Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 5 (1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 5
Afbeelding van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 5Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.21 MB)

ebook (3.18 MB)

XML (1.01 MB)

tekstbestand






Editeur

Lodewijk Mulder



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken van den ouden heer Smits. Deel 5

(1883)–Mark Prager Lindo–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Een almanak.

Daar ligt het boekje op de tafel, netjes ingebonden, verguld op snee, - de wereld in een doosje, zooals men gelieft te zeggen; - het geheele jaar met al zijn zon- en feestdagen, en het gulden getal, en de Joodsche en Mahommedaansche jaartelling, en de zoneclipsen en de maansverduisteringen en zelfs die langharige danseuses van de sterrenwereld, de dwalende kometen, alle bijeen, - met het uur van hare aankomst en vertrek nog nauwkeuriger berekend dan die der treinen - vooral op onze spoorwegen! - En daar achter nog het ‘Mengelwerk’ met de fraaie plaatjes, om welker wil wij het Almanakje koopen, en het Vóórwerk, dat ons weinig aantrekt, als een toegiftje ontvangen, en dulden; - en veelal oningezien laten.

Want, ik zou wel willen weten, wat de algemeene lezer daarin zou kunnen vinden, om zijne aandacht te boeien, of zijne belangstelling op te wekken. Is het niet eene eigenschap van zeer veleverduisteringen (zoowel aan den hemel als in de maatschappij), dat ze onzichtbaar zijn voor de meeste menschen, of niet dan te laat

[pagina 187]
[p. 187]

door het algemeen opgemerkt worden? Zijn niet de meeste kometen alleen telescopisch en voor den gewonen sterveling even onzichtbaar als zijn eigen gebreken? Is er eenig ander Guldengetal voor den verstandigen mensch, dan het getal zijner guldens? En wat de beide onchristelijke jaartellingen aangaat, - hoewel wij Christenen soms als echte Joden woeker drijven in onzen handel, behouden wij toch hardnekkig onze eigene jaartelling en zouden zelfs liever zijn vijf wettige vrouwen (en dat is heel veel!) van den Turk overnemen, dan zijne gehechtheid aan de Hegira.

Wat doe ik dan met het Vóórwerk van den Almanak? Ik weet best, hoe de maanden op elkaar volgen; ik ben overtuigd, dat er twee en vijftig weken voorbijgaan tusschen 1 Januari en ultimo December, - of het vroeg of laat Paschen zal wezen, kan mij niet schelen, omdat het toch slecht weder zal zijn: - Sinterklaas zal zich zeker bijtijds door opgesierde winkels en zeer duidelijke wenken van mijn kinderen aankondigen; andere groote feestdagen zijn sedert jaren in ons hart geboekt; wij behoeven ze niet in het Almanakje op te zoeken; - weg met het Vóórwerk! zeg ik; wat doe ik daarmede? ....

En ik laat de vervelende herhaling van Maandag tot Zondag en van den eersten tot den laatsten dag van de maand, en al het witte papier daarbij, verachtelijk door de vingers glijden.

Dat is het werk van één oogenblik, maar toch, eer ik tot het einde van het jaar gekomen ben, flikkert er iets in mij op, dat mij eenigszins anders stemt.

Zoo'n jaar is toch een heele brok uit ons leven; iets dat ons, telkens als wij een nieuw Almanakje weder te zien krijgen, korter en kostbaarder voorkomt, het is, alsof het geheele leven een ouderwetsch drieguldenstuk ware, dat wij in stuivertjes hebben gewisseld - voor ons gemak, - en met iederen stuiver, dien wij minder bezitten, nemen de weinige, welke ons overblijven, aan waarde toe, - hoewel wij zeer goed weten, uit ondervinding, dat wij daarvoor niet de helft kunnen krijgen van al die fraaie dingen, welke wij, bij onze intrede in de wereld, in den loop van een geheel lang jaar bereikbaar achten.

Ja, toen, in den eersten bloei van het leven, was een jaar in het vooruitzicht, waren de twaalf maanden en de twee en vijftig weken, met al het wit papier daarbij, wezenlijk voor ons het stuivertje, waarmede het kind op de kermis voornemens is, alle schatten, die het begeert, op te koopen. De twaalf witte bladen achter de maanden, welke nog ingevuld moesten worden, waren het teekenboek van levenslustig vooruitzicht en verwachting, waarop men zich met de heerlijkste kleuren der schitterende verbeelding, eene denkbeeldige toekomst uitschilderde, totdat het geheele Almanakje een prentenboekje werd van hetwelk wij wel vele der kleine bijzonderheden vergeten of uitgewischt hebben, maar dat hier en daar nog zoo

[pagina 188]
[p. 188]

heerlijk prijkt in zijne bonte pracht, dat ons thans aan somberder of ernstiger kleuren gewende oog het niet aanzien kan zonder verblind te worden, - al is het maar met een traan van weemoedige herinnering.

Een heel jaar nog voor de borst! Een heel jaar, eer gij in de wereld treedt, eer gij in den woeligen levensstroom dompelt, aan welks oever gij nog met een van de schoonste verwachtingen kloppend hart en een verlangenden blik staat te staren! Het is een heele tijd! Nog een heel jaar te moeten wachten! En inmiddels? Wat moet er geschreven worden op de twaalf nog witte bladzijden vóórin? Daar staan alzoo vele lichtende punten - dat gij, in uwe overmoedige levenskracht, niet vreest ze door donkere schaduwen te zien verduisteren. Dat is voor u eene onmogelijkheid! Gij kunt uw geboortedag in de lange reeks opzoeken en aanwijzen; - dat uw sterfdag er ook onder kan zijn, - dat schijnt u, zoo gij er zelfs één oogenblik aan denkt, zóó onwaarschijnlijk toe, dat gij met ongeduld het zwarte vlekje uitveegt - en vergeet!

Goed zoo! Dat is eene gave van den hemel! De verfdoos ter hand genomen en frisch weg de schoonste toekomst op de witte bladen geschilderd! Dichterlijke droomen van liefde en eerzucht, van roem en onderscheiding, en van een edel streven naar een verheven doel, dat men zeker bereiken zal! Beelden van ongestoord geluk, van onafgebroken genot, met denkbeeldige vrienden en geliefden in eene denkbeeldige wereld gesmaakt, bedekken de pagina's en wemelen door elkaar: - Vraag niet, wat er van worden zal! - Zoo de omtrekken gebrekkig zijn, is slechts de inspiratie zuiver, - dan zult gij toch in latere jaren, als gij weer een Almanakje ter hand neemt, met eene heilige liefde aan de schoone droomerijen uwer jeugd denken en onder de zwartere beelden, door de werkelijkheid in uw Almanakje opgeteekend, met vreugde nog de ongerijmde, bonte, maar steeds nog bekoorlijke scheppingen der jeugdige fantasie zien doorschemeren. Zorg echter, dat er niets in zij, waarover gij blozen moet, - of verheug u dubbel, wanneer het tòch zoo is, als volgende jaren, hoewel misschien met minder dichterlijke trekken, de goede daden van lateren tijd over de misvormde beelden der dwalende fantasie hebben mogen te boek stellen, in onvergankelijke letters, welke hier noch hier namaals verbleeken ...

Alweer een twintigtal jaren later, het Almanakje opengeslagen. Daar staat gij, menschelijker wijze gesproken, met slechts de veel kleinere helft van uw zestigtal stuivertjes nog op zak. Dat denkbeeld verrast u nu, - om over een uurtje in de drukke wereld weder vergeten te worden.

Hoeveel van den reeds uitgegeven daalder, - het eerste tiental stuivers daargelaten, dat gij onwetend verteerd hebt, - hoeveel van den eersten daalder, zeg ik, hebt gij goed besteed, met voordeel voor u of voor een ander? Maak de rekening op, vriend! - het

[pagina 189]
[p. 189]

is al de moeite waard! Niet alleen de levensmiddelen, maar ook dat levenssap, de tijd, begint kostbaar voor u te worden. Daarom ook niet te lang nagecijferd, - en vooral niet getreurd en getobd, maar fiks vooruitgezien nog, terwijl de kracht onverminderd duurt en de zucht tot handelen, door de ondervinding bestierd, zooveel goeds voorspelt.

Daar liggen de twaalf nog witte maanden weder voor u! Er zijn andere lichtende punten in, dan die u zelven aangaan. - Uw eigen verjaardag staat achter bij dien van uwe trouwe echtgenoote, van uwe lachende kleinen; - - en wellicht zijn er ook enkele sombere dagen, die niet behoeven opgeteekend te worden, om u te herinneren aan het scheidensuur van voor deze aarde verloren geliefden. - Het zij zoo! Niet louter vreugde zullen u ook de twaalf toekomende maanden opleveren; - dat weet gij reeds uit ondervinding; - het mag u weemoedig, maar niet mistroostig stemmen, dat gij hier en daar een onvergetelijk gedenkteeken op uw levenspad ziet opgericht Maar waarmede zullen die twaalf bladzijden verder gevuld worden? Ze zijn niet meer geheel wit; het verledene en de toekomst smelten nu als het ware meer ineen, en reiken elkander hier de hand; - maar wat moet nog komen? - Helaas! de fantasie heeft haar penseel verloren; - zij teekent niet meer de heerlijke beelden van vroegere jaren; - hare hand is verlamd, - of zoo zij voor één oogenblik weder ontwaakt en zich door den jeugdigen scheppingsgeest laat wegsleepen, zijn de vluchtige omtrekken onduidelijk, ras vervlogen en spoedig uitgewischt door de onmeedoogende hand der ervaring, zoodat ge ze zelf met een weemoedigen glimlach slechts nastaart als de beelden van een ijdel spel en eene nuttelooze tijdverkwisting. Weg daarmede, en met mannenkracht in de toekomst gekeken! Twaalf maanden, zoo ze u gegeven zullen worden, - - twaalf raadsels! Zoek ze nu niet reeds op te lossen! Het is een vergeefsch werk, - dat weet gij reeds van vroeger. Maar is dat alles? - Neen! het zijn ook wellicht twaalf steenen, die gij zult mogen voegen bij het pas begonnen gebouw uwer goede werken; - het zijn schatten, welker minste gedeelte gij niet meer verkwisten moogt; - het zijn, als het tegenwoordige somber is, twaalf bronnen van hoop, waaruit gij gerust moogt putten; - het zijn vooral nog de twaalf bladzijden uit uwe levensgeschiedenis, waarop gij, als man, u heilig moet voornemen, geene smet door uwe eigene schuld te laten rusten, - en ook er geen eene om te slaan, zonder ten minste ééne herinnering op te teekenen, waarop gij later met genoegen en rechtmatigen trots zult kunnen terugzien! Leg het Almanakje neder met dat voornemen en - frisch aan het werk! Het zal den zegen niet missen! ....

Nog twintig jaren! Gij neemt als grijsaard het boekje van de toekomst ter hand. Het Mengelwerk, noch van de Maatschappij, noch van den Almanak, trekt u meer aan, en uwe zwakke vingers

[pagina 190]
[p. 190]

slaan langzaam en peinzend de bladen van het Vóórwerk van het boek en van uw leven om. Reken met het verledene en met de toekomst dezer wereld af; slechts het tegenwoordige behoort u nog! Twaalf witte bladzijden - gij kunt er niet meer op rekenen die in te vullen. Zult gij uw geboortedag weder beleven? Is niet reeds, met onzichtbare letters, die andere gewichtige dag veel vroeger op de lange lijst der driehonderd vijf en zestig, die gij zoo dikwijls ten einde hebt zien spoeden, aangeteekend? Zijt gij daarop voorbereid? - Zie in uw hart; wellicht breekt die laatste dag reeds morgen aan!

En toch zoudt ge de twaalf bladzijden ten einde willen lezen. en met onverminderde krachten het nieuwe jaar weder zien aanbreken! Waarom? Gij zult er geene nieuwe, grootsche daden van u zelven opteekenen; - de tijd van handelen is hier voor u voorbij. Is het alleen om u nog in de warme zonnestralen te koesteren, dat gij een nieuwen zomer wildet beleven? Is het alleen, om door anderen verpleegd en verzorgd te worden, dat gij het overschot van het leven nog zoolang mogelijk rekken wilt?

Neen! Er is ook iets beters, dat u aan deze schoone aarde hecht, - het is niet om uw eigen wil, dat gij de twaalf bladzijden zoudt willen omslaan; - hoe minder gij om u zelven aan de wereld gehecht zijt, des te meer hecht gij daaraan om den wille van anderen en om den wille van de schoone aarde zelve. Gij wilt uwe kinderen groot zien, en met wijzen raad helpen beletten, dat de witte bladzijden van hun leven beklad worden; gij hecht niet aan de vergankelijke schatten der aarde, maar gij verlaat niet zonder treurigheid, niet zonder dankbare tranen, het tooneel, waar gij zooveel genoten en geleden hebt; - ook dit alles is u door Hem gegeven, onder Wiens bestuur gij reeds zoovele bladzijden hebt mogen omslaan! Vouw nu de handen, leg het boekje neder en vestig uwe blikken op een ander boek, dat van eene zekere, onbedrieglijke, heerlijke toekomst spreekt, welke de twaalf witte bladzijden van het Almanakje, van het begin af, zoo men ze goed bekijkt, aan den jongeling, aan den man en aan den grijsaard voorspellen!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken