Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verspreide opstellen (1916-1917)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verspreide opstellen
Afbeelding van Verspreide opstellenToon afbeelding van titelpagina van Verspreide opstellen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.76 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
non-fictie/pedagogiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verspreide opstellen

(1916-1917)–Jan Ligthart–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 154]
[p. 154]

XIII. ‘Heden overleed plotseling....’

Hoe dikwijls lezen we dat tegenwoordig in de doodsberichten. En hoe vaak ook onder de nieuwstijdingen. Een spreker zinkt ineen in den katheder, een dokter bij het ziekbed van een patiënt, een predikant bij de geopende groeve, een minister bij een feestmaal. Terwijl ze gereed, terwijl ze bezig waren anderen te bezielen, te genezen, te troosten, ja, met een geestige tafelrede aan hun lippen te boeien, stonden ze op den rand van 't graf. Ze wisten het niet, niemand wist het, en tot ontroering der omgeving vielen ze, eensklaps, in den donkeren dood.

‘Heden overleed plotseling...’

Zoo sterven er velen in dezen tijd van telegraaf en telefoon.

Lange brieven en lange ziekbedden, we hebben er geen tijd meer voor.

Even, heel kort, een zaak afhandelen met het andere einde der aarde, met de andere zijde van 't graf.

Het leven en sterven in telegramstijl.

Hartverlamming - zeggen de doktoren.

O natuurlijk, wat zou 't anders wezen. Wanneer het hart niet verlamd was en door bleef werken, zou het leven niet gevloden zijn. Ten slotte is het altijd hartverlamming.

Maar hoe komt het, dat bij zoo velen, en dan

[pagina 155]
[p. 155]

menigmaal zoo vroeg, het hart zijn diensten weigert? Wat is de oorzaak dier hartverlamming? Het zijn niet oude, afgeleefde menschen, bij wie het hart na meer dan zeventigjarigen arbeid zijn taak heeft verricht - dezen verlaten ons langzaam, voetje voor voetje. Hun levensolie is opgebrand, het vlammetje wordt flauwer en flauwer, de verkoolde pit knettert in zwakke opflikkeringetjes en gloeiende vonkjes, en dan is het stil, rustig en stil. Ze zijn heengegaan, moede, vredig. Het was hun tijd.

Het zijn ook niet kinderen, jongelingen, wier hart bezweek in den strijd tegen een overmachtigen vijand, die 't bloed bedierf en niet wijken wilde uit dit onmisbare levensvocht - zij strijden, strijden tot het laatste oogenblik toe, en geven zich pas gewonnen als alle kracht verbruikt is. Zij hebben zich geweerd met al de energie van hun jonge leven, doch konden 't niet volhouden in den ongelijken kamp. Zij sterven op het slagveld na soms schier eindelooze worsteling.

Maar 't zijn de mannen in de kracht van hun leven, weldoorvoed, gespierd, blozend van gezondheid. Als door een verraderlijken bandiet plotseling beslopen en met een dolksteek in 't hart getroffen, storten ze neer. Niemand verwachtte het, ook zij zelf niet. Men noodigde hen uit tot eervolle taak, droeg hun verantwoordelijken last op. Zij stonden op hun post, fiksch, forsch, betrouwbaar. Wie zou ook maar in de verste verte vermoeden, dat deze krachtige geest, dit gezonde physiek nog slechts door een fijnen zijden draad aan het aardsche leven was verbonden?

[pagina 156]
[p. 156]

Niemand immers? Vrouw, kinderen, vrienden, allen rekenden op den man, die bijna nooit ziek was, alleen nu en dan wat nerveus, wat prikkelbaar, wat overspannen door overmaat van werk, van verantwoordelijkheid. En zie, daar valt hij uit hun midden weg.

***

Het wordt tijd, dat we leeren rekening houden met het onberekenbare, dat we het onverwachte gaan verwachten. Waar de uitzonderingen zich vermenigvuldigen, vormen zich nieuwe regels.

Wel heeft Jeremia al geklaagd, dat de mensch ‘vlucht als een schaduw’ en zong de Psalmist van de bloem, die ‘'s morgens bloeit en 's avonds afgesneden wordt’, wel waarschuwde Christus, dat ‘de ure komt als een dief in den nacht’, maar deze stemmen schijnen in het algemeen meer te herinneren aan het kortstondige, vergankelijke van al het aardsche, dan aan het plotseling sterven, gelijk dat uit de doodsberichten tot ons spreekt.

Gewis, het scheidingsoogenblik heeft den mensch wel altijd verrast. We leven zoo met heel ons hart in de dingen dezer wereld, dat de geest ze nog vasthoudt en er mee blijft verkeeren, wanneer het lichaam zich reeds bijna geheel van de aardsche verhoudingen heeft losgemaakt. Stoffelijk wegstervende, blijft de geest nog gehecht aan de sfeer, die hij verlaten moet. En dan komt de dood - niet het einde van het physieke leven, maar het geestelijk loslaten van al het aardsche - wel altijd nog plotseling.

[pagina 157]
[p. 157]

Het eensklaps breken echter van den levensdraad bij naar 't oog gezonde en krachtige naturen, dit schijnt steeds meer te wijzen op een ziekte van de nieuwere tijden. Het is een dood zooals het leven was.

Ons leven, is het niet een voortdurende snelle wisseling van denken, doen, gevoelen? We denken niet rustig door, maar onze gedachten verbrokkelen en verstrooien zich als telephoongesprekken. Snel vernemen, vlug begrijpen, ras besluiten. En 't lichamelijk verkeer is vooral niet minder veranderend dan het geestesleven. We vliegen met electriciteit door de straten, door 't land, door de lucht. Alles gaat plotseling, met onverwachte wendingen. Geen wonder, dat ook het gemoed zijn kalmte verliest, vervreemdt van een vredige, gelijkmatige stemming, en leeft bij schokken. Een leven van plotselingheden - een plotseling sterven. Het is in harmonie met elkaar. De laatste schok komt even onverwacht als de vorige. Het is het telegram van den Dood, met ‘Antwoord betaald.’

Zal de mensch zich accommodeeren naar het onrust-tempo, waarin de verbijsterende zegepralen der techniek zijn leven hebben gezet? Zal hij de kalmte van zijn geest, den vrede van zijn gemoed weten te bewaren, desnoods te herwinnen, onder de telkens opjagende dwarrelwinden van de moderne cultuur? Of zal de Dood voortgaan, zich aan te passen bij zulk een schokbestaan?

‘Bereid uw huis, want gij zult sterven.’ We kennen dit woord. Er is in onze eeuw meer dan ooit reden, het in gedachten te houden. Doch we zouden er gaarne

[pagina 158]
[p. 158]

een woord aan toevoegen: Bereid ook uw hart. En dit in meer dan één opzicht.

Bereid uw hart, opdat het gereed zij wanneer de ure komt.

Doch ook: Bereid uw hart, opdat het bestand zij tegen de levenswisselingen. Het leven wordt immer rijker, voller, sneller, onrustiger, gejaagder. Te midden daarvan dient ons gemoed rustig te blijven, of de levensduur vermindert met den levensrijkdom. We moeten tegen de emotie-wekkende invloeden van daarbuiten een gemoedsvrede ontwikkelen, die bestand is tegen de elkaar onafgebroken opvolgende prikkels. Anders verkeert alle beschavingswinst in verlies.

De veer in het uurwerk stoort er zich niet aan, of dit uurwerk zelf met bliksemsnelheid wordt voortbewogen, of het stijgt dan wel daalt, onophoudelijk zwenkt of in regelrechte vaart voortstuift. Zij heeft haar eigen spanning. Eenmaal opgewonden, weet ze alleen van een geleidelijk afwerken van haar taak.

Er is reden te over, dat we de veer van ons fijnbewerktuigd organisme leeren ontzien.

Hoe?

De hygiënisten zullen wel menigen goeden raad hebben: geen prikkelende dranken, geen heftige emoties; wel geregelde rust, wel kalme ontspanning.

Wij hebben er één raad bij: het door hooger levensopvatting aankweeken van een gemoedsrust, die alle onrust der tijden verdraagt, trotseert, onbewogen langs zich heen doet gaan. ‘Saevis tranquillus in undis’. Rustig te midden der woedende golven: De levensleus van den grooten Zwijger.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken