Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 4 (1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 4
Afbeelding van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 4Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.29 MB)

ebook (3.21 MB)

XML (1.05 MB)

tekstbestand






Editeur

Lodewijk Mulder



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 4

(1883)–Mark Prager Lindo–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Eene luchtige fantaisie.

Sedert lang was ik niet buiten geweest bij mijn vriend Janssen. Toen hij mij dus eenige dagen geleden een briefje schreef, met verzoek om een diné bij te wonen, dat hij aan eenige jachtliefhebbers wilde geven, stemde ik gereedelijk daarin toe, onder voorwaarde echter, dat ik van de ‘genoegens’ der jacht zelve verschoond zou blijven. Daarvan had ik bij eene vorige gelegenheid genoeg gehad.

Ik kwam op de Pauwenburg aan een uur of wat na het vertrek der jagers. Ik was alleen; de dames waren onzichtbaar. De knecht zei: ‘zij waren nog niet bij de hand.’ Ik echter, wel wetende dat het feest van dien avond haar druk bezighield, zette mijn hoed op het hoofd en met een dikken stok in de hand, trok ik er op uit, om eene lange, lange wandeling te doen; - heel alleen.

Ik was echter pas de deur uit, of ik maakte eene nieuwe kennis, die me dadelijk den hoed van het hoofd sloeg, - dien een heel eind ver langs den weg schopte, - en mij, - den ouden heer Smits, - erbarmelijk uitlachte, terwijl ik in de vervolging van mijn hoofddeksel allerlei kromme sprongen en onhandige grepen deed.

Toen ik eindelijk mijn hoed weder meester was, zette ik hem fier op mijn hoofd, sloeg hem met geweld daarop vast, en mij tot mijn aanvaller wendende, riep ik trotsch uit: ‘Dat zult ge nu niet meer doen!’

‘Ha! ha! ha!’ floot de Wind, met zijn onbeschaamden adem, mij zulk een poef op de borst gevende, dat ik met moeite op de beenen kon blijven staan.

Terwijl ik nu mijne jas dichtknoopte en me verder op den strijd voorbereidde, ging de Wind plotseling, als uitgeput, liggen, - onder de struiken in den tuin, waar hij spelende eenige dorre bladeren wegjoeg, om plaats te maken voor zijne onzichtbare gestalte.

[pagina 204]
[p. 204]

Ik liet hem liggen en trachtte uit den weg te komen, eer hij zich met zijne reuzenkracht weder verhief. Ik sloop langs een hoogen muur, die me tegen een verraderlijken aanval beschermde, en geraakte spoedig, zooals ik meermalen doe, in gepeins, - en niet onnatuurlijk over den Wind.

Namelijk over den Wind in de vrije natuur, en niet over dien in de geketende maatschappij.

Dat zijn twee geheel onderscheidene zaken. Den windhandel en den windmaker in de wereld kennen we allen; - maar als wij den Wind zelven, die groote natuurkracht goed kenden, - dan zouden we waarlijk aan dergelijke verachtelijke dingen als windhandel en windmakers een anderen naam gegeven hebben.

Ik herhaal het: het is alleen omdat wij den Wind maar half kennen in de steden, dat wij hem niet genoeg eerbiedigen.

Hij verwaardigt zich ook niet om deze te bezoeken in zijne volle kracht, of in al zijne liefelijkheid; - want, als hij verkiest, kan Zijne Hoogheid de Wind zich op de meest beminnelijke wijze voordoen.

Maar in de stad is hij bepaaldelijk verlamd. Zijne grootste woede bepaalt zich tot het afbreken hier en daar van een schoorsteen, - tot het neersmijten, op eene nijdige en volstrekt niet grootsche wijze, - van eenige dakpannen; - wellicht tot het omverstooten van een half verrot beschot, - of het verbrijzelen van al de broze glazen van een openstaand dakvenster. BahQ in de stad lachen wij om den Wind! Wij sluiten de deuren en luiken en hij vliegt beschaamd en onmachtig sissende verder; - wij beletten hem den ingang tot onze kamers door zwakke tochtlatten, en als hij niet gelijk een dief door eene openstaande achterdeur naar binnen sluipt en verstoppertje speelt in de gang, komt hij in 't geheel niet in onze veilige woningen.

Daar buiten is het anders. Zijne Hoogheid heeft daar de handen vrij. Hij is gebiedend en grootsch en indrukwekkend, - of liefelijk speelsch en streelend als - een tamme tijger!

Daar komt hij aanzetten, terwijl ik veilig nog onder den beschermenden muur loop, - hoog boven mijn hoofd, en drijft de angstig vluchtende wolken als eene kudde schapen vóór zich heen. De breede schaduwen vliegen mede over de pas afgemaaide velden en pijnlijk rekken en strekken zich tevergeefs de gejaagde wolken uit, ten einde aan haar vervolger te ontsnappen. Zij storten vloeden van tranen op den akeligen tocht, - maar de Wind zweept haar en haar buien verder en verder, gillende en huilende en jubelende over de woeste vaart, waartoe hij, de machtige en meedoogenlooze, haar aangedreven heeft.

Daar verwaardigt hij zich op de aarde neder te dalen, en de ranke boomen sidderen, en de kleine, benauwde bladeren ritselen, den adem inhoudende, zacht fluisterend weg, om zich te verbergen

[pagina 205]
[p. 205]

eer hij in zijne woede aankomt. De boomen buigen de hoofden als hovelingen, en slaan de takken tegen elkaar en huichelen eene luidruchtige vreugde als hij aankomt, om ze als een roover te plunderen, om ze als een despoot te breken, - wanneer zij niet diep genoeg voor Zijne Hoogheid bukken.

Hij vliegt er over heen, - onpartijdig als de Dood. Hij slaat groene bladeren, teedere bloesems, rijpende vruchten, dorre takken van den levenden stam af; hij talmt niet om de verwoesting te zien, welke hij aangericht heeft, maar ijlt huilende en brieschende verder en verder, over de sidderende aarde heen, om het woeste vernielingsfeest te vieren met zijne zuster, de geweldige zee.

Over de vlakke velden heen, alles voor zich heendrijvende; - den golvenden heuvel bestormende en op diens kruin den woesten zegekreet aanheffende, het dak van het huis afrukkende; den zwaren boomstam als een riet afbrekende, - nooit rustende, - den berg af, - door het dal heensissende, fluitende en gillende, het vogeltje verpletterende tegen de rots, terwijl hij met dolzinnige vreugde, in draaiende kringen, hoog in de ontroerde lucht, de ontredderde overblijfsels zijner vernielde onderdanen als tropeeën medevoert. - -

Al weder verder! Daar zijn de duinen! De zandwolken verheffen zich en vereenigen zich vluchtend met haar zusters van de lucht. Voorwaarts! De spookachtige zeevogels gillen van angst en drijven mede - voorwaarts! Daar verheft zich de onstuimige zee, en jubelend werpt zij de schuimende golven omhoog, om den medevernieler juichend te begroeten.

Brullende, knakt hij den rieten mast, - donderende, verslindt zij het dobberende schip, - zegevierend verheft hij de geweldige stem en smoort des schippers laatsten noodkreet; - sissende spot zij met zijn hulpgeschreeuw. Een paar verbrijzelde planken, met eenige verwarde, als slangen in elkaar geslingerde touwen, - dit is alles wat overblijft - en de welvoldane Wind, de ongestadige, stormt verder en verder en tevergeefs zoekt de geweldige zee hem te boeien; - verder en verder tot de verbrokkelde wolken vernield zijn en weggevaagd van het uitspansel en de kalme zon op alles nederstraalt, - alsof er geen storm, geene vernieling geweest ware.

En nu is Zijne Hoogheid de Wind verzadigd. De tijger is gevoed; hij zoekt rust. De onrustige zee woelt nog en slingert haar zilveren baren omhoog, lang nadat de Wind zich ter ruste heeft begeven.

Maar zelden tot eene volmaakte rust. Hij kan zelfs als hij zijne woede voldaan heeft, slechts voor oogenblikken volmaakt stil wezen. Als hij niet raast dan speelt hij, - de aanvallige tijger.

Hij dartelt rond onder het loof en fluistert vleiend onder de bladeren en takken en koelt ze vriendelijk af van de brandende zon-

[pagina 206]
[p. 206]

nestralen; - of hij zweeft, licht dansende, onder de bloemen en voert haar geuren mede, en draagt zachtjes den bonten vlinder van blad tot blad, en leent vriendelijk zijne reuzenkracht om den vogel, die op uitgespreide vleugelen drijft, veilig door de lucht te doen schieten. - Hij vult genadig de zeilen van het schuitje op het glinsterende meer; hij drijft behendig de vlijtige molenwieken, en verkoelt aangenaam den vermoeiden reiziger als hij langs den stofferigen weg voortzwoegt.

Beziet hem daarentegen in de stad, in zijne zoogenaamde goede buien! Hij gaat liggen en de schoorsteen wil niet meer trekken! De grachten stinken! Het wordt ondraaglijk muf en duf! Hij ademt zachtjes! Bah! Hij geeft ‘tocht!’ Of hij vergast ons op de lucht van den kruidenierswinkel aan den overkant van de straat, of op de vischlucht van naast de deur, - of op iets dat nog onaangenamer is! Hij is niet meer het frissche, krachtige natuurkind van buiten, maar een schofele, armoedig uitgedoste vlegel, die u aan de hoeken der straten wellicht brutaliseert, of u kruipend, met zijn erger dan naar jenever riekenden adem achtervolgt. - Hij - - - ik ben van onder den veiligen muur gekomen in dit gepeins, en Zijne Hoogheid de Wind, als om zich te wreken over al het kwaad en al den onzin, die ik van hem verteld heb, - pakt me zoo krachtig aan, dat ik met beide handen den hoed moet vasthouden en blijven staan, als ik niet omgesmeten wil worden, terwijl hij me kletterende stroomen van regen in het aangezicht werpt en mijne fantaisie zoodanig afkoelt en afspoelt, dat ik nauwelijks weder opgedroogd en tot mij zelven gekomen ben. als de jagers naar huis komen en ik naar tafel geroepen word.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken