Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2 (1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2
Afbeelding van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.42 MB)

ebook (3.24 MB)

XML (1.10 MB)

tekstbestand






Editeur

Lodewijk Mulder



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2

(1883)–Mark Prager Lindo–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XVIII. Een prettig partijtje.

Drie dagen nadat Wilders Elise bij haar ongelukkigen oom ontmoet had, was er eene groote partij bij de familie Blok.

Sepia was er ook gevraagd. Dat spreekt vanzelf. Er werd geene groote partij te Pumpenheim gegeven of de heer Sepia moest er bij wezen. Bovendien had Sepia de Bloks te Amsterdam al gekend, waar zij hem geprotegeerd hadden, - en hij was nu op zijne wijze dankbaar, omdat zulks met zijn belangen overeenkwam, - en protegeerde nu op zijne beurt de rijke koopmans-familie. Hij sprak van den vader als van iemand oneindig beneden hem in ontwikkeling en stand, maar toch een zeer achtingswaardig kapitalist; hij roemde de moeder als een uiterst beschaafde vrouw en prees de dochter, hoewel hij haar tant soit peu bourgeoise noemde in haar manieren en denkwijze, als een ‘uitmuntende partij’; den broeder had hij geheel en al aan zich onderworpen. Frans Blok woog de menschen volgens den voorspoed, welken zij in de wereld ondervonden, en Sepia, met een lintje in zijn knoopsgat, Sepia, die

[pagina 278]
[p. 278]

door de gravin op alle hoffeesten gebracht werd, en uit rijden ging met garde-officieren, en 's middags aan tafel zat met diplomaten, was in de oogen van Frans Blok ‘een verduivelde knappe kerel.’

Hield men daarom over het algemeen van Sepia? Ik geloof van neen. Had hij onder het legioen zijner kennissen één vriend? Ik geloof van neen. Maar hij vermaakte vele en overblufte sommige menschen en was, hoe sluw ook in andere dingen, op zulk eene naïeve wijze egoïst, dat niemand het ooit in de hersens gekregen zou hebben van hem een belangeloozen vriendschapsdienst, of iets, dat op zelfopoffering gelijkt, te vergen. Er zijn vele dergelijke menschen in de wereld, van wie niemand iets eischt - en die zichzelven voor uitmuntende menschen houden, - omdat zij niemand ooit iets weigeren; en het aardigste van de grap is, dat de wereld soms gelooft, juist om die reden, dat zij wezenlijk voortreffelijke wereldburgers zijn!....

‘Maar wij wilden gaarne weten,’ zal wellicht de lezer - en zeer zeker de lezeresse - zeggen, ‘hoe het toegegaan is, toen Elise en Wilders elkaar weder voor het eerst ontmoetten?’

Dit is nu juist wat ik vertellen wilde! - Echter op mijne manier! Dat wil zeggen, daar ik zelf bij die ontmoeting niet tegenwoordig was, kan ik die alleen beschrijven uit de ‘derde hand’, - eerst volgens het getuigenis van den heer Sepia en anderen en daarna volgens hetgeen Wilders en Elise zelven vertelden. Daar echter de beide laatsten in de zaak betrokken zijn, geef ik natuurlijk aan de mededeelingen van onpartijdigen de voorkeur en zet ze voorop.

Er was dus partij bij den heer Blok, die zijn salons opengezet had en vele der voorname lieden, die te Pumpenheim bijeengekomen waren, onthaalde.

Sepia was niet slechts op die partij gevraagd; - maar hij had ze grootendeels, zooals het heet, ‘gearrangeerd.’ De heer Blok zelf bekende trouwhartig, dat hij zich met dergelijke ‘gekheden’ niet ophouden kon; mevrouw had de hulp van een man noodig en vond Sepia reeds in het begin veel practischer van aard voor een dergelijk doel dan Wilders, - en dus was Sepia niet alleen gevraagd, maar ook de regelende geest, de dirigeerende persoon van dien avond en altijd vergezeld van zijn aide-de-camp en bewonderaar, den zoon des huizes.

Het spreekt van zelf dat de gravin Von Wildsang er ook bij was, - en behalve deze schoone dame zag men er de familie Yellowboy, zoodat bijna al onze Pumpenheimsche en andere kennissen er vereenigd waren, - behalve Wilders, die, hoewel hij er ook gevraagd was, niet verscheen.

‘'t Is hem, tot zijn leedwezen, onmogelijk hedenavond te komen,’ zei Sepia tot mevrouw Blok, terwijl hij Ida, die met hem gedanst, had, bij hare moeder terugbracht, juist op het oogenblik, dat deze naast de gravin Von Wildsang plaats genomen had. ‘'t Is hem, tot

[pagina 279]
[p. 279]

zijn leedwezen, onmogelijk hedenavond te komen, en hij heeft mij opgedragen u zijn excuses te maken. Vergeef me, als ik in de drukte van dezen avond tot nu toe verzuimd heb, ze u over te brengen.’

Mevrouw Blok, namelijk, had juist naar Wilders gevraagd. Misschien begreep zij waarom Ida zelve dat niet gewaagd had.

‘'t Spijt me,’ zei mevrouw Blok. ‘Ik hoop dat hem niets onaangenaams terughoudt; - ik weet niet wat den jongen scheelt, maar in de laatste dagen meen ik opgemerkt te hebben, dat hij er heel slecht uitziet.’

‘Ma foi, hoe zou dat anders kunnen?’ lachte mevrouw de gravin; ‘hij is immers verliefd!’

Zij zei dit op zulk een minachtenden toon, dat Ida bleek werd, en mevrouw Blok de spreekster verwonderd aankeek.

‘Ik kan u verklaren, mevrouw,’ herhaalde Sepia met een glimlach, ‘dat het hem onmogelijk was hedenavond te komen!’

En ik verklaar heel plechtig, dat, hoewel hij niets anders zeide, of niets anders deed, dan eventjes glimlachen, zooals ik gemeld heb, - het precies luidde voor iedereen, die hem hoorde, alsof hij gezegd had: ‘Hij had best kunnen komen; - maar had iets beters te doen.’

‘Zijne schoone vriendin schijnt hem niet meer uit het oog te laten,’ zei de gravin, terwijl mevrouw Blok beurtelings haar en Sepia vragend aankeek.

‘Hij waakt aanhoudend bij iemand die gevaarlijk ziek is,’ zei Sepia de hand op het hart leggende, en met die beweging zoo duidelijk zeggende: ‘Gij hebt groot gelijk, mevrouw de gravin!’ dat Ida, die nog op zijn arm leunde, de hand onwillekeurig terugtrok en naast hare moeder plaats nam. De gravin zag dit met een halven blik en hervatte, terwijl zij op een leeg staanden stoel naast zich wees: ‘Kom, mijnheer Sepia, neem daar plaats en vertel ons uitvoerig de wonderbaarlijke avonturen van den heer Wilders en zijn beminde, - toutefois, als ze amusant zijn en niet te veel tijd eischen -’

‘Ik weet wezenlijk van niets, - niets hoegenaamd, mevrouw,’ zei Sepia, met een hoofdschudden, dat evenals zijn vroegere gebaren, precies het tegenovergestelde te kennen gaf van hetgeen hij zeide.

‘Die Sepia is heel en al bon enfant,’ zei de gravin tot mevrouw Blok, terwijl zij Ida aankeek. ‘Hij zal zijn vriend niet verraden.’

‘Welken vriend?’ vroeg sir William, die, pas aangekomen, achter op de canapé leunde, waarop de gravin en mevrouw Blok zaten.

‘Zijn vriend Wilders, -’

‘Wilders!’ riep de baronet. ‘Ja! dat is een schandaal! 't Is verschrikkelijk!’

‘Ik verzeker u,’ viel Sepia met eene diepe buiging in, ‘dat Wilders volstrekt niet te berispen is!’ en ook hij wierp een blik op Ida's bleek gelaat, - waarop men duidelijk lezen kon, dat zijn

[pagina 280]
[p. 280]

woorden ook ditmaal juist het tegenovergestelde uitdrukten van het geen hij zeide.

‘Dan kent gij hem slecht!’ hernam de baronet kortaf.

‘Foei, lasteraar!’ lachte de gravin, zich eventjes omkeerende, om hem met haar waaier op de vingers te tikken.

‘'t Is een schandaal!’ herhaalde de Engelschman. ‘Ik zal het u vertellen! mevrouw Blok zal oordeelen of ik gelijk heb of niet! mijnheer Sepia zal beslissen of ik iets overdrijf!’

‘Ik wil niets hooren!’ riep de gravin, met de handjes aan de ooren, en met een blik, die duidelijk zeide: ‘Ga voort!’

Sepia schudde het hoofd bedroefd.

‘Verbeeld u, mevrouw,’ zei de Engelschman, ‘wat ons overkomen is! Wij hadden eene gouvernante, - iemand, die mijne vrouw zoo uit medelijden, zeer tegen mijn zin, in huis genomen had, - die wij later ontdekten een weggeloopen danseuse of chanteuse te zijn, - en die wij letterlijk uit barmhartigheid de deur niet uitgezet hadden; - en, ziet u, wezenlijk, in 't begin, hielden wij haar voor beterschap vatbaar; - zij was gedienstig en talentvol, - ja, dat moet ik bekennen, - enfin, wij wilden haar niet op straat zetten, - en ja, dat durf ik zeggen, wij hadden haar met weldaden overladen en rekenden op hare dankbaarheid, en brachten haar mede hierheen, - waar alles goed scheen te gaan tot eergisteren. Toen lekte het uit, bij gelegenheid van een bezoek, dat de dokter ons bracht, dat mademoiselle Elise hier een soi-disant oom had, - al die danseuses en chanteuses, mevrouw, hebben altijd een oom of eene tante, - en dat die mijnheer verkouden was, of kiespijn had, of zoo iets - enfin, zoodra zij dit vernam, liet mademoiselle ons in den steek en vloog, - door kinderlijke liefde gedreven, - ha! ha! - naar den interessanten bloedverwant - waar - en nu komt het mooiste van de zaak - zij, in den persoon van mijnheer Wilders, een harer vroegere galants vond. De dokter zegt, dat het herkenningstooneel alleraandoenlijkst was. Le papa, - ik meen de oom, - had de wijsheid, om te veinzen, dat hij eene ijlende koorts had, - en was gerechtigd niets op te merken van hetgeen voorviel, en de dokter zelf moet bekennen, dat de beide jonge lieden hun rollen meesterlijk speelden, zoolang hij er bij was. La demoiselle schrikte geweldig zoodra zij Wilders gewaar werd, en deze moet eenvoudig gezegd hebben: “Beschouw me nu niet anders, dan als een vriend - van uw oom, - en van u!” waarop hij haar bij den zieke bracht, en zoolang de dokter er bij was, ook geen woord meer met haar sprak. Dien middag echter kreeg mijne vrouw een briefje van haar, met verzoek om eenige dagen bij haar oom te mogen blijven, - en sedert dien tijd maakt het drietal gemeenschappelijke ménage, - zooals zij vroeger schijnen gedaan te hebben, - en zij kan dat, wat ons betreft, ook ongestoord blijven doen, - want het spreekt vanzelf, dat wij haar onmiddellijk

[pagina 281]
[p. 281]

haar congé gezonden hebben. Zulke ondervindingen zijn bitter, mevrouw,’ eindigde de Engelschman; ‘maar ze leeren ons dat canaille nooit te vertrouwen! Het spijt me ook om Wilders, die een fiksche jongen scheen.’

Het was hartroerend te zien, hoe bedroefd Sepia het hoofd liet hangen, en het was nog aandoenlijker hem, met eene zachte stem, te hooren zeggen: ‘Kom, kom, Sir William, - het zal zóó erg niet zijn!’

Mevrouw Blok echter sprak geen woord over deze zaak; - maar zij nam hare bleeke dochter onder den arm, en zeggende, dat zij een paar laat aangekomen gasten moest gaan welkom heeten, verwijderde zij zich met haar van de groep.

‘La petite schijnt doodelijk te zijn van dien Wilders!’ fluisterde de gravin Sepia in het oor. ‘Hij heeft nu de kans bij haar verkeken. - Gij wilt zelf die riche héritière trouwen?’

Sepia kleurde tot achter de ooren, en ontkende dit ten stelligste.

‘Ba!’ zei de gravin. ‘Waarom zoudt ge niet? Gelooft ge, dat ik u tegenwerken zou, of het u kwalijk nemen? Au contraire, het zou me verheugen u in eene gevestigde positie te zien!’

Brief van Elise aan eene vriendin.

Sedert lang, liefste, heb ik u niet geschreven. Ik doe dat nu in de grootste ontroering - naast het ziekbed van mijn oom, dien ik hier in dit ongelukkig stadje heb moeten wedervinden! - Hij is ziek, - wellicht doodziek, - naar lichaam en ziel! en ik mag hem in dezen toestand niet verlaten, al wilde ik het! want de menschen, bij wie ik was, hebben mij weder weggejaagd. Ik heb geen dak boven mijn hoofd, dan dat van mijn oom - geene toevlucht dan mijn tegenwoordig verblijf. En ook dat moet ik zoodra mogelijk, - met mijn oom verlaten. Wij moeten van hier weg! Weg! den ouden weg op - van ellende en kwakzalverij tot het einde toe! - Ik heb hier, bij mijn oom, Wilders gevonden - zijn eenige hulp en steun. De hemel weet hoe ridderlijk hij zich gedragen heeft! Geen woord, geen blik zelfs, die aan - aan vroegere dagen herinnerde; - niets, niets dan de edelste zelfopoffering - de meest onmisbare ondersteuning! Maar - zie, ik ben den heelen, heelen langen dag en avond met hem zoogoed als alléén bij den zieke; - dit kan, dit mag zoo niet blijven! Hij is echter de eenige, die nog eenigen invloed op mijn armen oom bezit! Hij alleen kan hem bedaard houden! - Wat kan, wat moet ik doen? - Wilt gij, kunt gij tot mij overkomen? Dadelijk? Dat is de eenige hoop van
Uwe ongelukkige
Elise.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken