Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verspreide opstellen (1916-1917)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verspreide opstellen
Afbeelding van Verspreide opstellenToon afbeelding van titelpagina van Verspreide opstellen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.76 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
non-fictie/pedagogiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verspreide opstellen

(1916-1917)–Jan Ligthart–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 135]
[p. 135]

XI. Doe het goede. en dat goed.

Een strenge eisch?

Niet zoo erg.

Er staat immers niet: Doe al het goede. Er staat ook niet: Doe het moeilijkst goede.

Er staat alleen: Doe het goede. Welnu, doe dat dan.

 

Er staat een bak aardappelen om te schillen. Schil die.

Of dat dan iets goeds is?

Wel, natuurlijk. Er moet toch gegeten worden? En daartoe zijn toch aardappelen noodig. En die moeten toch eerst worden geschild?

Aardappelen-schillen, dat is: medewerken aan het onderhoud van het menschelijk geslacht. En zou dat niet iets goeds zijn?

Sommigen denken bij het woord goed aanstonds aan de zelfverloochening van een heilige.

Ten onrechte. Dan kwam de meerderheid onzer nooit aan het goede toe.

Maar goed is: Schoenen poetsen, vaten wasschen, bedden opmaken, administratie bijhouden, kinderen verzorgen, een scheepsdek schrobben, den vloer vegen, tuinboonen doppen, onkruid wieden, zieken oppassen,

[pagina 136]
[p. 136]

orde handhaven, vleesch braden, huizen bouwen, schoenen lappen. En duizend dingen meer.

We hebben de hand maar uit te strekken en het goede ligt onder haar bereik. Overal omringt het ons. Gelukkig. Zonder een heilige te zijn, kan ieder onzer dag aan dag het goede doen.

Doe dat dan. En doe het goed.

Poets de schoenen - zoo, dat ook de randen en de hakken glimmen. Wasch de vaten - zoo, dat alle vet verdwenen is, ook uit de hoekjes. Maak de bedden op - zoo, dat een mensch lekker ligt. Voer de administratie - zoo, dat alles er behagelijk uitziet en uitmunt door nauwkeurigheid. Braad het vleesch - zoo, dat het niet verbrandt. En lap de schoenen - zoo, dat er geen pennen of spijkers door steken.

Doe uw werk onberispelijk, hoe eenvoudig het zij. De eisch is uiterst bescheiden. Alle noodig en nuttig werk is goed.

Maar och ---

In een groot gebouw had men een werkvrouw, die de vloeren inderdaad onberispelijk schrobde. Als zij een vloer gedaan had, was deze blank.

De vrouw werd eindelijk te oud en te zwak voor haar werk. Toen zocht men jonge krachten, die haar taak konden overnemen. Men beproefde het met frissche, jonge meiden, met jeugdige weduwen, zelfs met jonge mannen, glazenwasschers van beroep. Maar niet één schrobde de vloeren blank. Ze flodderden en dweilden, maar als den volgenden morgen de vloer droog was, zat hij nog vol vuile strepen en

[pagina 137]
[p. 137]

vegen en plekken. En langs de randen der muren was het één donkere lijn van vuil.

Al die jonge, krachtige menschen, die zich voor werkvrouw uitgaven, waren niet in staat een vloer te schrobben. Ook niet de deskundige glazenwasschers. En de oude werkvrouw bleek een unicum geweest te zijn.

Het goede doen? Er zijn zeker genoeg bereidwilligen.

Het goede goed te doen? Dit geschiedt alleen door de zeldzame uitzonderingen. De overgroote meerderheid is niet in staat, meer dan zestig procent der eischen te voldoen.

 

***

 

Er was een arme jongen, die door het sterven van zijn vader al vroeg uit geldverdienen moest. Hij werd loopjongen in een winkel. Pakjes bezorgen, dat was inderdaad een uiterst bescheiden werk. Volgens sommigen heb je daar geen verstand voor noodig, zooals b.v. voor het inschrijven van bestellingen, optellen van posten, klaarmaken van rekeningen. Verstand is pas noodig, zoodra er geschreven en gerekend moet worden. Maar onze jongen bleek toch dat overbodige verstand te gebruiken. Eer hij uit den winkel ging, keek hij opmerkzaam de adressen na, trok nog eens aan de touwtjes, of ze behoorlijk toegeknoopt waren, sorteerde de pakjes, zoodat hij er een paar meer kon dragen dan een ander, bepaalde een vlugge route. Door

[pagina 138]
[p. 138]

dit alles was hij reeds vlug met zijn werk gereed. Zelfs kon hij nu en dan vergissingen voorkomen, door tijdig de onderstelling te opperen, of een zeker voorwerp wel aan dàt adres moest worden bezorgd. Hij wist, door ervaring, hoe en waarmee bepaalde klanten bediend moesten worden. Zijn aandacht zat in zijn werk en dwaalde niet, onder 't loopen, naar alle gevalletjes, die buiten zijn taak lagen. En zoo werd hij een nadenkende, eigenlijk een voordenkende loopjongen.

Natuurlijk sprongen zijn verdiensten gauw in 't oog. Een loopjongen, die geen standjes behoefde te krijgen voor stommiteiten, dat was al een wonder, maar een, die pluimpjes verdiende met verstandige zorg en gewetensvolle trouw, dat was een mirakel. Onze vriend had zelf geen aasje idee van eenige bijzondere verdienste; het sprak voor hem vanzelf, dat hij zijn werk goed deed; het controleeren van adressen en inpakkerijen kon hij eenvoudig niet nalaten; hij had er bovendien een zeker plezier in, de kortste route te vinden en onderweg rekening te houden met tal van bijzonderheidjes, zoo bijv. met het feit, dat meneer A. op bepaalde uren niet thuis was of mevrouw B. het snelst hielp tusschen tweeën en halfdrie. Zijn werk zat vol problemen, en zonder dit als iets gewichtigs te beschouwen, was hij aanhoudend bezig, die problemen te stellen en op te lossen.

Die jongen klom op tot winkelbediende, tot eersten bediende, tot chef van een groot magazijn, tot directeur eener reusachtige zaak. Hij had ook leger-com-

[pagina 139]
[p. 139]

mandant kunnen worden of eerste minister. Dat hing maar van omstandigheden af. In welke richting hij zijn levensarbeid had gevonden, hij zou er geslaagd zijn en een der hoogste trappen bereikt hebben, terwijl zijn vroegere kameraden het niet verder hadden gebracht dan van loopjongen tot loopknecht. Vele menschen maken alleen promotie in leeftijd en als het van hen afhing, zouden ze niet eens ouder worden.

***

Er zijn mededingers naar allerlei betrekkingen, die het in een aantal prachtige aanbevelingen zoeken. Ze leggen letterlijk een verzameling van getuigschriften aan, alsof de leegte van een vacante plaats met zoo'n pakket gevuld moest worden. Iedere sollicitatie wordt gerugsteund, om niet te zeggen voortgeperst, door de dringende en haast dwingende opsomming van hun deugden. Die getuigschriften lezende - als men er den tijd voor af kan nemen - vraagt men zich met verbazing af, waarom al die vroegere patroons toch zulk een rijkbegaafde hebben laten schieten. Men zou zoo denken, dat iedere chef overgelukkig behoorde te zijn met zulk een medehelper. Doch al de overige bezitters zijn blijkbaar niet naijverig geweest op dit kleinood en hebben het in schitterende verpakking doorgezonden.

Maar één getuigschrift is er, dat absolute waarde heeft: het getuigschrift, dat een patroon iemand niet missen wil, omdat hij hem bijna niet missen kàn. Ten slotte komt de ondergeschikte dan niet met zijn

[pagina 140]
[p. 140]

verzoek bij de superieuren, maar komen dezen met hun aanbod bij den ondergeschikte, in wien ze superieure gaven waardeeren.

Het heet, dat men in onzen tijd er komen moet met kruiwagen en reclame. 't Is mogelijk, dat in bureaucratische kringen, waar zelfstandigheid niet gewenscht, zelfs niet geduld wordt, de aanbeveling het vaak wint van de verdienste: machineraderen kunnen gemakkelijk een andere, schijnbaar voorname plaats in het raderwerk innemen, ze passen overal. Maar waar het maatschappelijk leven nog niet verbureaucratiseerd is, waar nog gewerkt en geworsteld moet worden, waar persoonlikheden noodig zijn en geen raderen, waar men niet slechts behoeft te ‘loopen’, maar genoodzaakt is te presteeren, daar helpt kruiwagen noch reclame, daar zouden onbenullige middelmatigheden de zaak ten gronde richten, daar baat slechts één aanbeveling, de aanbeveling van éígen werk, dat van verstandelijke gaven getuigt; maar bovenal van den zedelijken dwang: het goede goed te willen doen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken