Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het vaderlandsch gevoel (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het vaderlandsch gevoel
Afbeelding van Het vaderlandsch gevoelToon afbeelding van titelpagina van Het vaderlandsch gevoel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.35 MB)

XML (0.77 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis-archeologie
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het vaderlandsch gevoel

(1978)–S.H. Levie–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vergeten negentiende-eeuwse schilderijen over onze geschiedenis


Vorige Volgende

1642
104 L. Royer 1793-1868
Rembrandt

Terra cotta, 26,5 cm

Gesigneerd en gedateerd: L. Royer, Ivt. 1840. Inscriptie achterop: R V R 1642

Tentoonstelling: Amsterdam, Arti et Amicitiae, 1841, nr. 99, ‘Schets in klei, van een Standbeeld voor Rembrandt’

Amsterdam, Rijksmuseum

Rembrandt is zittend afgebeeld, een schetsboek in de linker- en een tekenstift in de rechterhand. Uit de inscriptie ‘rvr 1642’ (Rembrandt van Rhijn, 1642) blijkt, dat de schilder in het jaar, waarin hij de Nachtwacht voltooide, is afgebeeld.

Deze kleischets werd door Royer in 1840 gemaakt. Toen hij het beeldje in 1841 op de tentoonstelling van Arti et Amicitiae in Amsterdam exposeerde, oogstte hij er al gauw grote bewondering mee bij zijn collega's. In een brief, waarin Arti zich aansloot bij het uit Haagse kunstenaarskringen afkomstige initiatief tot de oprichting van een standbeeld van Rembrandt, lezen we namelijk: ‘Reeds meer dan een jaar bestaat in de werkplaats van een onzer kunstbroeders [d.i. Royer] het waardige model voor een standbeeld van onzer aller meester [d.i. Rembrandt], meermalen heeft men van gedachten gewisseld over de uitvoering van dit loffelijk ontwerp, dat ons nog steeds bezielt’ (brief 1). Toen eenmaal besloten was tot het oprichten van een standbeeld (dat overigens pas in 1852 in Amsterdam zou worden onthuld), sprak het dus wel vanzelf, dat de opdracht in principe aan Royer werd verstrekt. Er werd geen prijsvraag uitgeschreven zoals in een dergelijk geval gebruikelijk was. De beeldhouwer J.A. van der Ven protesteerde tegen deze onderhandse vergeving van de opdracht (brief 2). Uiteindelijk besloten de intussen gevormde ‘Vereenigde Commissien’ - die van de Haagse kunstenaars met die van de leden van Arti-tot een concours. Royer weigerde aanvankelijk daaraan mee te doen, omdat hij de mening bleef toegedaan, dat de opdracht aan hem was verleend (brief 3). Uiteindelijk zwichtte hij onder pressie van de ‘Commissien’ (brief 4). Beide beeldhouwers zonden schetsen in, die van Royer won.

Laatstgenoemd ontwerp is voor zover bekend niet meer bewaard, het moet echter hebben afgeweken van het hier getoonde. Dat het geen zittende, maar een staande figuur met een Griekse mantel was, valt op te maken uit de kritiek van de Haagse commissie op dat door Royer ingezonden ontwerp.

Deze kritiek is interessant en geeft aan, dat men ten aanzien van een beeldhouwwerk dezelfde criteria hanteert als die welke voor de historieschilderkunst gelden. De volgende bezwaren worden geuit: ‘1oDe Grieksche mantel geeft aan het beeld een artistiek voorkomen, dat

[pagina 256]
[p. 256]

Rembrandt niet hebben mag; [...] Maar hetgeen alles afdoet, die omkleeding beantwoord niet aan den tijd. Men zoude dus liever den gewonen mantel van dit tijdperk [d.i. zeventiende eeuw] zien, die ook meermalen tot aan de knieën gedragen werd, waardoor de plooyen bij in elkander gesloten handen kunnen behouden worden. 2o Door bovengenoemde verandering zal den broek gedeeltelijk zigtbaar worden, 't geen [...] schilderachtig [is ...] 3o De schoenen beantwoorden mede niet aan het geen toen gedragen werd. 4o In plaats van het tegenwoordige hoofddeksel zou men de voorkeur geven aan de bekende schilders-baret, [...] 5o Daar het Beeld wel op eene grootsche wijze den man van genie vertoont, maar evenwel de Schilder er niet dadelijk uit te erkennen is, hetgeen ook trouwens niet mogelijk is voor te stellen, ofschoon de baret hiertoe een groot hulpmiddel ware, zoo is de vraag, of de attributen (waarbij vooral de etsnaald niet vergeten mag worden) niet meer duidelijk in 't gezicht kunnen geplaatst worden, [...]’ (brief 5).

Ook de Amsterdamse commissie schrijft nog een brief, waarin zij Royer ‘gelukwenschen zoo goed geslaagd te zijn, in de verbinding van het oud hollandsch met het Grieksche Costuum - Maar niet enkel de Kunstenaars ook het Publiek zal het Beeld aanschouwen! en zal hetzelve | zoo wij hopen | eeuwenlang door het Publiek aanschouwd blijven! - en dit Publiek zal de Kunstenaars welke zich verstout hebben een standbeeld te willen oprigten streng beoordelen. - wat Wij schilderachtig, geniaal, geoorloofd, noemen; wordt door het Publiek bestempeld met de naam van Anachronismen’ (brief 6). Royer maakt zich dus schuldig aan anachronismen, waar de kunstenaars zelf niet veel bezwaar tegen hebben, maar waar het publiek over zal kunnen vallen. Hieruit blijkt, dat bij een beeld veel meer met de wensen van het publiek rekening gehouden wordt dan bij de historieschilderkunst het geval is.

Royer geeft naar aanleiding van deze brieven uitleg. ‘Ik heb gemeend, dat het hier vooral op aankwam, den grooten Rembrandt in eene deftige natuurlijke houding en in zijn eigendommelijke karakter voor te stellen: dat dus mijn werk eenen grootschen Klomp moest uitmaken, waarop het oog zoude kunnen rusten; en dat, alle wezenlijke anachronismen vermijdende, ik wel eenige geringe vrijheden in kleding zoude mogen gebruiken om het edele van

illustratie

[pagina 257]
[p. 257]

het geheel te bevorderen. - Ook meende ik daar in gelukkig te zijn geslaagd: want ik geef mij de eer op te merken, dat de Mantel [...], met eene halskraag en bont bezet, zoo als wij weeten, dat men die in den tijd van Rembrand droeg en die zeer veel verschilt van de grieksche Mantel, welke nog bont noch halskraag kende en buitendien ook eene geheele andere vorm en drapeering bezat. Dat ik de Mantel misschien een weinig langer heb gemaakt dan den dragt des tijds medebragt is zeer mogelijk: [...] eene zoo kleine vrijheid als deze wel zoude zijn te veroorloven aan den Beeldhouwer, die aan zoo veele andere strengere Regels gebonden blijft, waarvan hij nimmer mag afwijken. - geheel iets anders is het veranderen van den vorm der schoenen. Het bijvoegen eenige meerdere attributen der schilderkunst en de keuze van het hoofddeksel. Daarin verklaar ik mij gaarne bereid de verlangde veranderingen te maken, [...]’ (brief 7).

Inderdaad kwam Royer aan de opmerkingen van de commissies tegemoet. De veranderingen in kleding en attributen zijn uitgevoerd. Zelfs heeft Royer Rembrandt de etsnaald in de hand gegeven, waaruit bewondering voor Rembrandt niet zozeer als schilder, maar juist als etser blijkt.

Zo heeft Royer dan door de eisen vooral van ‘verantwoorde’ idealisering de oorspronkelijke schets omgevormd tot het statige beeld op het Rembrandtsplein.

Literatuur i.v.m. het beeld

Amsterdam, Amsterdams Historisch Museum, catalogus tentoonstelling Het Rembrandtbeeld. Hoe een kunstenaar in de negentiende eeuw een nationale held werd, 1977

En de volgende brieven

Brief 1. Conceptbrief van M.G. Tétar van Elven, secretaris van de Maatschappij Arti et Amicitiae aan de Haagse commissie, 1841. Catalogus tentoonstelling Het Rembrandtbeeld, 1977, cat.nr. 54
Brief 2. Brief van J.A. van der Ven, d.d. 23 oktober 1841. Catalogus tentoonstelling Het Rembrandtbeeld, 1977, cat.nr. 62
Brief 3. Brief van L. Royer aan de Vereenigde commissien tot oprichting van een Standbeeld voor Rembrandt, d.d. 21 april 1842. Catalogus tentoonstelling Het Rembrandtbeeld, 1977, cat.nr. 63
Brief 4. Brief van de Vereenigde Commissien aan L. Royer, d.d. 11 juni 1842. Alberdingk Thijm archief nr. 463, Katholiek Documentatie Centrum, Nijmegen
Brief 5. Brief van de Haagse commissie aan Royer, d.d. 28 september 1842. Catalogustentoonstelling Het Rembrandtbeeld, 1977, cat.nr. 64
Brief 6. Brief van de Amsterdamse commissie aan Royer, d.d. 8 oktober 1842. Alberdingk Thijm archief nr. 463, Katholiek Documentatie Centrum, Nijmegen
Brief 7. Conceptbrief van Royer aan de Amsterdamse commissie, november 1842. Alberdingk Thijm archief nr. 463, Katholiek Documentatie Centrum, Nijmegen


illustratie
cat.nr. 104a L. Royer, Standbeeld van Rembrandt, Amsterdam



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken