Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1 (1882)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1
Afbeelding van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.18 MB)

ebook (3.20 MB)

XML (1.01 MB)

tekstbestand






Editeur

Lodewijk Mulder



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 1

(1882)–Mark Prager Lindo–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 361]
[p. 361]

Dankschrijven aan de ‘attente’ lezers.

Les sensations ravissantes d'une bonne action contribuent plus au bonheur que tous les éloges.

Het was onder bovenstaande spreuk, zoo ik mij niet zeer vergis, door eene allerliefste vrouwenhand geschreven (welke het hart waardig is, dat die woorden dicteerde), dat ik eene der eerste bijdragen ontving voor de ongelukkige, welker lot te verbeteren zich eenige weldadige dames tot taak gesteld hadden.

Het was eene taak, die aanvankelijk zeer moeielijk scheen, en die schier onoverwinnelijke bezwaren dreigde op te leveren. Ten minste zoo zeiden en geloofden velen, - velen vooral van het mannelijke geslacht, die altijd zooveel wijzer en voorzichtiger zijn dan de vrouwen.

Maar zoo ooit, is in dit geval de spreuk bewaarheid: ce que femme veut, Dieu le veut, - en uit naam van de geredde zelve, uit dien van de edele vrouwen, welke het eerst haar de behulpzame zusterhand reikten, - en ook uit mijn naam, in wien zoo velen zulk een vereerend vertrouwen gesteld hebben, - rust nu op mij de aangename en gelukkige verplichting om onze dankbaarheid uit te drukken voor de zeer milde gaven, waarvan de lade van mijn uitgever overgevloeid heeft.

Ik heb nog meer te doen: ik heb, in plaats van meer te vragen, tot mijne eigen verbazing, uit te roepen: ‘Genoeg!’ - En in dat kleine woord ligt de geheele veranderde toekomst van een vroeger ongelukkig medemensch opgesloten.

Want behalve hetgeen aan den Spectator werd gezonden voor het goede doel, zijn er zulke rijke en talrijke gaven ingekomen, dat de thans niet meer ongelukkige gered en voorgoed geholpen is, en binnen weinige dagen de eenvoudige, maar veilige en gemakkelijke woning zal betrekken, welke de mildheid harer landgenooten haar verzekerd heeft, tot zij in eene betere woning dan hier op aarde te vinden is, overgaan zal.

Dus, mijn vrienden, hebben wij uwe verdere hulp niet noodig - en hetgeen gij verder voor uwe verarmde broeders en zusters kunt afzonderen, moet gij buiten den Spectator om, weten te besteden: - ik twijfel niet, dat die taak u allen zeer gemakkelijk zal vallen!

Inmiddels, terwijl ik den stapel brieven voor mij zie, welke zoo spoedig na mijne oproeping ingekomen zijn, sta ik verbaasd, - als koopman te spreken, - over de enorme concurrentie, welke in alle standen en rangen der maatschappij bestaan heeft, om het goede

[pagina 362]
[p. 362]

doel te helpen bevorderen. Het zou mij ook onmogelijk zijn, zonder hulp mijner kantoorklerken, die met deze zaak niets te maken hebben, één voor één iedereen te bedanken, die zoo welwillend en vriendelijk geweest is zijne offerande te storten, daar waar zij wezenlijk zoo goed besteed is.

En ik geloof ook, dat men mijn dank niet verlangt, al kent men ze niet van vroeger, dan gevoelt men nu de waarheid van de spreuk, welke ik in één der mij toegezonden brieven gevonden en hier boven geplaatst heb.

Maar gaarne, - ik heb er wezenlijk behoefte aan, - zou ik den milden gevers een klein genoegen verschaffen, als blijk van dankbaarheid voor de heel groote vreugde, welke zij gesticht hebben in het hart hunner vroeger ongelukkige zuster; - en ik geloof dat nu niet beter te kunnen doen, dan door hen een paar der schoonste blijken van liefdadigheid mede te deelen, welke mij uit bovengenoemden stapel brieven bekend zijn geworden. Indien ik ze maar kan wedergeven, zonder onbescheiden hetgeen men geheim wilde houden, te verklappen, - indien ik slechts in hun hart een tiende gedeelte van de aandoening kan opwekken, welke het mijne vervulde, toen ik die brieven opende, dan zullen zij mij, in plaats van ik hun, bij slot van rekening dank verschuldigd zijn.

Daar is een der eerste tooneelen: - de huiskamer van een oudofficier, iemand, die sedert eenige jaren zich in het bezit verheugt van een paar kindertjes, en die pas sedert drie dagen zich verblijdt, dat zijne lieve vrouw het weder ‘achter den rug’ heeft, en hem een derde wichtje geschonken heeft, - en dat vooral ‘kraamvrouw en kind zeer welvarende zijn.’ En de vader is iemand, niet zooals gij en ik, die groote handelaren zijn, en dien het niet schelen kan, of wij een honderd gulden of wat meer of minder in de maand uitgeven, maar die zijn uitgaven maandelijks regelen moet tot op een cent toe, en die eene heele groote som (altijd betrekkelijk) voor de huishouding - vooral nu de baker er bij is, - afzonderen moet, - en eene heele kleine som (niet betrekkelijk) terzijde legt voor genoegens en hetgeen men niet onder de stipte noodzakelijkheden van het leven rekent; - want ‘men’ heeft tamelijk vast besloten en uitgemaakt, dat ‘genoegens’ weelde zijn, en geen behoeften; - hoewel ik het met ‘men’ op dat punt nog niet volmaakt eens ben. En de oud-officier zit op zijne kamer, zich verheugende in de pret van morgen, die hij zich en zijn kleintjes (nu die nare derde dag voor de kraamvrouw voorbij is), maken wil, - en gevoelt niet veel opgewektheid om den Spectator, die op tafel ligt, op te nemen. Maar zijn oog getroffen zijnde door het verzoek, ‘als het u belieft met attentie te lezen,’ neemt hij het blad op, - en gaat mijn langen brief van het eerste tot het laatste woord door, - en dan telt hij zijn geld weder over, en begrijpt, dat het geen hij tot zijn eigen genoegen wilde afzonderen, niet beter kan

[pagina 363]
[p. 363]

besteed worden, dan door het aan den Spectator in te zenden voor de dochter van een oud-kameraad, - en dan vindt hij die som, och, zoo klein, en begrijpt verder, dat ook zijn kindertjes het genoegen van de zelfopoffering wellicht evengoed zullen kunnen waardeeren als hij - en de kleine som wordt door hun penningske vermeerderd, - en eindelijk gaat hij bij de gelukkige kraamvrouw - voor wie niets afgezonderd is, omdat haar geluk, zooals zij zelve gevoelt, nu niet te vermeerderen is, - en aan haar wordt de treurige geschiedenis van de arme officiers-dochter met zachte stem oververteld, - en ook zij, de gelukkige en dankbare, wil het hare bijdragen en van het bedrag, dat de kosten van de kraamkamer, benevens kandeel en kaneelkoekjes afdoen moet, wordt ook iets gekort (natuurlijk zonder de baker te benadeelen), en ziedaar: de drie kleine sommen bij elkaar gevoegd, worden stil en bescheiden ingesloten, - en de vader is tevreden en de kindertjes zijn blijde en de kraamvrouw, te midden van haar eigen groot geluk, is bijna verwonderd te ondervinden, dat haar hart plaats nog had voor het zalige gevoel, dat er in stroomt, met het bewustzijn, dat zij het leed van eene vreemde verzacht heeft, - en ik bewaar den brief van den oud-officier onder de archieven van den Spectator, als een zijner kostbaarste bezittingen.

Een tweede tooneel is niet minder aangenaam van aard: het is een heerlijke zomeravond, en bij een bejaarden predikant, eventjes buiten eene groote stad, is een vroolijk gezelschap bijeen: jonge lieden, bloeiende schoone meisjes, vroolijke luchtige jongens - maar waarom zou de brave man niet zelf zijn geschiedenis vertellen: lees zelf zijn brief: het is geen gebrek aan bescheidenheid een dergelijk schrijven te openbaren:

.......wat later op den dag - was de jeugd in het gras om mij heen verzameld, op eenige enkelen na, en hier en daar waren nog paren gelieven verstrooid, die wat hooger op den heuveltop in de ondergaande zon blozend op ons neerzagen.
Alles ademde levenslust en geluk en al die jonge harten schiepen zich zeker een toekomst, zooals hun heden was, zonnig en onbewolkt.
Onder vroolijk gejoel kwamen een paar der meisjes zich naast mij vleien, mij een blad toereikende met den uitroep ‘Clementine!’ ‘Clementine!’ - Ik begreep van hare begeerte niets, voordat het blad, het laatste nommer van uw Spectator (die ook tot hiertoe doordringt, en altijd zoo welkom is) mij duidelijk maakte, dat zij verlangden ik het haar in de onwillekeurige pauze eens zou voorlezen, in de hoop een brief van of over Clementine te zullen hooren.
De aanvang deed mij dadelijk zien, dat zij zich vergisten: maar de beschrijving van den vluchteling uit de stad die het buitenleven zoekt, noopte mij, om der overeenkomst wille, met lezen voort te gaan.
Ik las het stukje voor. Mijnheer Smits, - de beschrijving van het pleintje met den armelijken lijkwagen, de gesloten bovenkamer, het bittere leven en de zwaar beproefde, die toch ook jong was geweest als de bloeiende gestalten
[pagina 364]
[p. 364]
om mij heen, met evenveel recht om te hopen en te verwachten, - ik las het verhaal te midden van die levenslustige groep in de stralen van de avondzon met den heerlijken hemel boven ons en het lachende landschap beneden ons, terwijl alles scheen te vragen: Waar is droefheid, waar is smart?
Was het wonder, dat eene korte, weemoedige stilte de joelende stemmen van straks verving en de kerkklokstoon nog lang natrilde in menig hart? - Voorzeker vonden veler gedachten den weg naar de sombere bovenkamer, en was het niet het staren in de ondergaande zon alleen, dat menig lief meisjesoog zoo deed glinsteren.
Dat hier uwe oproeping niet vergeefs was geweest, getuigde de minnelijke samenspanning; en mij werd de bezorging opgedragen, mijnheer Smits, van de verzamelde gaven van de bloeiende, levenslustige zusters aan de arme bedroefde, voor wie zij zoo gaarne de overige dagen van een zoo vreugdeloos leven willen helpen verhelderen. Ik zend u die gaven, gering als ze zijn, uit naam van haar, die, vol dartelen overmoed de groote danszaal des levens voor zich zien; maar uit wier zachte harten en stralende oogen op de eerste roepstem des lijdens het luide roept: ‘hier zijn wij!’
Bij het scheiden op dien avond smolt de herinnering aan onzen eigen blijden, zorgloozen dag te zamen met de gedachte aan de menigte bedrukte zielen, die in stilte lijden, - en ik keerde naar mijn pastorie terug met stoffe te over voor mijne prediking op den aanstaanden Zondagmorgen, - die ik aan u te danken heb, mijnheer Smits. -
Uwen hoogachtenden,
Aug. 1857.
Alpha.

Verder zijn er brieven van kooplieden, met coupons, waarvan de nos. en datums nauwkeurig opgegeven zijn - en ‘werk. schuld’ (aan de armen), als de beste beteekenis van die woorden vermeld worden; - er zijn keurige briefjes van dames, in elegante geparfumeerde enveloppes, met sierlijke devises verzegeld; er zijn eenvoudige couverts, met bijna onleesbare postmerken en haast geen woord er in - maar met des te grooter bijdragen; - er zijn belangstellende, aardige, uitvoerige, lakonische epistelen bij - die alle echter hetzelfde bevatten: eene milde gave, een blijk van de goedhartigheid des schrijvers - en een bewijs, dat in het anders veel verdeelde Nederland er ééne plek is, het veld der milddadigheid, waarop menschen uit allerlei stand en van allerlei geloofsbegrippen elkaar de hand reiken, en, evenals de vriendinnen van den ouden predikant, luide roepen, zoodra men zich tot hen wendt: ‘Hier zijn wij!’

 

PS. Aan diegenen, welke nadere bijzonderheden hebben gevraagd, zal eerstdaags bericht gezonden worden. Maar Maria heeft geen adres opgegeven!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken