Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1 (1882)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1
Afbeelding van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.18 MB)

ebook (3.20 MB)

XML (1.01 MB)

tekstbestand






Editeur

Lodewijk Mulder



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1

(1882)–Mark Prager Lindo–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

IV.
Nachtelijke bezoekers op de slaapkamer. - Eene. nieuwe rustplaats.

Het was geene overgroote vermoeienis, die mij het slapen belette; geen akelige droomen stoorden mijne rust; het was noch hitte noch koude, die mij kwelde; geene ziekte of ongesteldheid deed mij weer naar huis verlangen; ik was volstrekt niet door heimwee geplaagd, en toch heb ik den eersten nacht van mijn verblijf te Parijs, na het eerste uur, geen oog toegedaan.

Men werpt zich vermoeid en slaperig op een gemakkelijk bed; het licht is uitgebluscht en de geestvermogens schijnen er mede uitgedoofd te zijn. Welk genot! - Men strekt de vermoeide ledematen uit. - Wat heeft men toch reeds veel schoons gezien! Wat is het reizen toch heerlijk! Men wordt haast weder levendig bij de gedachte aan al het schoone, dat men den volgenden dag zien zal; maar het lichaam is uitgeput en de gewillige geest bezwijkt. Onduidelijke en onzamenhangende beelden van het geziene zweven als schimmen van eene tooverlantaarn voor de reeds gesloten oogen. Douaniers, locomotieven, reiscompagnons, spookachtige koffers, die als het ware aan onzichtbare draden in de lucht heen en weer bengelen, - duisternis, - volmaakte stilte, - niets: - men slaapt - - - - - - - -.

Op eens hoort men zichzelven snorken; - het halve bewustzijn keert schemerachtig terug; - men wentelt zich rond; - is het al morgen? - Men is nog niet in staat die vraag te beslissen, en wil weer inslapen, zelfs eer men wakker wordt. - Men keert zich weder naar den anderen kant; het is niet te warm; men gevoelt zich niet ziek; men heeft geen honger of dorst; - alles nog is negatief. - Men ligt toch niet op zijn gemak; - men klemt de oogen dicht; - het is toch niet mogelijk om stil te blijven liggen; - nog eens geprobeerd; - zoo, best! - nu zal het wel gelukken; - men heeft gehoord, dat niets slaperiger maakt (behalve eene verhandeling), dan zachtjes door te tellen, van één af, tot men in slaap valt. - Een, - twee, - drie, - vier, - tot twintig; - men keert zich naar den muur toe, en begint van vóór af aan; men hoort zijn horloge op het bedtafeltje verbazend hard tikken; men begint ongeduldig te worden; men gaat een oogenblikje opzitten; - men is wakker! - En met de teruggekeerde

[pagina 181]
[p. 181]

bewustheid, komt ook het besef der ware reden van de slapeloosheid.

‘Het is niet mogelijk!’ men springt uit het bed; met angstige hand steekt men de kaars op, en men ziet - de rustverstoorders, die zich noch aan klepperlui, noch aan politie-reglementen storen, die erger dan de jakhals van Egypte, niet het doode lichaam, maar den levenden mensch verslinden! Ze kruipen in trage rijen, met opgezwollen lijven, - opgezwollen met uw bloed, - langs het vuile behangsel, naar boven; - ze vluchten, langzaam voortsukkelende, in walglijke troepen, door het licht verschrikt, over de witte dekens, die met beweegbare pestvlakken bespat schijnen. - Gij verheft de moordlustige handen en uw oog ziet ze opgezwollen, en met vuurroode builen bedekt; - gij deinst verschrikt terug; gij verbeeldt u, dat gij ze voelt over u heen kruipen, in myriaden, op uw nek, achter het oor, onder uw armen! De Indiaansche oorlogsdans is eene kleinigheid bij de sprongen vergeleken, waarmede gij uw pogingen vergezelt, om den vijand te ontdekken en te ontwijken. Maar waarheen? Het horloge wijst op halftwee; er is geen geluid meer in huis of op straat; het is te laat, of te vroeg, om naar een ander logement te vertrekken; hoe nu den nacht verder door te brengen, totdat de terugkeerende dag u verlost?

Er is een groote leuningstoel in den hoek van de kamer; gij installeert u er in; geen fauteuil van het Instituut is ooit meer gewenscht geweest!

Daar valt uw oog op den gebeeldhouwden, rijk versierden, houten rand; - gij springt weer op; de vijand marcheert er op aan, tot den aanval! Nu is het uit! gij kunt nergens meer redding vinden; zelfs als gij midden in de kamer staat, gevoelt gij, in uwe verbeelding tenminste, hoe ze over uw bloote voeten heenkruipen, het been op, - stap voor stap, - bah! - Er staat eene gepolijste, ronde tafel midden in het vertrek. - Het is het laatste toevluchtsoord. Gij springt er op, zet het licht voor u op den schoorsteenmantel, en met onder u gekruiste beenen, zit gij als een Oostersche afgod op zijn voetstuk, totdat het gewenschte morgenlicht het slachtoffer bevrijdt!

En waar is nu de vijand? Verdwenen; - nergens een spoor er van te zien, dan op uw eigen verminkte ledematen; geen Eugène Sue heeft zich ooit iets vreeselijkers verbeeld! Snel de koffers weer gesloten en weg!

Zoo was mijne eerste nachtrust te Parijs, in het hôtel, waarheen de noodlottige commis-voyageur mij gezonden had; en ik vreesde ook een storm er bij, toen ik het verliet; ik werd aangenaam verrast. Het was nog vroeg; de slaperige portière, die zich niet scheen ontkleed te hebben, dommelde nog in haar grooten stoel. De dikke waard was nauwelijks wakker, en maar half gekleed.

[pagina 182]
[p. 182]

‘Mijne rekening!’ zei ik.

‘Mijnheer heeft goed geslapen?’ vroeg de waard ontwijkend.

Ik wees op mijn opgezwollen handen, op mijn ontstelde gelaatstrekken.

‘Ah! ma foi par cette chaleur!’ zei de waard, de schouders ophalende. ‘Mijnheer wil Parijs al verlaten?’ ging hij voort.

‘Ik kan hier niet blijven,’ antwoordde ik, met eene diplomatieke wending, die mij eer aandeed.

‘Désolé, monsieur! Désolé!’ zei de Franschman, zoo beleefd mogelijk glimlachende, en tien minuten later had ik de ellendige overblijfselen van mijn lichaam, met mijn koffers, in een ruim luchtig en voor Parijs zeer zindelijk vertrek van het Hôtel desÉtrangers, Rue Vivienne, overgebracht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken