Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1 (1882)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1
Afbeelding van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.18 MB)

ebook (3.20 MB)

XML (1.01 MB)

tekstbestand






Editeur

Lodewijk Mulder



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1

(1882)–Mark Prager Lindo–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 306]
[p. 306]

II.
Vaders.

‘Ja,’ zei mijne vrouws tante, die, hetgeen ik van de ‘moeders’ geschreven had, zich door mijne vrouw had laten voorlezen, - ‘ja, Smits, dat is nog al het eerste, wat ik van uw geschrijf lees, dat ik draaglijk vind! Maar gij zult het zeker gaan bederven, door eene even onberedeneerde lofspraak op de vaders te houden, als die op de moeders gegrond is. Want gijlieden mannen kent uzelven in het geheel niet, en vooral niet als vaders, die de grootste kwellingen voor eene verstandige moeder zijn, welke men bedenken kan. Ja! als er geen vaders waren, dan zouden de menschen beter zijn, dan nu het geval is, Smits! En gij zult natuurlijk, met uw gewonen hoogmoed, hen nog boven, of naast de moeders en tantes gaan plaatsen! Gij behoeft het hoofd niet te schudden: ik weet wel dat de ijdelheid der mannen niet gedoogen zou, dat zij er onder kwamen te staan! Ik wilde maar, dat ik schrijven kon, dan zou ik de menschen de waarheid zeggen!’

‘Maar, tante-lief, als gij niet schrijven wilt, zal ik dat voor u doen; als gij mij maar uw denkbeelden -’

‘Wilt opgeven, - zult gij alles verdraaien wat ik zeg! Dankje wel, neef! Neen, als gij het geduld daartoe hadt, zou ik u wel eens, woord voor woord, datgene willen dicteeren, wat ik zoo dikwijls aan Keetje hier verteld heb, dat zij het van buiten moest weten! Maar het heeft haar niet veel geholpen, dus, -’

‘Ik verzeker u, tante-lief, dat als gij dicteeren wilt, ik alles getrouw, volgens den onsterfelijken Siegenbeek zal opschrijven, en -’

‘Goed,’ zei tante, ‘ik zal het maar doen, niet om uwentwil, maar om anderen, - om te voorkomen, dat de arme menschen, door hetgeen gij zelf schrijven zoudt, misleid worden.’

Ik nam de pen ter hand; tante zette den bril op, ten einde mij te controleeren, en dicteerde als volgt:

‘Hetgeen de kinderen goeds leeren van de moeder, tracht de vader te bederven, - dat spreekt vanzelf. Ik heb geen microscoop en ook geen bril noodig om dat te ontdekken, en wie niet ziende blind is, zal mij dat ook moeten toestemmen. Van wien leeren de kinderen, driftig en koppig en eigenwijs te zijn? Zeker niet van de moeder! maar wel van den vader, dien, naar mijn idee, eene wijze moeder altijd als een afschrikkend voorbeeld voor haar kinderen zal ophangen; - anders weet ik niet waartoe hij dient! Evenals gij, Smits, den kring der moeders hebt onderzocht, zal ik dien der vaders wat van dichterbij beschouwen, en als ik niet uit angst op eens daaruit wegloop, zullen wij er wat fraais zien! Daar is eerst de ‘wijze vader,’ - ja, ja, dit is een der liefste

[pagina 307]
[p. 307]

titels, waarop gijlieden mannen aanspraak maakt, - dat is mij een mensch! Hij geeft den kinderen geen suiker bij de thee, omdat hij hen niet verwennen wil, - en vult zijn eigen kopje half met suiker op! Hij heeft altijd de wijste woorden in den mond en eene sigaar tusschen de tanden, als hij den jongens het rooken verbiedt, en hij predikt geduld en volharding aan zijn kinderen en slaat de arme wormpjes tegelijk uit drift om de ooren, omdat zij de geringste zaak doen, welke hij niet goedkeurt. Hij zendt Kareltje zonder eten naar bed, omdat het kind onbeleefd is geweest tegen de bonne, en hij zit zelf als een heiden te vloeken tegen de keukenmeid, als het eten niet naar zijn zin is klaargemaakt. Hij vertelt den kleinen, dat er geen grooter ramp is voor den mensch, dan verslaafd te zijn aan het spel, en verbiedt dat zij zich een uurtje met ‘kienen’ om krenten vermaken, terwijl hij zelf geen avond slijten kan, zonder zijn ‘partijtje’ te hebben. De ‘wijze vader’ laat de kinderen den geheelen dag aan de zorg der arme moeder over, en is verwonderd, dat zij haar gezag niet handhaven kan, hoewel hij zich niet ontziet, zelfs in tegenwoordigheid der kleinen, alles af te keuren, wat zij doet. Hij geeft der moeder, zooals hij zegt, ‘de meest onbeperkte vrijheid,’ ten aanzien van de opvoeding der kinderen; maar wee haar, zoo zij iets doet, dat niet volmaakt met zijn eigen hoogwijze inzichten en voorschriften strookt! Hij bemoeit zich volstrekt niet met de ‘huishouding,’ zooals hij zegt; maar de vrouw kan geen cent uitgeven, zonder zijn weten, en geen aardappel opdoen, zonder zijne toestemming. Hij wil altijd hebben, dat de kinderen er fatsoenlijk uitzien, maar kan nooi begrijpen, dat zij nieuwe kleederen noodig hebben, en zit gemoedelijk aan tafel bij eene fijne flesch over verkwisting en weelde te klagen; - kortom, zijn woorden zijn even wijs, als zijn handelingent dwaas en bespottelijk zijn.

Zijn buurman in den kring, waarde Smits, is de ‘toegevende vader’. Als een kind op eene verstandige wijze, volgens den raad eener welmeenende tante wellicht, door de moeder bestraft wordt, haast zich de vader om het achter haar rug den mond met suiker te stoppen. Een kind, dat schreeuwt, kan ook alles van hem gedaan krijgen: hij bemint de rust, zegt hij, en liever dan ‘dat oorverscheurend gillen’ aan te hooren, zal hij een kind met een scherp scheermes laten spelen. Hij is zelf de eerlijkste man ter wereld, o ja, maar hij koopt zijn kinderen om, als hij het geringste van hen vergt. Hij stelt vooral prijs op eene goede opvoeding, maar wil niet, dat de kleinen iets leeren, dat zij lastig vinden; hij zou gaarne zien, dat zijn jongens ‘in de wereld voortkwamen,’ maar geeft hun groot gelijk, als zij zich niet inspannen willen, en hij vertelt hun dagelijks, dat zij op den duur ‘geheel en al van hun eigen verdiensten’ zullen afhangen, terwijl zij van hem alles krijgen, wat hun hart verlangt. Hij verkeert in den waan, dat hij de helft van zijn

[pagina 308]
[p. 308]

eigen leven en van zijn eigen genot aan zijn kinderen opoffert; daar echter zijne vrouw en hij ‘één’ zijn, offert hij inderdaad alleen die helft op, welke zijne echtgenoote voorstelt; en terwijl hij al de deugden van zijn kinderen aan zijn eigen wijs bestuur toeschrijft, spreekt het vanzelf, dat hun gebreken op rekening der moeder komen. - - Maar hij is een engel bij den ‘strengen vader,’ die tot leus neemt: ‘wien men lief heeft, kastijdt men.’ Deze heeft zich een stelsel van opvoeding netjes uitgeteekend en afgebakend, en afgerond en klaargemaakt, en dienovereenkomstig moeten zijn kleinen opgroeien, en, evenals Goudsche pijpen, allen in één vorm gegoten worden. Orde en regel zijn de eerste vereischten, en tucht en gehoorzaamheid dienen alleen, om hetgeen hij met die fraaie namen bestempelt, te bevorderen. Het haar van al de kinderen moet volgens hetzelfde model geknipt, en hun verstand ook op een haarbreed op dezelfde wijze gekapt worden. Een kind moet klokslag zeven naar bed en met klokslag acht uren zoo en zoo veel weten uit dit of dat boek. De dag van het kind is even precies afgedeeld als de onderdeelen van een duimstok, en het kind moet spelen en leeren, lachen en ernstig zien, volgens een vast bestek, dat even onverbeterlijk is, als de dwaasheid van den vader. De moeder beschouwt hij, zoo te zeggen, slechts als eene soort van stoommachine, van zoo en veel paardenkracht, waarmede zijn stelsel in werking wordt gebracht, en hij verstookt het geluk van de geheele huishouding in het vuur van zijn eigen drift, om zijn zotte plannen ten uitvoer te brengen, - En die strengheid, welke hij zoo noodzakelijk acht voor het heil van zijn kroost, wordt ook tot het best der kinderen, op alle leden van het huisgezin, behalve op hemzelf, toegepast: het is alsof alle menschen ter wereld alleen geschapen waren, om tot model voor zijn kinderen te dienen, en zelfs de moeder mag haar kind noch kussen noch berispen, dan volgens de vaste wetten, door haar huistiran voorgeschreven. Ja, Smits, zoo gaat het in den kring der vaders, al gelooft gij nog zoo vast, dat ik overdrijf, en zoo ik den tijd had, zou ik u in dien zelfden kring nog veel erger monsters kunnen aanwijzen, dan men zich verbeelden kan; maar ik ben slechts eene zwakke vrouw en oefen mij steeds in zachtzinnigheid en onderwerping, hoewel ik te wijs ben geweest om mij ooit door een man te laten verschalken; - ik zal u dus slechts een paar der ergste soorten van vaders nog opnoemen, en zal hen dan bij een kopje slemp en een goed boek zoeken te vergeten. Zie maar, bij voorbeeld, den ‘partijdigen vader,’ die altijd op kosten van andere kinderen en van het geheele huisgezin, het ééne kind in alles gelijk geeft, omdat het wichtje op hemzelven gelijkt, en dus, in zijn oogen, volmaakt is. Zie den ‘fatsoenlijken vader,’ die niets anders verlangt, dan dat zijn kinderen in de wereld schitteren, en op niets prijs stelt dan het uiterlijk, en zich met niets bemoeit dan de kleederen en de houding der kleinen

[pagina 309]
[p. 309]

als zij onder ‘menschen’ komen, - en zie vooral den ‘egoïstischen vader bij uitnemendheid,’ - want alle vaders, Smits, zijn egoïsten, - die voor niets anders leeft, dan zijn eigen eerzucht, en het oog op niets heeft dan zijn eigen verheerlijking, en volhoudt, dat al wat hij doet, in het toekomstig belang is van zijn spruiten, die inmiddels als onkruid opgroeien en als gras vergaan.

En nu, waarde neef, heb ik gedaan; zoo gij, als vader met de hand op het hart, verklaren kunt, dat gij niet op den een of ander der vaders gelijkt, die ik u beschreven heb, kunt gij dit stuk verbranden. Anders plaats het achter dat over de moeders, en laat de heeren recensenten, voor wie gij altijd verklaart, zulk een diep ontzag te hebben, oordeelen, welk van beide de meeste waarheid bevat.’

‘Maar, op wien geleek uw vader, tante?’ vroeg ik.

‘Mijn vader was eene uitzondering!’ zei tante deftig.

‘Ik hoop van neen,’ zei mijne vrouw; ‘ik wil liever gelooven, dat tante de “uitzonderingen” afgeschilderd heeft, en dat de vaders op hunne wijze, over het algemeen, evenzoo goed zijn als de moeders!’

‘Onzin!’ zei tante, terwijl zij eene prise nam.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken