Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2 (1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2
Afbeelding van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.42 MB)

ebook (3.24 MB)

XML (1.10 MB)

tekstbestand






Editeur

Lodewijk Mulder



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2

(1883)–Mark Prager Lindo–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 217]
[p. 217]

VI. Brief van Elise aan eene vriendin.

‘Na een lang stilzwijgen, liefste vriendin! neem ik de pen op om u weder te schrijven, - uit plichtbesef, omdat, als ik het niet deed, gij het recht zoudt hebben mij van verregaande achteloosheid te beschuldigen, - en ook uit egoïsme omdat ik verlang weer iets van u en van mijne geboorteplaats te hooren; - maar niet omdat ik u iets nieuws, of wetenswaardigs te melden heb.

Neen! mijn leven blijft onveranderlijk hetzelfde. Ik moet den kost verdienen, dit begrijpt ge wel; ik moet voor mijzelve en oom zorgen; ik moet niet slechts op het tooneel eene rol spelen, maar ook in 't leven; ik moet trachten de menschen wijs te maken, dat ik kunstenaresse ben, - en ik weet, en de menschen weten, dat ik het niet ben en nooit worden zal. De weinige aanleg, die me gegeven is, en die mij in het huiselijk leven tot een troost, tot geluk had kunnen strekken, is nu mijn bederf, - nu, dat ik daarmede woekeren moet onder het publiek en trachten mijn klatergoud voor echte waar te verkoopen! Bah! Ik walg er van. En toch zou ik dat nog kunnen dragen: - ik zou tot mijzelven zeggen, dat ik niets deed dan duizenden om mij heen, - van den staatsman tot den kiezentrekker; maar ééne omstandigheid maakt mijn bestaan onverdraaglijk. 't Is het gemis van die achting, van die onderscheiding, van dien eerbied, waarop de vrouw aanspraak heeft in de wereld. Wat baat mij mijne onberispelijke leefwijze, - wat die strenge ingetogenheid en trots, die mij afhoudt van al wat het minste recht kan geven om mij anders dan met hoogachting te behandelen? Mijn liefderijke zusters in de wereld halen de schouders op, of kijken me nieuwsgierig vorschend aan: - ‘Is dat de actrice? Hé? Hoe ziet zij er uit als zij niet op het tooneel is?’ Dat is, wat ik in haar blikken lees, - en anders niets. Is er ééne, die mij ooit de hand gereikt heeft? Neen. - Ja, ééne! Ik zal u straks van haar vertellen! De koopmansdochter zou zich schamen met mij op straat gezien te worden; - en mijn vader was toch ook een eerlijke koopman? De predikantsdochter haalt den neus op voor de zeker zondige actrice! De burgervrouw krijgt eene rilling bij het denkbeeld, dat haar kinderen zoo'n lot zouden hebben als ik! En onbeschaamd, onbevreesd, zien me de mannen aan met nieuwsgierige, niets eerbiedigende blikken, - die zij niet eens op hun dienstbaren zouden durven slaan.

Zoo sleept zich mijn leven voort; - een speculeerende tooneeldirecteur verwaardigt zich wellicht mij eene kleine rol toe te vertrouwen, - en zegt, onbeschroomd, mij in het gezicht, dat als ik de rol ook al niet goed zingen kan, ik toch uiterlijk best voldoen

[pagina 218]
[p. 218]

zal! - Ik moet dagelijks op mijne hoede zijn, om de laagste vervolgingen te ontgaan, - en oom kruipt en kuipt, en droomt en dweept van gouden bergen, die steeds onbereikbaar blijven. - Maar ook hij moet u bekennen, dat ik nooit eenige onderscheiding als zangeresse zal verwerven, en nu is zijn droombeeld, - hij is steeds de oude, - mij een rijk huwelijk te laten doen. Dan heeft hij voor mij gezorgd! Dan heeft hij aanspraak op mijne dankbaarheid! De hemel weet, dat ik hem die tot dusver weinig getoond heb! Geen wonder, dat hij wenscht van mij verlost te worden, - evenals ik zelve dat wensch!

Als er dus eene gelegenheid zich voordoet, zal ik verkocht worden, evenals eene dochter uit de groote wereld; - namelijk als ik wil; maar ik wil nog niet; - ik veracht mijzelve te zeer, om al te hoogen prijs op mijn eigen ik te stellen; - ik wil den ongelukkige, die mij koopt, ook niet bedriegen; - hij moet mij eerst leeren kennen zooals ik ben, - met al mijn gebreken, - mijn humeur en onverzettelijken trots, - mijn - - wat behoef ik u mijn ondeugden op te sommen? Maar als iemand die eens kent en dan nog lust heeft mij tot zijne vrouw te nemen, - zou ik in staat zijn, uit medelijden met den edelmoedigen dwaas, - hem mijne hand te weigeren.

Ik sprak straks van eene ‘dochter uit de groote wereld,’ - juist alsof ik die kende. Ik heb dezer dagen een blik in die groote wereld geworpen; - ik vond ze juist zooals zij op het tooneel afgeschilderd is; - het tooneel verkondigt grootere waarheden dan men soms meent, - dat heb ik weer gemerkt, - en de acteurs in de groote wereld spelen soms even slecht hun rollen als hun collega's in de kermistenten.

Hoe ik in de ‘groote wereld’ gekomen ben? O, op de meest natuurlijke wijze mogelijk! Zekere groote dame gaf eene groote soirée, - met groote onkosten verbonden, - wat bloemen en verlichting en versiering harer zalen en eetwaren en wijnen en wat niet al meer aangaat, - en iemand bracht haar aan 't verstand, dat zij ook, ten opzichte der muziek (het was eene soirée musicale), met geringe onkosten, groot effect kon maken; - zij kon namelijk eene heusche zangeresse van de opera, - met haar oom, om haar te accompagneeren - zeker voor een heel matig prijsje voor dien avond engageeren, - en zoo werd ik verhuurd en betaald, evenals de helft der vreemde knechts met de witte kousen en de witte katoenen handschoenen, en de hemel weet wat niet al meer, om den avond op te luisteren, - om voor dames te zingen, die niet naar mij luisterden, en voor heeren te staan, die mij onbeschaamd in de oogen zagen, - en hunne bewondering van mijn uiterlijk door het applaudisseeren van mijn zang te kennen gaven.

De vrouw des huizes vereerde mij bij mijn binnenkomen met

[pagina 219]
[p. 219]

eenige beleefde woorden en wees mij eene plaats aan op eene sofa, waar ik den heelen avond bleef zitten, als ik niet zingen moest; haar twee dochters keken mij uit de verte nieuwsgierig en schichtig aan; maar behalve dat de oudste mij eens vroeg, na het zingen, of ik ook een glaasje suikerwater wilde gebruiken, lieten zij mij verder ongemoeid. De heer des huizes had het te druk, om iets meer te doen dan mij met eene statige buiging te groeten toen ik binnentrad; - maar des te meer eer werd mij aangedaan door andere heeren van het gezelschap! Zij omgaven mijne zitplaats; zij fluisterden mij flauwe complimenten in 't oor; - zij grinnikten en maakten half hoorbare aanmerkingen tot elkaar over mijne persoon; - zij namen mij op van top tot teen; - zij protegeerden mij in één woord, op hunne manier, - en zooals groote, deftige heeren veelal geneigd zijn in hunne edelmoedigheid eene arme zangeresse te protegeeren! - Ik zou medelijden met mij zelve gehad hebben, zoo ik hen niet zoo diep veracht had, - zoo ik niet nog meer medelijden had gevoeld voor oom, die kruipend en glimlachend en buigend rondliep, - en zelfs door de jongelieden met eene minachtende gemeenzaamheid behandeld werd, - die mij zeer deed - voor zijn grijze haren!

Zoo had ik den halven avond gezeten, - achteloos, ongevoelig, mij elders verplaatsende in mijn geest - als ik niet zelve bezig was met mijn karig loon te verdienen, het gegons om mij heen vergetende, - denkende, - wellicht werd ik daaraan herinnerd door het contrast van de schitterende zalen met de nederige woning, waar ik als kind leefde, - aan de gelukkige dagen mijner kindsheid, - toen ik gestoord werd door eene bekende stem, die zeide:

‘Mejuffrouw, mag ik de eer hebben, u aan mijne vriendin, mejuffrouw Ida Blok te presenteeren.’

Die sprak was zekere mijnheer Wilders, - een goede jongen, lieve vriendin! - een koopman, - een rijke jongeling, - een van mijn ‘aanbidders’, die oom, God vergeve hem de zonde! gelokt heeft! Een jongen met een hart, - die in den roes van zijne drift, slechts op een woord van mij wacht, om mij zijne hand, zijn alles aan te bieden. Hij is een kind nog in jaren en ondervinding, - een braaf kind ook - zelfs in vele opzichten een genie; - ik wilde dat ik zulk een broeder had; - ik zou mijn best doen eene goede zuster voor hem te worden; - ik acht hem te hoog om misbruik van zijn jeugdige driften te maken; - - en het zal hem het hart niet breken als ik hem bij de eerste gelegenheid wegzend - als hij mij daartoe dwingt. - Inmiddels presenteerde hij mij zijne vriendin.

Een meisje - zooals een meisje zijn moet, - met de onschuld op het gelaat en in het hart. Rank, blond, met donkerblauwe oogen, - verlegen uit bescheidenheid, kinderlijk vertrouwelijk. Zulk eene moest Wilders beminnen, - en mij niet. Ik benijdde

[pagina 220]
[p. 220]

haar, niet daarom, - maar om het kinderlijke hart, om hare onbekendheid met al wat slecht is, die uit elk harer woorden en blikken sprak.

Wilders had haar van mij verteld, - met al de overdrijving die bij hem natuurlijk is. Zij geloofde zijn woorden; - zij was te onschuldig om de aanleiding daartoe te gissen. Eerst was ik stroef, terughoudend - ja, zelfs spottend als gewoonlijk; later had ik den moed niet daarmede vol te houden; - ik luisterde naar haar, - en hare belangstelling wekte eene weekheid in mij op, die ik in mij zelve niet kende. Zij hoorde me uit over mijne jeugd; - zij sprak over mijne moeder, - en dan vertelde zij van de hare en het kinderlijke hart vloeide over van oneindige teederheid en liefde; - ik stikte en zweeg - en voelde tranen die ik lang niet gestort heb, opborrelen. - Zij ging ook en haalde hare moeder; - eene prachtige heerlijke vrouw; - dezelfde gelaatstrekken, dezelfde reinheid als hare dochter; - met het vorschende oog eener moeder, - met het kalme voorhoofd door zorg noch zonde gerimpeld.

Ook die sprak met mij op anderen toon, dan ik gewoon ben. De half ongeloovige glimlach op haar lippen, waarmede zij mij begroette, te voorschijn geroepen door den uitbundigen lof harer dochter, welke uit de vriendelijke oogen van het meisje schitterde, verdween langzamerhand. Zij ook was belangstellend, - zelfs liefderijk, - toen zij mij een tijdlang in de oogen gekeken had; - en toen hare dochter haar vertelde, hoe ik vader noch moeder had, - toen zeide zij niets, - maar onder voorwendsel, dat iets aan mijn kapsel losgeraakt was, gevoelde ik hare zachte hand streelend op mijn voorhoofd, - en eene gewaarwording in mijn hart, alsof mijne eigene moeder mij gekust had. - Bah! waarom vertel ik u dit alles! De muziek begon opnieuw; moeder en dochter gingen met Wilders, die met van vreugde schitterende oogen daarbij gestaan had, weg. De droom was voorbij! Maar zoolang die duurde was hij heerlijk; - hij maakte me weder tot een klein kind! Ik ging naar huis en wilde niet slapen om daaraan te denken; - ik sluimerde in, en werd den volgenden morgen in de harde werkelijkheid - en geheel mijzelve weer wakker!

Ik wil weder van dien droom droomen - dus vaarwel!

‘Elise.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken