Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het vaderlandsch gevoel (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het vaderlandsch gevoel
Afbeelding van Het vaderlandsch gevoelToon afbeelding van titelpagina van Het vaderlandsch gevoel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.35 MB)

XML (0.77 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis-archeologie
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het vaderlandsch gevoel

(1978)–S.H. Levie–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vergeten negentiende-eeuwse schilderijen over onze geschiedenis


Vorige Volgende
[pagina 243]
[p. 243]


illustratie

ca. 1670
96 A.G. Bilders 1838-1865
‘Jacob Ruisdael’

Doek, 85 × 59 cm

Datering: 1864

Verzameling mr. F.W.D.C.A. van Hattum

Naast Rembrandt en Paulus Potter komt Jacob van Ruisdael (1628/'29-1682) als derde zeventiende-eeuwse schilder in de Arti-galerij voor. Dat Rembrandt in deze galerij is opgenomen, is niet verwonderlijk. Immers, Arti had veel gedaan om Rembrandt beroemd te maken, wat alleen al uit haar bemoeiingen bij de oprichting van zijn standbeeld blijkt. Potter werd tijdens de eerste helft van de negentiende eeuw als één van de grootste zeventiende-eeuwse schilders gezien (zie cat.nr. 43). Maar het voorkomen van Ruisdael is moeilijker te verklaren; daarvoor moet zijn waarderingsgeschiedenis nader bekeken worden.

De Groote Schouburgh der Nederlantsche Konstschilders en Schilderessen (1718-'21) van Arnold Houbraken (1660-1719) wordt ook in de negentiende eeuw vaak als bron voor de kennis over de zeventiende-eeuwse schilders gebruikt. Hij geeft niet veel bijzonderheden over Ruisdael, maar weet wel zijn werk goed te typeren en ook wel op prijs te stellen.

In de tweede helft van de achttiende eeuw wordt Ruisdael vooral in Engeland gewaardeerd. Zo zet bijvoorbeeld de veelgevraagde portretschilder Gainsborough zijn figuren vaak in een Ruisdael-landschap, of schildert zonder meer net echte Ruisdaels. De woeste onheilspellende bosgezichten of de onstuimige watervallen van de laatste sluiten dan ook goed bij Engelse kunsttheoretische begrippen als ‘the picturesque’ en vooral ‘the sublime’ aan.

Ook in Duitsland vindt hij in de negentiende eeuw bewondering. Al vroeg worden er prenten naar zijn werk gemaakt. Goethe vindt in zijn schilderijen de macht van de natuur heel goed uitgedrukt (Ruysdael als Dichter, 1813). Schilders gaan al omstreeks 1820 Ruisdael-achtige landschappen maken met woudreuzen, enge bossages en rotsformaties; ‘woudromantici’ zou men ze kunnen noemen.

In Frankrijk komt de waardering voor Ruisdael pas met de Barbizonschilders. Uit de titel van een artikel in het gezaghebbende kunsttijdschrift Revue des Deux Mondes blijkt dat hij in 1857 zelfs boven Frankrijks eigen grote landschapschilders, Claude Lorrain en Poussin, gesteld wordt.

In Nederland zelf komt de waardering voor Ruisdael ook laat. In het handboek van Van Eynden en Van der Willigen (1816-'20) wordt hij niet opgenomen. Het kunstenaarslexicon van Immerzeel (1842-'43) geeft vooral een idee van de stijgende prijzen en waarschuwt niet alle

[pagina 244]
[p. 244]

Ruisdaels naar het buitenland te verkopen. Immerzeel is zich bewust van een groeiende waardering, vooral in het buitenland, hoewel het prijspeil van Ruisdaels landschappen in vergelijking met die van Potter veel lager ligt. Kramm noemt hem in 1861 echter zonder meer ‘de Phoenix der Hollandsche Landschapschilders, die een onverwelkbren roem in Europa heeft behaald’. Ruisdaels reputatie lijkt dan gevestigd te zijn.

In de jaren vijftig werkt aan de Veluwezoom een groep landschapschilders in de open lucht. Mentor is J.W. Bilders (1811-1890), wiens zoon Gerard (1838-1865) er ook werkt. Deze ‘groep van Oosterbeek’ blijkt in zijn romantische natuuropvatting dichtbij de sfeer van Ruisdael te komen. De bijdrage van de oude Bilders aan de Arti-galerij, ‘Nederlands woeste toestand’, is dan ook zeer Ruisdaeliaans (afb. 25). De verdere waardering van Ruisdael in Nederland zal vooral aan dergelijke schilders te danken zijn; zijn voorkomen in de Artigalerij is een bevestiging van die waardering. Pas later gaat de jonge kunsthistorische wetenschap zich met Ruisdael bemoeien, vooral in de vorm van archiefonderzoek naar zijn personalia.

Omdat er onder de Arti-leden in die tijd veel landschapschilders waren, ligt het voor de hand, dat als grote voorgangers vakbroeders van het landschap warden gekozen. Potter was allang erkend, dus zijn plaats was zeker; naast hem komt nu Ruisdael naar voren als meer verwant met de eigentijdse landschapskunst.

Het spreekt vanzelf, dat men een ‘Oosterbeker’ opdroeg de meester in één van zijn karakteristieke landschappen te vereeuwigen.

Uit de correspondentie van deze Gerard Bilders met zijn beschermer J. Kneppelhout blijkt, dat hij in 1859 een schilderij van Ruisdael als derde noemt, na werken van Potter en van Adriaan van de Velde. ‘Hij is toch de ware dichter. Er is iets treurigs en sombers in zijne schilderijen, doch ze zijn zoo edel en grootsch, en spreken zoo tot het hart, dan [moet zijn: dat] men er niet van weg kan komen. Hoe goed heeft hij de noordsche, grijze, nevelachtige toonen begrepen! en de woeste, wilde, eenzame natuur, die hij voorstelt, wordt wonderbaar verzacht en verfijnd door de plegtige en kalme stemming, die hij er in weet te brengen. Indien poëzij ernstig en grootsch in schilderijen is uit te drukken, dan heeft Ruysdael het gedaan.’

In 1862 schrijft hij over de Arti-galerij; hij vindt er teveel landschap en daarmee te weinig echte historieschilderkunst in zitten, maar hij voegt eraan toe: ‘ik voor mij zal ook maar niet de criticus uithangen, want het mogt eens gebeuren, dat ik mede moest werken [...], en in dat geval zou ik insgelijks alle toegevendheid noodig hebben. Historisch gevoel heb ik volstrekt niet, en ik zou mij niet kunnen voorstellen van mijne decoratie iets anders te zullen maken dan een landschap met koeyen, zoo als men het iederen dag te Oosterbeek kan zien, hoogstens met een man in de kleederdragt van b.v. 1600 erbij, die dan het effect zou maken van een weggeloopen student in maskerade-tijd, die zijn katzenjammer zou willen verdrijven door eene wandeling in het groene gras.’

Begin 1864 wordt hij inderdaad voor de galerij gevraagd. Hij schrijft dan aan Kneppelhout: ‘Het onderwerp, dat ik schilderen zal als decoratie voor Arti is Jacob Ruysdael. 't Is nogal buiten mijn genre, en ik weet nog niet regt wat ik ervan maken zal.’ Op 23 oktober van hetzelfde jaar blijkt het schilderij voltooid te zijn ‘op de kleinigheid na, dat van Ruysdael nog geen schijntje op het gansche doek te vinden is; toch geloof ik wel, dat de compositie zelve en de daarin heerschende toon iets Ruysdaelesques hebben. Maar de man zelf, waar ik hem plaatsen en of hij zitten of staan zal, of hij zoo groot moet worden als een potlood of zoo klein als mijn pink, zijn nog altijd belangwekkende raadselen der toekomst’. Hoe Bilders hem toch nog-overigens zonder dat er van hem een portret bekend was-op het doek wist te werpen, valt van het schilderij af te lezen.

Literatuur i.v.m. het onderwerp

Immerzeel iii (1843), blz. 41-44
Kramm v (1861), blz. 1410-1412
P. Scheltema, ‘Jacob van Ruysdael’ in Aemstel's Oudheid, vi (1872) blz. 95-112

Literatuur i.v.m. het schilderij

Brieven en Dagboek van A.G. Bilders, Leiden 1874 (brieven aan J. Kneppelhout d.d. 27 november 1859, 25 april 1862, 27 februari 1864 en 23 oktober 1864)
Onderwerpen, tweede serie nr. 29
Van Lennep, Moll & Ter Gouw, ii, blz. 184-187, met reproduktieprent door W. Steelink


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken