte tooneelboekjen blank gelaten. Ongelukkig was een der exemplaren van dat in proef staand boekjen aan den Redakteur van een onzer nieuwsbladen in handen gespeeld. Gemelde Redakteur nu had de onbescheidenheid, in zijn koerant den inhoud mijner allegorie vooraf te vertellen; en, wat erger was, uit de witte bladzijde aan 't slot geen licht ontfangende, eindigde hy zijn verslag met de mededeeling, dat het stuk zoû eindigen met een surprise. Nu zag de machinist geen kans een toestel te vervaardigen om de Goden anders dan langs den gewonen weg van het tooneel te krijgen; zoo dat de toeschouwers, die de eerste vertooning bywoonden, alles zagen, wat hun vooraf aangekondigd was, alleen de beloofde surprise niet, en dus dezelfde te-leur-stelling ondervonden als lieden die op een vuurwerk genoodigd zijn, waar de bouquet final ontbreekt. Tot overmaat van ramp, en als moest alles medewerken om de eerste opvoering te doen mislukken, de rollen zouden, even als zulks met Gijsbrecht plaats heeft, en partage gespeeld worden, en den eersten avond waren het niet de beste, maar de oudste tooneelspelers, die ze

[pagina 67]
[p. 67]

vervulden. Eindelijk, de man, aan wien zulk een groot deel toekwam van den goeden uitslag mijner vroegere gelegenheidsstukken, de begaafde Pfeiffer, was overleden.

Ik had, 't is waar, al deze motieven tot mislukking, of althands de meeste daarvan, kunnen en moeten voorzien en liever de my gedane uitnoodiging moeten van de hand wijzen; - maar de zucht, eensdeels om aan Kommissarissen een bewijs van erkentelijkheid te geven voor de welwillendheid, my zoo vaak door hen betoond, anderdeels om mijn krachten te beproeven aan het helpen vereeuwigen van een feit, waarin ik voor my zelven belang stelde, deden my de onvoorzichtigheid begaan van toe te geven.

Wat nu het stuk zelf betreft, in allen gevalle geloof ik dat het zoo goed is als de allegorie van de Marre, welke honderd jaar vroeger by gelijke gelegenheid werd opgevoerd, en die toch wel voldeed - dank zij de omstandigheid, dat zy voor een uitgelezen gezelschap werd opgevoerd, 't welk op ververschingen onthaald werd. Ik geloof daarby, dat mijn hoofddenkbeeld niet ongelukkig gekozen was: de invoering van Starter - daargelaten dat ik een Fries van hem maakte, waaraan echter niemand zich stoorde - en de geheele rol van Geesjen, zijn, dunkt my, niet te misprijzen, en de dialoog is levendig en natuurlijk tot aan den droom toe. - Maar zoodra deze begint, houdt eigentlijk alle aktie op, en wordt door deklamatiën en katalogussen vervangen, waarby ieder koud moest worden en het blijven tot aan het slot.

De vrolijkste herinnering, welke my van de geheele zaak overblijft, is die der laatste repetitie, toen het geheele gezelschap van wege Kommissarissen op ketels vol chocolade en manden vol broodtjens onthaald werd, welke smulparty eindigde met een monstergalop, uitgevoerd door

[pagina 68]
[p. 68]

al het personeel. - Ook mag ik niet vergeten, melding te maken van een prachtigen beker, my door Kommissarissen vereerd, en die nog by my te zien is.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken