Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van de wortelkindertjes (1926)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van de wortelkindertjes
Afbeelding van Van de wortelkindertjesToon afbeelding van titelpagina van Van de wortelkindertjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.40 MB)

ebook (4.17 MB)

XML (0.01 MB)

tekstbestand






Illustrator

Freddie Langeler



Genre

poëzie
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van de wortelkindertjes

(1926)–Alfred Listal–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[binnenkant omslag]
[binnenkant omslag]


illustratie

[pagina 1]
[p. 1]


illustratie

[pagina 3]
[p. 3]


illustratie

 
Onder den grond, zoo diep, zoo diep,
 
Wie weet er wat daar sliep?
[pagina 4]
[p. 4]

[Van de wortelkindertjes]



illustratie

[pagina 5]
[p. 5]
 
Zeg, ken-je de Wortelkindertjes niet
 
Die den heelen winter slapen,
 
Diep in den grond, waar niemand ze ziet,
 
Die kleine, pittige knapen,
 
En meisjes ook, die nòg kleiner zijn,
 
Maar even lief en even fijn?
 
En als het op d' aarde weer lente wordt
 
Dan komt hun moedertje, met een wit schort
 
En een pas gestreken kapje,
 
Die roept ze: ‘Wordt wakker, nu sliep je genoeg!
 
De wei wordt al groen, en de zon schijnt al vroeg!
 
Hier heb-je schaar en lapje:
 
Maak daar wat keurige kleertjes van,
 
Waarmee je fijntjes naar boven kan,
 
Elk in een nieuw japonnetje
 
Naar 't lieve lente-zonnetje!’
 
 
 
Onder den grond, zoo diep, zoo diep,
 
Weet je nu wat daar sliep?
[pagina 6]
[p. 6]


illustratie

[pagina 7]
[p. 7]
 
Kijk ze eens pikken,
 
Kijk ze eens prikken,
 
Ingestoken - doorgehaald!
 
Zeg, kan jij zoo'n naadje stikken,
 
En precies een draadje mikken
 
Door het oogje van een naald?
 
 
 
Kijk ze eens vouwen,
 
Kraagje en mouwen,
 
Hier een zoompje, daar een plooi;
 
Waar zou jij het meest van hou'en,
 
Van die gele of die blauwe, -
 
Of vind je alles even mooi?
[pagina 8]
[p. 8]


illustratie

[pagina 9]
[p. 9]
 
Nu zijn de frissche kleertjes klaar
 
In allerhande kleuren;
 
Moedertje moet ze keuren!
 
Ja, ja, zoo gaat het ieder jaar:
 
Bij 't eerste lente-weertje
 
Hoort toch een Zondagsch kleertje,
 
Een rokje van rood of een manteltje blauw, -
 
Zij vragen of het zóó goed wezen zou...
 
En Moeder die legt haar breikous neer,
 
En haar bril zet ze op, want dan ziet ze meer:
 
‘Maar kijk 's,’ zoo zegt ze, ‘maar kijk ereis aan,
 
Wat hebben die kleuters hun best gedaan!’
 
En ze roept tot een dravend, een dribbelend miertje:
 
‘Ho! sta jij eens stil en wacht 's een ziertje. -
 
Zie jij ook een foutje, dat anders moest zijn?’
 
Maar 't miertje zegt: ‘Neen 't is fifalderafijn!’
[pagina 10]
[p. 10]


illustratie

[pagina 11]
[p. 11]
 
De knaapjes hebben niet stil gezeten,
 
Die hebben best hun taak geweten,
 
Er was een heele-boel te doen!
 
De kevers waschten ze, en de torretjes,
 
Hun kopjes en vleugels en sprieten en snorretjes, -
 
Neen maar, wat een geboen!
 
 
 
En zijn ze schoon, dan wordt - verbeeld-je, -
 
Elk met een kwastje, of penseeltje,
 
Heel fijn beschilderd en gekleurd;
 
O wat een pret als 't mooi gelukte!
 
Zeg, wist je wel dat er zóó'n drukte
 
Daar in den grond gebeurt?
[pagina 12]
[p. 12]


illustratie

[pagina 13]
[p. 13]
 
Daar gaat nu de vroolijke lente-stoet
 
Van grasjes en kevers en bloemen,
 
- Veel meer dan je op kunt noemen! -
 
Maar elk weet goed waar-i wezen moet:
 
Op het veld in den heerlijken zonneschijn,
 
Daar zal voor ieder een plaatsje zijn!
[pagina 14]
[p. 14]
 
Viooltje-lief, wat sta je lang
 
Daar bij dien boom, - of ben je bang
 
Voor 't slakje met zijn horen?
 
Viooltje zegt: ‘'k Moet blijven staan,
 
Ik kan van schrik geen stapje gaan
 
Naar achter of naar voren!’
 
 
 
‘Foei, foei!’ roept Grasje, die het ziet,
 
‘Die and're bloempjes zijn zoo niet,
 
Die durven best te knikken,
 
Hun klokjes beng'len heen en weer
 
Zij buigen met het windje neer
 
En maken 't slakje aan 't schrikken!’
[pagina 15]
[p. 15]


illustratie

[pagina 16]
[p. 16]
 
Maar 'd oude boom zegt:
 
‘Grasje, ho, ho!
 
Toen jij nog zoo klein was,
 
Toen deê je net zoo,
 
Toen beefde je voor een zuchtje,
 
Voor 'n miertje, of een mugje,
 
Voor 'n muisje, een pluisje,
 
Voor wat je maar wil, -
 
Zeg, Grasje, hou jij je maar stil!’
[pagina 17]
[p. 17]


illustratie

[pagina 18]
[p. 18]
 
Kijk eens, kijk eens, daar trekt Grasje
 
Op het heldre vijver-plasje
 
't Waterlelietje door 't riet.
 
‘Toe maar!’ roept Vergeet-mij-niet;
 
En 't Libelletje lacht om 't spelletje;
 
't Watertorretje geeft een knorretje
 
En prikt Grasje met zijn spriet;
 
Uit het water, - zie je 't niet? -
 
Slaat zijn poot een klein, klein schuimpje;
 
En het windje ruischt door 't pluimpje
 
Van het lange dunne riet:
 
Suize-suize - hoor je 't niet?
[pagina 19]
[p. 19]


illustratie

[pagina 20]
[p. 20]
 
Hopsa, nu een dansje, zeg! -
 
O, die dolle bengels
 
Dansen alle vlinders weg
 
Van de bloemestengels,
 
Van de kelkjes rood en blauw, -
 
Hola, zacht wat, niet te gauw!
 
 
 
‘Wat een blije, blonde snoetjes!’
 
Denkt de rijpe Korenaar.
 
't Kevertje op zijn fijne voetjes
 
Vindt het dansje niets te zwaar.
 
Sprinkhaan zegt: ‘Ik wip - geloof je? -
 
Al die kleuters over 't hoofdje!’
 
 
 
Vlindertje, dat is gevlucht
 
Van je bloemeknopje,
 
Dans wat mee, toe, in de lucht
 
Om zoo'n blij, blond kopje,
 
Hola, hopsa, tusschen 't gras! -
 
Als 't eens altijd zomer was!
[pagina 21]
[p. 21]


illustratie

[pagina 22]
[p. 22]
 
Nu komen de najaars-dagen,
 
Nu waait de wind met vlagen
 
De gele bladers af;
 
Nu sterven bloemen en vlindertjes,
 
Nu gaan de Wortelkindertjes
 
Naar huis toe op een draf.
 
 
 
Nu hangen rijp de vruchten,
 
En zien de kleuters vluchten,
 
Gauw, gauw wat! naar beneê,
 
Met kaarsjes in hun knuistjes,
 
Kijk - overal waaien de pluisjes!
 
De torretjes draven mee.
 
 
 
En moeder zegt: ‘Kom binnen,
 
Wat zou je nu buiten beginnen?
 
De dagen zijn koud en kort.
 
Naar bed toe, kleine snaken!
 
Ik zal je wel wakker maken
 
Als het weer lente wordt!’
[pagina 23]
[p. 23]


illustratie


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken