Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2 (1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2
Afbeelding van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.42 MB)

ebook (3.24 MB)

XML (1.10 MB)

tekstbestand






Editeur

Lodewijk Mulder



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 2

(1883)–Mark Prager Lindo–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 360]
[p. 360]

VI.

Het gesprek gisterenavond met den ouden heer Schraap over de kunst herinnerde mij er aan, dat ik de tentoonstelling van de schilderijen nog niet bezocht had. Ik ben er dus heden geweest, in de hoop om den tijd vóór tafel wat te korten en om ook stof op te doen, waarover te praten.

Dit laatste valt me wel eens zeer moeielijk. Ik ben nog niet geheel op de hoogte van mijne positie op dit punt. Ik kan toch niet over Dora praten met de menschen; - en ik kan ook niet met al de dames, die ik in de wereld ontmoet, praten alsof zij Dora's waren. Met Adèle Schraap beproef ik het wel eens; maar die zegt zelve niets, en daar voor een onderhoud minstens twee menschen noodig zijn, is het gesprek moeielijk. Dus zwijg ik ook heel spoedig - en we zeggen geen van beiden iets. Dat was soms ook het geval met de andere; - maar dan was het toch op de eene of andere wijze precies hetzelfde alsof wij heel druk praatten.

Dat was vooral het geval op zekeren avond, toen ik de dwaasheid beging haar mijne declaratie te doen. Wat was ik toen toch onnoozel! Ik ging met haar en hare ouders en al die lastige kleine kinderen op een Zondagnamiddag naar de Geestbrug, om er wat te zitten en een glas bier te drinken, - bier om zes uur 's namiddags, - in plaats van het glaasje port vóór tafel, waaraan ik nu gewoon ben geworden, en waarvan ik altijd hoofdpijn krijg.

Wij zaten dien avond heel lang aan het water en praatten heel druk. Dora's vader is vrije kiezer voor den gemeenteraad en had order gekregen voor een heer te stemmen, die tot de behoudende partij behoorde. Een mijnheer, die hem eene groote bestelling gegeven had, verzocht hem dat te doen; - als hij 't niet deed, zou hij verder al zijn draaiwerk aan iemand anders geven. In de eerste plaats kende Tobbing den candidaat, die hem aanbevolen was, niet, en in de tweede plaats, kon het hem niet schelen wie lid van den gemeenteraad werd. Hij had dus beloofd te doen, wat zijn belang meebracht en zijne vrouw en ik prezen zijne wijsheid. Ik prees in die dagen alles wat in die familie gebeurde. Toen, herinner ik me, vroeg Dora, wat dat beteekende ‘behoudsman’ te zijn, en omdat ik niet in haar oogen onwetend wilde schijnen, heb ik het haar verteld, zoo goed ik kon. De kinderen waren, - als gewoonlijk, - aan 't kibbelen onder elkaar. Ze speelden koetsier en paarden, en ik legde haar uit, hoe de jongen, die de teugels in handen hield en de anderen voortzweepte, voor het behoud van zijne eigene macht streed en de anderen steeds dwingen wilde om den weg op te gaan, welken hij aanwees, en dat was een behoudsman. - En dat begreep Dora heel goed. En diegenen, die gedre-

[pagina 361]
[p. 361]

ven werden, vonden dit niet best, en ook niet prettig, maar lieten 't zich toch aanleunen. Er waren echter een paar van die kinderen die niet mee doen wilden, en vrij rondliepen en de eenden voerden, en dat waren de liberalen, - en de eenden waren het volk, die alle kruimels slikten, die ze maar krijgen konden, onverschillig van wie ze kwamen en die tusschenbeide geweldig kwaakten, maar zich eigenlijk om niets bekommerden en niets begrepen. -

Het was laat geworden toen we naar huis gingen. Tobbing en zijne vrouw wandelden voorop, langs de vaart; de kinderen liepen heen en weer; ik volgde met Dora aan den arm, - heel langzaam. De maan zag er uit als een koperen bekken aan den hemel en er waren meer zilveren sterren te zien, dan aan het kleed van de eerste danseuse. De vaart was glad als glas en de nachtegalen zongen in de hooge boomen, die pikzwarte schaduwen wierpen in het water. De trekschuit, vol zwarte schimmen, lispelde ons voorbij, en ik was, - ik weet niet waarom, - blijde dat het zoo half donker was, en nijdig dat ik Dora's gezichtje niet kon zien, hoezeer ik mijn best deed haar onder den hoed te kijken. Ik had een heelen boel willen zeggen, maar kon er niets uitkrijgen. Ik begon dus te fluiten, - heel zachtjes; zoo'n duo uit de Euryanthe, - wij waren bezig met die opera in te studeeren, -

 
‘Hier weilest du, - hier darf ich ruh'n.
 
Oh, gönne Frieden, meinem Busen nun,’

dat is prachtig!

‘Ja,’ zei Dora, die eventjes mee neuriede.

‘Begrijpt ge de woorden?’ vroeg ik.

Zij zei niets, maar ik voelde hare hand beven op mijn arm. En toen, - ja, toen legde ik mijne andere hand heel zachtjes op haar vingers, en ik kreeg hartkloppingen, tot in mijn voetzolen; - ik was ijselijk laf en kinderachtig te dien tijd, en zij liet het hoofdje hangen, tot ik eenige oogenblikken later, met zoo'n rare stem alsof ze mij niet toebehoorde zeide: ‘Dora!’ En zij keek op - en waarom, weet ik niet, - ik gaf haar een kus, - en zei zoo maar kortaf: ‘Willen we eene huishouding opzetten?’

En dat was mijne heele declaratie! ik zou er evenmin aan denken Adèle Schraap te kussen als om den kerktoren te omhelzen. Maar die is ook uit een geheel anderen stand als die arme Dora, - die zoo erg onwetend is!...

Het is toch vervelend, zooals mijn gedachten steeds afdwalen. Ik had mijn indrukken op de tentoonstelling willen opteekenen en heb er nog met geen woord over gesproken.

Het was er heel mooi, maar erg vervelend in 't begin. Sommige der schilders waren er echter, die ik bij Schraap ontmoet had en ik begreep dat ik niet trotsch moest zijn en hen aanspreken moest.

[pagina 362]
[p. 362]

Het is een raar soort van volk. Zij schenen niet bijzonder gestreeld te zijn door mijne minzaamheid, en bepaalden zich voornamelijk er toe om kwaad te spreken van elkaars schilderijen.

Die schilderijen met figuren er op zijn meestal voorstellingen uit comediestukken. Dat was duidelijk aan de costumes te zien en sommige onderwerpen herkende ik dadelijk, zonder in den Catalogus te zien Bijvoorbeeld een Hendrik VIII met Anna Boleyn, uit de opera. Maar de prima donna geleek niet op Signora Calfaterata, - en dat zei ik ook dadelijk aan Kwik, die bij mij stond. Hij scheen me echter niet goed te begrijpen. Ik zocht naar een tooneel, met koor, om te zien of Dora's portret er op was; maar vond er geen.

Met Kwik was op de tentoonstelling gekomen een klein mager mannetje, dat hij steeds ‘Fretje’ noemde, die er heel kaal uitzag en geweldig brutaal was, voor iemand van zijn stand; want ik vernam dat hij niets anders was dan een courantenschrijver, of kunstrecensent. Hij had een Catalogus bij zich en een blauw potloodje, waarmee hij allerlei krabbels maakte in een rand van zijn boekje, om naderhand een stuk over de tentoonstelling te schrijven. De schilders waren heel beleefd tegenover hem, evenals onze regisseur indertijd tegen de heeren van de courant in Den Haag.

Zoodra hij vernam, dat ik wellicht lust zou hebben het een of ander aan te koopen, kon ik hem niet kwijt worden en hij bood aan mij goeden raad te geven in mijne keuze.

Hij redeneerde heel anders dan Schraap. Volgens hem, kan men een kunstwerk niet te duur koopen, als het maar goed is; maar er was weinig, of niets goeds, zeide hij, te zien. Op elk stuk had hij zijn aanmerkingen en gebruikte allerlei rare woorden daarbij, waarvan ik niets begreep.

Volgens hem, hing ook de waarde van een stuk volstrekt niet af van de volmaaktheid der uitvoering, maar voornamelijk van den naam van den vervaardiger.

‘Daar is een landschap van Kobalt,’ zei hij, ‘'n prul; maar goedkoop voor negenhonderd gulden, want hij is in de mode.’

Een ander genrestukje, zooals hij het heette, ried hij mij aan te koopen, omdat de schilder de tering had en zeker geen twee jaar meer leven zou en na zijn dood zullen zijn schilderijen aan waarde rijzen - honderd percent.

Het was ook nu niet duur, zeide hij, omdat de arme drommel geld noodig had.

Toen ik dit laatste vernam, heb ik het dadelijk gekocht en begon pleizier te krijgen in de tentoonstelling.

Volgens Fretje, is het voornaamste gebrek van alle schilders, dat zij niet naar zijn raad willen luisteren, maar steeds voortgaan, zonder naar zijne critiek te luisteren, met op hunne wijze te schilderen.

[pagina 363]
[p. 363]

‘Wij, recensenten,’ zeide hij, ‘zijn de eenige bevoegde kunstrechters, dat spreekt vanzelf, en het is heel jammer dat wij de macht niet bezitten al diegenen, welke tegen de door ons gestelde wetten zondigen, zwaar te straffen. Dan zou eindelijk onze schilderschool haar vroegeren roem herwinnen.’

Terloops gezegd, - ik heb opgemerkt, dat alles vroeger beter was dan nu. Dat moet ik niet vergeten. Iedereen beweert dat in zijn vak. De vroegere schrijvers waren veel beter dan de tegenwoordigen; - ik moet zien hun namen van buiten te leeren; - hunne werken leest toch geen mensch meer. - Dat was ook het geval met de bouwmeesters, en de staatslieden; - dáár staat me nog iets van voor, - van de De Witten en de Witte Poort in Den Haag en van Oldebarneveldt, die, zooals de meester op school vertelde, onthoofd is, wat toch niet voor zijne knapheid bewijst, - en wat de schilderijen betreft, iedereen schreeuwt, dat zij het niet halen bij die der oude meesters! -

Wij hebben ook geen godsdienst meer, zei de dominee verleden Zondag op den preekstoel; - wij moeten tot de Dortsche vaderen terugkeeren. - Hoe meer ik van de wereld leer kennen, hoe minder ik er van begrijp.

Op de tentoonstelling heb ik nog ééne schilderij gekocht voor mijn pleizier en niet omdat ze mooi heette bij Fretje. Ze stelt eene binnenkamer voor, met een meisje, dat aan een raam staat en er uit kijkt. Als Dora nu altijd in 't wit satijn gekleed ging en korte mouwen droeg, in huis, evenals op het tooneel, en ook gekapt was als het meisje op de schilderij en iets donkerder haar had, zou 't voor haar portret kunnen doorgaan. Ik heb er een half uur voor gezeten....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken