Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 3 (1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 3
Afbeelding van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.39 MB)

ebook (3.26 MB)

XML (1.09 MB)

tekstbestand






Editeur

Lodewijk Mulder



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 3

(1883)–Mark Prager Lindo–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

‘Niemand.’

Toen ik, uit de koude avondlucht, in de warme kamer trad, besloeg mijn bril zoodanig, dat ik met moeite de dame en den heer des huizes bij de theetafel onderscheiden kon, terwijl mij aan eene andere kleine tafel, iets verder naar achteren in het vertrek, ook de gestalte eener dame, met een kind bij haar, door mijn benevelde brilleglazen tegemoet schemerde.

Ik boog eerst tegen de gastvrouw en maakte daarop eene van die verlegen, halve buigingen tegen de andere dame, waarmede men veelal iemand begroet, van wien men nog niet goed weet, of het eene kennis is, of niet.

‘Neem plaats, Smits, hier bij het vuur,’ zei de heer des huizes, en terwijl ik half nog aarzelde, om de dame aan de andere tafel den rug toe te draaien, voegde hij er zachtjes bij:

‘Dat is “niemand,” - het is de juffer, die aan onze Anna Fransche les komt geven.’

‘Anna wordt zoo ondeugend, dat wij haar maar onder de les in

[pagina 49]
[p. 49]

de kamer moeten houden,’ zeide mevrouw, zich verontschuldigende: ‘Ga toch zitten!’

Ik was nu gerustgesteld, en draaide de juffrouw, die ‘niemand’ was, bedaard den rug toe, terwijl ik de mij aangewezen plaats innam.

Het spreekt vanzelf, dat wij over het weder begonnen te praten.

‘'t Is fel koud!’ zei mijn vriend.

‘En ijselijk glad op straat, niet waar?’ zei mevrouw.

‘Verschrikkelijk!’ hernam ik. - ‘Zonder een stuk baai om mijn overschoenen zou ik zeker een paar malen gerold zijn!’

‘Het is heel, heel lief van u, dat gij om onzentwil het gewaagd hebt, bij zulk weer uit te gaan!’ verzekerde mevrouw, met een bekoorlijken glimlach.

‘O mevrouw!’ stamelde ik; - want de waarheid was, dat ik iemand in de buurt over zaken had willen spreken, maar hem niet tehuis gevonden had, en nu in het voorbijgaan, hier ingeloopen was. Ik gevoelde mij echter niet verplicht, dit te vertellen, maar hield mij goed en liet mij onbeschaamd complimenteeren over mijn heldenmoed.

Het weder nu afgehandeld zijnde, begonnen wij het lieve spel van vragen en antwoorden omtrent den gezondheidstoestand van de leden onzer familie, afgewisseld door beleefde aanbiedingen van thee ‘met of zonder suiker en melk?’ - en het presenteeren van eene trommel met koekjes.

‘Anna!’ zei mama.

Anna wierp het boek weg en vloog naar mama toe.

‘Vraag de juffer, of zij nog wat thee wil hebben.’

‘De juffrouw heeft al een kopje gehad,’ hernam het kind.

‘Doe wat ik u zeg!’ hernam de moeder.

Het kind ging naar de tafel en wilde, zonder te spreken, het kopje weghalen. De juffrouw bedankte en zette hare les voort, en wij hervatten ons belangwekkend gesprek.

Over een half uurtje was dat geheel uitgeput, en wij waren juist opnieuw aan het weder begonnen, toen de klok sloeg, de juffrouw opstond, het boek dicht maakte, en met eene diepe buiging voor het gezelschap aan de theetafel, hetwelk haar groet met een genadigen hoofdknik beantwoordde, de kamer verliet.

‘Anna,’ zei de vader, ‘ge moest de juffrouw in de gang haar goed helpen omdoen!’

‘Och neen, manlief! Anna blijf hier! Het tocht zoo erg in de gang! Wezenlijk, de juffrouw is er al aan gewoon; - zij kent den weg!’

Anna, die geen de minste haast getoond had, te doen wat haar vader verlangde, kwam nu bij de theetafel en greep naar de trommel.

‘De juffer is weder vijf minuten te vroeg weggegaan!’ zei het beminnelijke kind. ‘De pendule is hier vóór!’

[pagina 50]
[p. 50]

‘O, dat ding is zoo bij de hand!’ zei de vader haar het hoofd streelende.

‘Anna heeft ook groot gelijk,’ voegde mevrouw er bij: ‘de juffrouw geeft al heel korte lessen; - die soort van menschen, mijnheer Smits, zijn even slecht als alle anderen; - allemaal egoïsten; hoe gemakkelijker zij hun geld verdienen, hoe liever hebben zij het!’

Ik wachtte mij wel eene dergelijke waarheid tegen te spreken. Maar mijn tijd was om; ik verlangde weder naar huis, en met de eene of andere nietige verontschuldiging voor mijn kort bezoek, wier onwaarheid mijn vrienden evengoed als ik kenden, greep ik naar mijn hoed. Dergelijke onschuldige logens zijn de zeer gangbare valsche munt onzer maatschappij, waarvan iedereen dagelijks een geheelen schat gaarne ontvangt en uitgeeft.

‘Anna, schel maar dadelijk!’ zei mama. ‘Laat Jan de overjas van mijnheer binnenbrengen! Het is wezenlijk niet uit te houden in de gang!’

‘Stop je maar goed in!’ riep mijn vriend, terwijl ik met den kraag tot over de ooren de kamerdeur uitging, tot in de gang gevolgd door mijn vriend en zijne dochter, die mama nu niet meer terugriep. In de gang moest ik mijn overschoenen aantrekken. De knecht hielp mij vlug met den eene. Met den andere ging het niet. Er was iets in gekomen. Jan haalde een derden overschoen er uit.

‘'t Is de overschoen van de Fransche mamsell,’ zei de knecht; ‘Pietje heeft mij straks verteld, dat de juffer haar gezeid had, dat zij er één kwijt was, en dien heeft zeker Pietje zelve, toen zij de gang opruimde, bij vergissing hierin gestopt.’

‘En de juffer is met één overschoen gegaan,’ lachte het kind.

‘Zij heeft er zelve een heelen tijd naar gezocht,’ verontschuldigde zich de knecht: ‘zij is pas weg!’

‘En het is zoo glad,’ bracht ik in het midden; ‘zoudt gij haar niet kunnen inhalen?’

‘Och,’ hernam mijn vriend, wien het in de gang begon te vervelen, ‘wie weet waar zij heen is. Het zal wel terechtkomen! Bonsoir, Smits!’

De knecht, die geen lust had in de koude uit te gaan, deed onmiddellijk de huisdeur open, en ik stapte stevig door. Geen honderd schreden van het huis van mijn vriend, haalde ik de juffrouw in, die langs de gladde steenen voortsukkelde.

‘Uw overschoen is terecht, juffrouw,’ zeide ik; ‘zoudt gij niet wèldoen met om te keeren?’

‘Dank u, mijnheer; ik zal wel zóó naar huis komen,’ hernam zij; ‘ik heb mij al verlaat; en het is zoo glad, en -’

Meteen gleed zij bijna van de voeten.

‘Mag ik u den arm aanbieden?’ vroeg ik, zonder mij te bedenken, wie ik voor mij had.

[pagina 51]
[p. 51]

De juffrouw aarzelde een oogenblik; maar wij waren onder eene lantaren en mijn bril en mijn grijs haar schenen haar vertrouwen in te boezemen.

‘Ik ben u zeer dankbaar, mijnheer,’ zeide zij; - en wij gingen gearmd verder.

Nauwelijks waren wij echter onderweg, of ik begon te begrijpen, dat ik een mal figuur maakte: Ik rilde bij de gedachte, dat de juffrouw den volgenden dag wellicht vertellen zou, dat ik, de oude heer Smits, zoo maar met haar gearmd over straat geloopen had! Ik schaamde mij, dat ik zoo vernederd zou worden voor mijn deftige kennissen; - ik ergerde mij geweldig over mijne dwaze opwelling van overdreven beleefdheid. Ik liep zwijgend naast de juffrouw. Zij sprak geen woord.

Toen wij aan den hoek van eene straat kwamen, liet zij mij zachtjes los.

‘Ik kan nu best alleen verder voortkomen,’ zeide zij. Ik was op het punt van haar te laten gaan; - maar op dit oogenblik flikkerde de gedachte mij door de ziel: ‘mijn hemel, wat zou ik van den man denken, die mijne vrouw of mijne zuster in zulk weer en op zulk eene wijze in den steek liet?’

‘Ik zal het genoegen hebben van u naar huis te geleiden,’ zeide ik.

Vijf minuten later stonden wij voor de deur harer woning; dat is, zij stond op de stoep; ik echter was gestruikeld en lag op de knieën vóór haar in de sneeuw, rondtastende in de duisternis naar mijn hoed, die afgerold was.

‘Als gij eventjes binnen wilt treden, mijnheer,’ zei de juffrouw, ‘zal ik uw hoed afvegen, en -’

Ik volgde haar dankbaar in huis, en trad in de kleine huiskamer.

Ik heb nooit iets prozaïscher, of minder comfortable dan die kamer gezien. Eene vierkante, hoekige, geverfde tafel, met een gewastlederen overtrek, en lange, uitgehongerde pooten; - een karpet op den vloer, die in houten naaktheid rondom uitkeek, met spleten, als afgronden tusschen de gapende planken; stoelen, met getraliede ruggen en gemeene matten zittingen; kale muren, zonder spiegel, of schilderijen; een treurend zwart theeservies op een spichtige console, en de duisternis zichtbaar gemaakt door de zuinigste en vervelendste aller uitvindingen, eene zoogenaamde spaarlamp! In de schemering ontwaarde ik eene bejaarde vrouw, met een buitengewoon grooten neus en een mageren jongen, op een bankje voor den haard, met een stapel boeken naast zich op den grond.

De oude vrouw was zeer doof, en het duurde lang eer zij begreep wat ik daar kwam doen.

‘Mijnheer wil zich eventjes afdrogen,’ gilde de dochter.

[pagina 52]
[p. 52]

‘Ja,’ zei de moeder; ‘ga maar dadelijk naar boven en trek droog goed aan, of gij bent me morgen weer ziek!’

De dochter, die ook een grooten neus had, verklaarde, ‘dat zij al den tijd had.’

‘Ja, zeker is het tijd!’ hernam de moeder.

Ik stond er op, dat de juffrouw aan de wenschen harer moeder zou gehoorzamen, en de oude vrouw volgde haar uit de kamer.

Ik bleef alleen met den jongen, en raakte dadelijk aan het praten met hem; wat hij mij vertelde, kwam ongeveer op het volgende neder:

‘Zijn vader was kruidenier geweest, en voor een jaar of drie gestorven, en een oom had den boel overgenomen, en was bankroet gegaan en zijne moeder had niets gekregen van hetgeen haar toekwam. En zijne zuster was heel knap, en die bezorgde alles voor de huishouding, en betaalde zijn schoolgeld op den koop toe, door den heelen dag les te geven, - en zij had zelfs gouvernante kunnen worden bij eene heel rijke familie, die haar mee naar de Oost wou nemen, en haar net zooveel geld geven, als zij maar hebben wilde, omdat zij zoo knap en zoo - - leelijk was, - ‘en niet licht trouwen zou,’ zei de jongen grinnikend; ‘maar zij had bedankt; natuurlijk, - omdat moeder haar niet missen kon, en haar liever bij zich behield, ofschoon de familie haar moeder geld genoeg wilde geven, om haar te laten gaan; - de dokter zei ook, dat het haar goed zou doen, in een warm land te zijn; - maar dat kon toch niet,’ vervolgde hij, ‘omdat zij mij ook verder moest helpen, en nou verdient zij -’

‘Meer, mijn goede jongen, dan gij haar ooit geven kunt,’ zeide ik.

Ik wandelde in diep gepeins naar huis. Hier was een wezen, dat voor anderen leefde; eene vrouw, die zich aan allerlei vernederende behandelingen, zooals ik bijgewoond had, blootstelde, - alleen om den wil van anderen, en wij - wij, haar meerderen in de maatschappij, gedragen ons als zoodanig, door haar met - de meeste minachting te gemoet te komen, - en haar ‘niemand’ te noemen.

‘Men ontmoet vele diergelijke niemanden in de wereld!’ zei ik treurig tot mijne vrouw, aan wie ik mijne ontmoeting beschreven had.

‘Hoe meer des te erger,’ hernam zij; ‘vertel hare geschiedenis,’ zeide zij verder; ‘als gij daardoor slechts één mensch voor onverdiende vernedering bewaart, is het al veel!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken