Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Poëtische werken. Deel 13. Mengelpoëzy. Deel 5 (1872)

Informatie terzijde

Titelpagina van Poëtische werken. Deel 13. Mengelpoëzy. Deel 5
Afbeelding van Poëtische werken. Deel 13. Mengelpoëzy. Deel 5Toon afbeelding van titelpagina van Poëtische werken. Deel 13. Mengelpoëzy. Deel 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.87 MB)

ebook (3.08 MB)

XML (0.41 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Poëtische werken. Deel 13. Mengelpoëzy. Deel 5

(1872)–Jacob van Lennep–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

1864.

Januari.

 
Ga naar margenoot+ 'k Zond, zegt Bismarck, de oude Kamer,
 
Nu een verreljaar geleèn,
 
Voor de derde reis uiteen,
 
En de nieuwe toont - wat hamer!
 
Zich nog veel onaangenamer,
 
Baart ons de eigen moeilijkheên.
 
Wie kan op zoo'n wijs regeeren?
 
Maar pots tausend! door die Heeren,
 
Die zoo telkens mij temteeren
 
Met zinledig declameeren,
 
Met gehaspel en gedruis,
 
Laat ik mij niet meer trotseeren:
 
'k Wil doen zien aan dat gespuis,
 
Dat men best hen kan ontberen:
 
'k Jaag voor goed hen thans naar huis.
 
Laat die kale troep doctoren,
 
Advocaten, Professoren,
 
Lang van stof en lang van ooren,
 
Luide in 't rond hun klacht doen hooren.
 
'k Zal mij aan 't geschreeuw niet storen,
 
En ik heb, om dat te smoren,
 
Reeds het middel bij de hand.
[pagina 225]
[p. 225]
 
'k Zal hun leeren, dien Sinjeuren,
 
't Oorlogsbudget af te keuren:
 
'k Weet opeens, aan allen kant,
 
d' Oorlog populair te maken:
 
Ieder zal van krijgsvuur blaken:
 
Glorie schenk ik aan het land.
 
Bij 't geroffel van de trommen,
 
Bij 't gebulder van 't kanon,
 
Zal straks elk geroep verstommen
 
Dat tot nog mij hindren kon.
 
En, als dan de zegekreten
 
Galmen over land en stad,
 
Zal ons Pruisen wel vergeten
 
Dat het ooit een Kamer had.

Februari.

 
En, met Oostenrijk vereenigd,
 
- Wie, die 't niet verbaast? -
 
Roept nu Pruisen aan den Bond toe:
 
‘Maak toch maar geen haast,’
 
Zenden zij te zaêm hun troepen
 
Over d' Eider heen,
 
Gaan er krijgslaurieren plukken,
 
Zeven tegen een.
 
Weêr dreigt England: ‘foei! 't is schande:
 
Eindigt ras dien strijd,
 
Of ik zal me er meê bemoeien...’
 
Op 't papier altijd.
 
 
 
Geen raadsel; geen geheim op aard,
 
Dat vroeg of laat niet wordt verklaard.
 
Niets blijft verborgen op den duur.
 
Het onnaspeurlijk Poolsch Bestuur
[pagina 226]
[p. 226]
 
Wordt nagespeurd, en, in het end,
 
Raakt ieder lid daarvan bekend.
 
Een vijftal wordt gevangen
 
En - 't sprak van zelf - gehangen.
 
 
 
De Yankees zijn steeds welgemoed
 
En kennen geen bezwaren,
 
En zullen 't met de gentleman
 
Dan ook wel spoedig klaren.
 
 
 
In België is 't hasplen
 
Aan de orde van den dag:
 
Daar twisten twee partijen
 
Op 't heftigst om 't gezag.
 
Halsvrienden van 't jaar dertig,
 
Vergeet gij dus geheel
 
De aloude vriendschapsbanden
 
Bij 't hedendaagsch krakeel?

Maart.

 
Voor 't arme volk van Jutland,
 
Dat Pruisens euvelmoed
 
En elke plaag des oorlogs
 
Onschuldig lijden moet,
 
Weert Engeland zich dapper
 
In menig manifest.
 
Ministers en Couranten
 
Doen voor den Deen hun best,
 
Schept moed, verdrukte Denen,
 
Hoe diep uw heilzon zinkt,
 
De Brit zal hulp verleenen:
 
Hoort, hoe zijn stem herklinkt.
 
Hij stort, om u te redden,
 
Zijn lesten droppel.... inkt.
[pagina 227]
[p. 227]
 
Mazzini, schareslijp in 't groot,
 
Zwerft op zijn ambacht rond van 't Zuiden naar het Noorden:
 
Hij slijpt geen scharen - foei! - neen, dolken, om te moorden,
 
Waarmeê hij rechts en links in 't rond zijn jongren zendt.
 
Zij moeten, op zijn last, de dwinglandij belagen:
 
Houdt hij zich buiten schoot, zij mogen 't leven wagen
 
En tarten 't strafschavot, als dit zijn stem gebiedt.
 
En, zoo ze in 't moedig opzet sneven,
 
Dan kan hij zonder hen wel leven,
 
Maar zonder schareslijp leeft held Mazzini niet.

April.

 
Ga naar margenoot+ Garibaldi's aankomst in Londen
 
Brengt er alle hoofden op hol,
 
Had men niet gauw hem weêr heengezonden,
 
Ga naar margenoot+ Vast waar' heel England nu stapel dol.
 
 
 
Ga naar margenoot+ Weêr kan het Pruisisch heir met lauwren zich bekransen.
 
Vermeesterd zijn de Duppler schansen,
 
Verwonnen alle moeilijkheên.
 
Gewis had niet de ‘Heer der legerscharen’
 
- Lees wat hun Koning sprak - aan hunne zij gestreên
 
Zij hadden 't nooit zoo handig kunnen klaren.
 
Bedenk! zij waren
 
Niet meer dan zeven tegen een.
 
 
 
Ga naar margenoot+ Een conferentie komt in Londens wal bijeen,
 
En neemt er meenge resolutie;
 
Maar toch per slot zal 't voor den Deen
 
Maar uitstel zijn van executie.
[pagina 228]
[p. 228]

Mei.

 
Ga naar margenoot+ Weêr wordt in Noord-Amerika
 
Een bloedbad aangerecht
 
En sneuvlen zestig-duizend man
 
- Of meer nog - in 't gevecht.
 
Maar wie den slag won, Grant of Lee,
 
Blijft nog de vraag altijd;
 
Elk staat precies weêr waar hij stond
 
Vóór d' aanvang van den strijd.

Juni.

 
Ga naar margenoot+ Keizer Max is te Mexico aangeland:
 
Ontzettende geestdrift.... in de courant.
 
 
 
Staan, in het vierde werelddeel
 
Partijen steeds gelijk,
 
Wij zien hetzelfde, op kleiner schaal,
 
Vertoond in 't Belgisch Rijk:
 
(Gelukkig, dat men daar tot nog
 
Alleen met woorden vecht)
 
't Is in de Kamer ééne stem
 
Die elke zaak beslecht,
 
Licht kan de weegschaal overslaan;
 
Dus heeft, hoe vreemd het schijn,
 
Elk lid van zijn partij in last
 
Om nimmer ziek te zijn.

Juli.

 
Ga naar margenoot+ De clericale bent
 
Verschalkt haar weêrpartijders,
 
En bij gebrek van strijders
 
Is nu de strijd ten end.
[pagina 229]
[p. 229]
 
‘Jelui hebt in Rendsburg niets meer te maken,’
 
Zegt de Pruis aan den Bond:
 
‘Pakt je biezen terstond.’
 
En afgemarcheerd is generaal Haken.
 
 
 
Augustenburg, Oldenburg, Wasa en Hessen,
 
Elk eischt den door Pruisen veroverden buit, -
 
Wat waar' hier al stof tot civiele processen!
 
Maar, wat eens de klauw van den Arend omsluit,
 
Dat krijgen zoo gauw er de Raven niet uit.

Augustus.

 
De Deen, gedrongen door den nood,
 
Lei 't hoofd al zuchtend in den schoot
 
En wordt nu, allen weêrstand moê,
 
Gevild tot over de ooren toe.
 
De Hertogdommen zijn verlost:
 
Maar 't heeft een beetje geld gekost.
 
Voor 't Schleswig-Holsteyn meerumschlungen
 
Wordt nu een andre deun gezongen,
 
En hoort men, door heel Duitschland heen,
 
Eenstemmig alle Mogendheên
 
Het oude lied herhalen
 
Van
 
‘Wie zal dat betalen?’ enz.
 
Ga naar margenoot+ De liberale bent
 
Neemt glansrijk haar revanche:
 
Twaalf stemmen meer in 't Belgisch Parlement!
 
Dat is een buitenkansje.
 
Ga naar margenoot+ In Belfast heerschen twist en moord:
 
Verwarring stijgt ten top.
 
Wat heeft aldaar de rust verstoord?
 
't Verbranden van een pop.
[pagina 230]
[p. 230]
 
Ga naar margenoot+ Ook in Genève zit m' elkaêr
 
Met onbesuisde drift in 't haar.

September.

 
Nog houdt een Fransche legermacht
 
Als vroeger bij den Paus de wacht:
 
Nog duurt de felle broedermoord
 
Der Noord-Amerikanen voort:
 
Nog blijft in 't veld de Mexikaan
 
Het nieuw gevormd bewind weêrstaan:
 
Nog ligt de Fransche pers aan band:
 
Nog blaast en bluft ze in Engeland:
 
Nog duurt bij ons, al schijnt het raar,
 
De Kamerzitting 't ronde jaar:
 
Nog, al verwon men ook den Deen,
 
Is 't Duitsche vaderland niet éên.
 
 
 
Ga naar margenoot+ Verder nog dan waar voor dezen
 
Koen of Speelman lauwren won,
 
Spreekt weêr Neêrland op de waatren
 
door de stem van 't krijgskanon.
 
Tuigt het Franken, Britten, tuigt het:
 
op Samonosakes wal
 
Plant ons volk zijn vlag naast de uwe,
 
klinkt zijn blij triomfgeschal.
 
 
 
Ga naar margenoot+ Italië en Frankrijk sluiten
 
Een nieuw, en zonderling tractaat,
 
Ik zet u, leert gij 't ook van buiten,
 
Dat gij de strekking recht verstaat.
 
Slechts dit moet ieder duidlijk wezen:
 
Niet Rome, evenmin Turijn.
[pagina 231]
[p. 231]
 
Florence zal vooreerst na dezen
 
De hoofdstad van Itaalje zijn;
 
Voorts, Frankrijks heir zal 's Pausen Staten
 
Als 't volgend jaar zijn kring volendt,
 
En dan pour tout de bon, verlaten.
 
't Kan zijn; maar... wie den Franschman kent!...
 
Wanneer hij zelf de deur zich sluit te Romen,
 
Wil hij er vast door 't raam weêr binnenkomen.

October.

 
D' Elbe-Hertogdommen, dommen, dommen, dommen,
 
Nu bevrijd van 't juk,
 
D' Elbe-Hertogdommen wenschen zich geluk.
 
Om d' Augustenburger, burger, burger, burger,
 
Roepen ze als om strijd.
 
Om d' Augustenburger? - Och! dat heeft nog tijd.
 
‘Voor alsnog,’ zegt Pruisen, Pruisen, Pruisen, Pruisen,
 
‘Ben ik hier de baas:
 
‘En ik ruim,’ zegt Pruisen, ‘niet zoo licht de plaats.’
 
 
 
Binnen Eisenach, ueber Schleswig-Holstein,
 
Redeneert heel mooi 't National Verein,
 
En hoe die eerlang, naar regel en orden,
 
Een zelfstandig deel van den Bond moeten worden:
 
‘Redeneert vrij,’ zegt Bismarck, ‘waar 't uren lang;
 
Ik ga ondertusschen met handlen mijn gang.’ -

November.

 
Ga naar margenoot+ ‘Neen,’ roepen de Yankees: ‘geen vreê met het Zuiden,
 
Tenzij eerst, goedschiks of desnoods door geweld,
[pagina 232]
[p. 232]
 
De muiters gedwee zijn en de Unie hersteld:
 
En wat ook verraders ons willen beduiden,
 
Wij schonken ons geld en wij stortten ons bloed;
 
Dat wordt met geen modd'ren en schikken vergoed,
 
't Was Lincoln, op wien wij tot heden vertrouwden:
 
Dies willen wij Lincoln als leidsman behouden.’ -
 
 
 
Toen men binnen Amsterdam
 
't EerstGa naar voetnoot1) het eindbesluit vernam:
 
‘'t Wijker Duin wordt doorgegraven
 
En gij krijgt een Noordzeehaven,’
 
Scheen 't, of nooit aan Amstels boord
 
Blijder tijding was gehoord: -
 
Heel de stad, van blijdschap dronken,
 
Was in glans en gloed verzonken; -
 
Maar men ging vermoeid naar bed,
 
En - verdwenen was de pret.
 
 
 
Alle lust om in te schrijven
 
En daarmeê het werk te stijven,
 
Was - wie had het ooit geloofd? -
 
Met de lampions verdoofd.
 
Ga naar margenoot+ Thans - nog eenmaal durft men 't wagen,
 
Geld voor d' eigen zaak te vragen,
 
En - 't gaat alles omgekeerd -
 
Niemand, die illumineert:
 
Kalm en stil zijn straat en grachten,
 
Wie te voren 't gunstigst dachten
 
Over 't voorgestelde plan,
 
Zijn er thans afkeerig van. -
 
't Wordt dus zeker opgegeven? -
 
Neen, de lijst wordt volgeschreven.
[pagina 233]
[p. 233]
 
De Franschman weert in Mexico zich kloek,
 
En Juarez wordt op de vlucht gedreven;
 
Maar straks weêr weet hij, uit een andren hoek,
 
Aan zijn vervolgers werk te geven.

December.

 
‘Wie zal van 't bitter lijden,’
 
Klaagde eenmaal Sleeswijk-Holstein,
 
‘Wie zal ons toch bevrijden?
 
Wie jaagt den Deen
 
Toch heen?’ -
 
 
 
‘Wie zal van 't bitter lijden,’
 
Zoo klaagt weer Sleeswijk-Holstein,
 
‘Wie zal ons toch bevrijden?
 
Wie jaagt den Pruis
 
Naar huis?’ -
 
 
 
Ga naar margenoot+ Tegen tachtig dwaalbegrippen,
 
Kerklijk, geestlijk, politiek,
 
Waarschuwt heden Pio Nono,
 
In een zalvende encykliek.
 
‘'t Stuk is mooi,’ zegt Frankrijks Keizer,
 
‘En de strekking gansch niet kwaad;
 
Maar het komt, naar mijn gevoelen,
 
Slechts een eeuw of wat te laat.
 
Daarom, leze een ieder veilig
 
In de kranten uw sermoen;
 
Maar de drommel zal hem halen,
 
Die het in de kerk durft doen.’
 
 
 
Pas hebben voor 't Noordzeekanaal de goede liên geteekend,
 
Of, bons! daar gaat een noodkreet op: ‘men heeft zich
 
|erg misrekend!’
[pagina 234]
[p. 234]
 
't Geredeneer, 't geschrijf, 't gesmaal, 't gehaspel houdt niet op:
 
Men smijt elkaêr in bittre taal sottises naar den kop.
 
't Is of men weder Quimcampoix aan d' Amstel ziet herleven,
 
En 't Zeekanaal de Stichtsche Vaart ons weêr terug moet geven.
 
 
 
Opnieuw is Juarez verplicht, het veld te ruimen;
 
Maar, Franschen, houdt u goed; hij ligt nog op zijn luimen.
margenoot+
25.

margenoot+
11.
margenoot+
23.
margenoot+
18.
margenoot+
28.
margenoot+
12.

margenoot+
12.

margenoot+
5.

margenoot+
11.
margenoot+
12.
margenoot+
23.

margenoot+
4-8.
margenoot+
15.

margenoot+
8.
voetnoot1)
In 1865.
margenoot+
20-26.

margenoot+
8.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 1864

  • 25 januari 1864

  • februari 1864

  • maart 1864

  • april 1864

  • 12 mei 1864

  • 12 juni 1864

  • 5 juli 1864

  • 11 augustus 1864

  • 12 augustus 1864

  • 23 augustus 1864

  • september 1864

  • oktober 1864

  • november 1864

  • 8 december 1864