Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proeven van een humoristisch-satyriek woordenboek der zamenleving (1845)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proeven van een humoristisch-satyriek woordenboek der zamenleving
Afbeelding van Proeven van een humoristisch-satyriek woordenboek der zamenlevingToon afbeelding van titelpagina van Proeven van een humoristisch-satyriek woordenboek der zamenleving

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.50 MB)

ebook (2.92 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

satire


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proeven van een humoristisch-satyriek woordenboek der zamenleving

(1845)–Izaak Jacob Lion–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

V.

Vastenavond.

De vastenavond is de grootste balletmeester, die de halve menschheid tot een danscorps maakt; hij is de gelukkigste blijspeldichter, die het publiek in de aangenaamste begoocheling weet te plaatsen; hij opent den beeldenden kunstenaars eene levende galerij van ontboeide hartstogten, en stelt eene rijke verzameling der zeldzaamste nachtstukken ten toon; hij bezielt den omloop van het bloed en het geld; hem is de philosophie de heerlijkste problemata's verschuldigd over het absolute niets; de regtsgeleerdheid gebruikt hem als huwelijks-procurator. Maar het weldadigste werkt hij voor de heelkunde: deze wetenschap, welke de praktijk voor dagelijks, brood gebruikt, opent voor den vastenavond telkenmale eene rijke cliniek der belangwekkendste gevallen, en een geheel hoofdstuk der pathologie zou het opschrift: ‘vastenavondziekten’ kunnen dragen; de vastenavond geeft ons de godendrank der vreugde, gemengd met de hartsterkende droppen van zalige ver-

[pagina 69]
[p. 69]

gelelheid; hij is de schoone droom, die ons den vervelenden winlerloop der natuur verkort; de bekwaamste wintertuinier, die in de levenswarme broeikassen der gezelligheid de heerlijkste bloesems des levens verzamelt; hij is de groote levensmagneet, die de harten tot elkander trekt; de sterkste electriseer-machine, welke de zenuwen schokt, om ze voor verslapping te vrijwaren. Hij is de wereld-huishoudkundige, die de vreugde ten beste geeft, opdat zij het voorregt der rijken niet alleen blijve; hij is de diepe menschenkenner, de vrijzinnige menschenopvoeder, die de woorden spreekt: ‘Heeft alles en ieder zijn' tijd, dan moet ook de gekheid den zijnen hebben.’

Vegen.

Moest eigenlijk ieder zijnen eigen' vloer; maar daar weinige menschen slechts ‘eigen' vloeren’ hebben, vegen de meesten de vloeren van anderen.

Vernuft. (waar)

Is de borg voor ons aandeel aan een hooger leven; de wissel op onze onsterfelijkheid; de melkweg van de ligchamelijke tot de geesten wereld. Het waar vernuft is de gouden-kamerheersleutel in de keizerlijke zalen van gezellige vreugde; de springbron van den geest, welke altijd opwelt, en in duizend kleuren naar beneden stort; de stenographie van het denkvermogen en de bliksemsnelle generaals-revue van alle begrippen; eene ridderorde van den geest, welke slechts uitverkorenen versiert; waar vernuft spijst slechts aan de table d'hôte des heelals, terwijl valsch vernuft kleine logementen heeft, waar het op den borg eet.

[pagina 70]
[p. 70]

Vernuft. (valsch)

Valsch vernuft is de gesnedene in een serail van gedachten; hij heeft lust tot dezelven, maar kan ze niet gebruiken; de drooge kuchhoest der hersenen, de overloop van gal der beoordeelingskracht en de, bij de slechtste spijsvertering, dikwerf plaats hebbende schijn-eetlust van het denkvermogen.

Virtuoos.

Kunstkrachtuitoefenaar.

Vrouw.

Eene booze vrouw is eene schipbreuk haars mans; een laarzenknecht, die bijna altijd gesmeerd moet worden; een getafte regenmantel, waarin het water der vermaning niet doordringt; een blaasbalg van de vurige drift; eene trekpleister op de geldbeurs; een muildier, dat menigen armen man dood bijt; eene inkwartering voor alle slag van boosheid; een Brabandsch stamwapen, waarin zich een hondskop bevindt; een kerkhof van goede dagen; eene giftige slang; een bittere aloë; eene eeuwige blaasmachiene; een commissaris der drie furiën; de laatste zinsnede van het Vader ons: ‘Verlos ons van al het kwade!’ een altijd gonsend wespennest; de vuurtang van vulcanus; een haspel van onaangenaamheden en eene jaarmarkt van scheldwoorden.

Maar wanneer ik begin, het vrouwelijke geslacht, ten goede, te vergelijken, dan kan ik niet genoeg schrijven. - Dan noem ik het de prachtuitgave der verstandige dieren op velin satiné, welke onder glazen stolpen, achter zijden gordijnen fraai staan, maar op de groote levensreize niet deugen. Ik noem hare harten het Eldorado, waarvan men gelooft, dat de steenen uit diaman-

[pagina 71]
[p. 71]

ten bestaan, welke echter avanturiers en geluksridders voor gewone kijsteenen houden. Ik vergelijk hare harten met duivelskunstenaars-snuifdoosjens, waaruit, bij het openen van het deksel, een klein duiveltjen springt; met het titelvignet van menig boek, waarop de schrijver slechts zijne eigene beeldtenis af teekenen laat; met het vat der Danaïden, dat nooit vol wordt; met eene streek, welke ieder, die roept, eene echo teruggeeft; met een polyp, die, in duizend stukken verhakt, tot even zoo vele geheelen wordt. Ik vergelijk dan de vrouwen met horologies: bij beiden wordt het fatsoen duurder betaald, dan de innerlijke waarde; aan beiden is altijd iets te repareren; beiden hebben een gedurig zich bewegend tongetjen; van beiden worden zeldzaam twee gevonden, welke gelijk gaan; bij beiden is slechts somwijlen de wijzerplaat verschillend, terwijl de innerlijke bewerking dezelfde is; zij verschillen slechts daarin, dat men bij horologies weet, hoe laat het is, bij vrouwen daarentegen nooit. - Dan noem ik de valschheid der vrouwen hun zesde zintuig, en hunne kunst te beminnen, het kunstmatige volte slaan van hunne kunst van veinzerij. Ik heet de mode de lintworm van het schoone geslacht, en de kleedermakers en naaisters hunne hulptroepen. Ik noem den vrouwenmond het perpetuum mobile der natuur, en het geheele aanzijn der vrouw eene tijdelijke huidverwisseling, als de moeras-salamander. Ik noem hunne zwakheden eene staande armée in vredestijden, hunne zenuwen, hoofdpijnen en vapeurs: ver-

[pagina 72]
[p. 72]

lofgangers, die in oorlogstijden opgeroepen worden, en hunne kramptrekkingen en zenuwtoevallen noem ik den landstorm, en de algemeene werving in dringenden nood.

Ik vergelijk hun lagchen met het krimpen van eene watervlakte, wanneer een aal in den modder woelt; hunne kuiltjens in wang en kin de troonzetels van amor, hunne blikken met lettres de cachet, hun handdruk met een voorpost, die met de vijandelijke voorposten vreedzaam zijne flesch deelt, terwijl de aanvoerder in de tent zijns harten oorlog en list overpeinst.

Ik noem het toilet de boekbinderij der vrouwen, waaruit zij in den zomer als eene brochure, maar in den winter stijf gebonden en in omslag komen. Wanneer zij zeggen: ‘Ik bemin u!’ dan is dit een Hebraïsmus, die de singularis zet, waar hij de geheele soort wil uitdrukken. De proef, eene trouwe geliefde te vinden, is de noordpool-expeditie, waaruit nooit iets worden zal. Ik vergelijk den jongeling, die een trouw meisjen meent gevonden te hebben, met een' onkundigen zeevaarder, die een slapende haai voor een vast eiland houdt. Ik vergelijk hem, dien de ondervondene ontrouw smart, met een' schijndoode, die ontwaakt, en over zijnen eigen' toestand in onmagt valt, enz., enz., enz.

Eene ongetrouwde vrouwelijke schoonheid, in de dertig, is eene ongedrukte legende, een wandelend monument van haar-zelve, een opus posthumun, en wel zonder voorrede; de titel tot een schoon minnelied, dat slechts, nog eenige

[pagina 73]
[p. 73]

vroeger versmade, vertwijfelde minnaars zingen, en dat, wanneer deszelfs onderwerp boven de veertig is, tot straatliedjen wordt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken