Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2 (1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2
Afbeelding van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.42 MB)

ebook (3.24 MB)

XML (1.10 MB)

tekstbestand






Editeur

Lodewijk Mulder



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2

(1883)–Mark Prager Lindo–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 328]
[p. 328]

Uittrekselen uit het dagboek.
I.

- Hoe zal ik opschrijven wat mij in den laatsten tijd overkomen is? - Tante Suze was dood, - neen! zoo moet ik niet beginnen. - Ik zat in het orkest, de klarinet te spelen, - dat had ik al zeventien jaren gedaan; - in de opera of elders; - altijd klarinet; - zonder zelfs de kans te hebben ooit 2de viool te worden; - nu ga ik eerste viool in de wereld spelen! - Dat droomde ik toen niet! Ik meen dien avond, toen ik in de opera klarinet blies en Dora onder het koor der boerinnen (sopraan) in ‘der Freischütz’ medezong als gewoonlijk, - en ik niets van haar zien kon, zonder om te kijken en een uitbrander te krijgen van den orkestmeester! Die kwast!

Nu, daar zat ik dan te spelen, of de maat te tellen en aan niets te denken, toen ik, midden in het eerste bedrijf, Pietje, den zoon van mijne huisjuffrouw, zag opduiken door het deurtje, in den hoek, waar hij bleef staan en mij wenkte. Pietje had een brief in de hand, en die brief bevatte het bericht dat tante Suze dood was; - maar dat wist ik toen niet; - en aan opstaan was niet te denken vóór het einde van het bedrijf, en ik speelde voort alsof tante Suze nog in het volle genot was van het leven en van de nagelaten krenten en rozijnen van oom Kees, den kruidenier, wijlen haar man.

Zoo gaat het in 't leven. Men fiedelt en zingt en speelt zijne rol maar door, - dat moet maar zoo gedaan worden, - en de lijkbidder en de doodgraver maken zich misschien al klaar, om ons, of een der onzen, te ‘bezorgen,’ - en wij weten er niets van. Het tooneel biedt ons meer waarheid aan, dan men wel algemeen gelooft. Wij zijn allen in 't leven, de held van ons eigen stuk; - maar men ziet dit niet zoo algemeen in; - of, liever, men plakt het niet aan op de pompen en aan de hoeken der straten - en de menschen, die geen entrée betalen om ons te bekijken, stellen geen prijs op de vertooning - en wij spelen veelal alleen voor onszelven,

[pagina 329]
[p. 329]

of voor een heel klein, meestal onverschillig publiek. - Nu, hoe het ook zij, Pietje bleef geduldig wachten, - bij de Pauke, - en gaapte rond, - op het tooneel en in de zaal; - Pietje was nooit in de opera geweest, en toen het scherm viel, stond hij nog op dezelfde plek, met den mond zoo wijd mogelijk opengespalkt, naar de eerste loges te kijken.

‘Pietje,’ zei ik tot hem, ‘wat hebt ge voor mij?’

‘Mijnheer Snor,’ zuchtte Pietje heel zachtjes; ‘zou ik ook eens klarinet kunnen leeren?’

Het was hem precies gegaan als mij! Zoo was ik ook betooverd geworden - en in het ongeluk gelokt. Ik dacht er aan, hoe ik zeventien jaren lang klarinet blies en droog brood at, in plaats van een welgezeten kruidenier te zijn; - en hoe ik jong gezel en Dora ongetrouwd moest blijven, en ik kreeg medelijden met hem en zei: ‘Als ge niet maakt, dat ge wegkomt, dan laat ik je hier de deur uitsmijten! Maar geef me eerst den brief, of wat ge voor me hebt!’

Dat deed Pietje en droop dadelijk af, als eene vetkaars in den tocht.

De brief was van den procureur Haai, en meldde mij dat tante Suze dood was. Nu ben ik er! - En dat ik op de begrafenis moest komen te Leidrecht.

Misschien was het verkeerd van me; maar toen ik dat las, had ik het van pleizier kunnen uitgillen. Ik had tante Suze in veertien jaren niet gezien. Tante Suze had de affaire van wijlen haar man verkocht en leefde op gemeubileerde kamers te Leidrecht, als eene dame; en de dominee en de dokter noemden haar ‘mevrouw,’ - en zij schaamde zich over haar neef, den armen muzikant - en potte haar geld op - en nu was zij dood! En als zij mij niet onterfd had, dan moest ik iets van haar krijgen, en Dora en ik waren geborgen, - en - en ik liep naar de deur, waar de tooneelspelers in- en uitgaan (wij muzikanten mochten niet achter de schermen) - en ik haalde den portier over, om Dora te laten weten dat ik haar eventjes spreken wilde, - en zij kwam - dat deed zij altijd als zij iets voor mij, of een ander, doen kon! - Dat is waar!

Zij had zoo'n grooten mantel omgehangen, - en ik kon niets van haar figuurtje zien, - maar zij was toch keurig gekapt, met nagemaakte rozen en groen papieren bladeren, - precies zooals de boerinnen altijd loopen in het land waar de Freischütz tehuis behoort; want onze directeur is ‘klassiek’ in alles, - tot aan het ballet toe! - en Dora zag er allerliefst uit, in die smalle, donkere gang, bij het licht van dat ééne flikkerende gaspitje.

‘Wat is er?’ vroeg zij. ‘Gauw! ik moet dadelijk weder naar binnen. Anders word ik beboet!’

‘Tante Suze is dood,’ zei ik. ‘Ik moet naar Leidrecht op de begrafenis - maar ik ga niet.’

[pagina 330]
[p. 330]

‘Waarom niet?’

‘Omdat ik geen geld heb, kindlief,’ zei ik. ‘En 't is toch jammer, - want ik ben een van haar erfgenamen en wie weet, Dora - of wij nu niet -’

‘Stil!’ zeide zij; ‘praat niet zoo lichtzinnig op zulk een oogenblik! Ga uwe tante begraven. Ik heb mijn weekgeld pas ontvangen. Ik kan het u geven.’

‘Leen me vijf gulden,’ zei ik.

Zij trok een papiertje uit den zak, nam er twee rijksdaalders uit, - ik geloof niet dat er veel meer in bleef, en drukte mij de hand.

Daar was niemand in 't gezicht. De gang was nogal donker. De portier keek vóór zich. De hield hare hand vast, en trok haar wat dichter tot mij.

‘Als ik een rijke erfgenaam ben?’ fluisterde ik.

‘Nu ja, malle jongen!’ zeide zij. ‘Pas op! pas op, met mijn kapsel!’ en zij keerde mij het blozende wangetje toe, - en was in één ommezien weer weg.

‘Snor,’ zei de portier, toen ik langzaam, met de handen in den zak, hem voorbij de deur uitslenterde, ‘wanneer trouwt gijlieden?’

‘Misschien eerder dan gij u verbeeldt, oude jongen!’ zei ik. Ik wist toen niet wat me boven het hoofd hing! Ik wist niets van de verbazende kloof, die zich ging openen tusschen mij en Dora - en welke gaapte om mijn vorig leven in te slikken en om mij af te scheiden van het verleden en mij te maken tot wat ik heden ben! Die arme Dora!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken