administrateur bij de Nationale Coöperatie van Varkenskwekers, maar toen een groep rijke kwekers, veevoerfabrikanten en slagers het bestuur hadden overgenomen, nam hij ontslag en solliciteerde bij het Openbaar Onderwijs.
Hij mocht in dienst komen, mits hij naar het binnenland van Suriname ging. Daartegen had hij geen bezwaar. Hij werd de eerste onderwijzer die zich te Phedra in het district Brokopondo aanmeldde op de nog in aanbouw zijnde school. Hij moest echter, dertien jaar na het behalen van zijn hoofdakte, genoegen nemen met hetzelfde beginsalaris als van de jongedames die pas van de Pedagogische Academie afgestudeerd waren, maar voorstellen om terug te keren naar Curaçao of Nederland sloeg hij af met de woorden: ‘Ik loop niet achteruit, als het niet per se moet’.
Met steun van familie en vrienden in Suriname en Nederland kon hij zich staande houden in moeilijke tijden en begon hij met vele noodzakelijke onderbrekingen verhalen te schrijven. In 1985, een jaar voordat de bewoners van Phedra, een obépalmolieplantage, moesten vluchten voor het oorlogsgeweld tussen het Jungle Commando en het Nationaal Leger, werd hij overgeplaatst naar de sterk verwaarloosde plantage Kroonenburg aan de rechteroever van de Commewijnerivier.
Twee jaartjes later naar de Openbare Lager School in Lust en Rust aan de Surinamerivier en twee weken hierna naar de Openbare Muloschool te Ellen aan de linkeroever van de Commewijnerivier, naast de eveneens verwaarloosde laatste suikeronderneming, Mariënburg, die Suriname nog arm was. Daar, het is het district Commewijne, werkte hij tot en met 31 maart 2009 als leraar. Op 1 april ging hij met pensioen.