Bloemlezing uit de bundel Uyt-spanningen

[p. 26]

Studies over Jodocus van Lodenstein

Niet opgenomen zijn schooluitgaven, krante-artikelen en naslawerken.

1.	J. Heringa, Jodocus van Lodenstein, beschouwd als Volksleeraar, in: ‘Kerkelijke Raadvrager en Raadgever’ IV, 1e st. (1843), p. 187-209.
2.	L.E. Bosch, Het Park (J. van Lodenstein), in: ‘Utrechtsche Volks-Almanak voor het Jaar 1850’, Utrecht 1850, p. 33-50.
3.	A.W. Bronsveld, Bloemlezing uit de gedichten van Jod^s. van Lodensteyn. Met inleiding en woordenlijst, Rotterdam 1867.
4.	Simon Gorter, Lodensteyn's liederen, in: ‘De Gids’, 1868, 2e st., p. 323-354; herdrukt in zijn Letterkundige Studiën I, Amsterdam 1871, p. 129-172.
5.	P. Jzn. Proost, Jodocus van Lodenstein. Eene kerkhistorische studie (Leidse diss.), Amsterdam 1880; 2e dr. (zonder bibliografie) ald. 1882.
6.	W.H. de Beaufort, Jodocus van Lodenstein, in: ‘De Gids’ 1884, 4e st., p. 42-69; herdrukt in zijn Geschiedkundige Opstellen I, Amsterdam 1893, p. 115-145.
7.	A.C. Duker, Gisbertus Voetius, Leiden 1897-1915, 3 dln. + register, passim.
8.	G. Brom, Perk en Lodenstein, in: NTg. 23 (1929), p. 147.
9.	D. Th. Enklaar, Het voorbeeld van Lodenstein's ‘Medicijnmeester’, in: Ts. 56 (1937) p. 84-86; herdrukt in zijn Lezende in buurmans hof, Zwolle 1956, p. 46-48.
10.	Martien Beversluis, Jodocus Lodensteyn. Een bloemlezing uit zijn gedichten, Baarn z.j. (1938).
11.	Cornelia W Roldanus, Zeventiende-eeuwsche geestesbloei, Amsterdam 1938; 2e herziene druk Utrecht-Antwerpen 1961 (‘Aulapocket’ 59), p. 75-87.
12.	F. Jansonius, J. van Lodensteyn en Geerten Gossaert, in: ‘Levende Talen’, nr. 104 (1939), p. 118.
13.	M.J.A. de Vrijer, Schortinghuis en zijn analogieën, Amsterdam 1942, p. 117-143.
14.	idem, Uren met Lodenstein, Baarn z.j. (1943). Een bloemlezing uit L's proza en poëzie in gemoderniseerde spelling.
15.	Cath. van de Graft, Utrechtsche dichterswoningen IV. Jodocus van

[p. 27]

	Lodensteyn, in: ‘Maandblad van Oud-Utrecht’ XIX (1946), p. 28-32.
16.	K. Heeroma, Protestantse poëzie der 16de en 17de eeuw II, Amsterdam 1950, p. XV-XVI, 80-96.
17.	over het geslacht Van Lodensteyn in: ‘De Nederlandse Leeuw’ 1951, p. 16.
18.	J.C. Trimp, Joost van Lodensteyn als piëtistisch dichter (diss. Djakarta), Groningen 1952. Bespr. door W.A.P. Smit in NTg. 46 (1952), p. 159-161.
19.	G.A. van Es, in: Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden V (1952), p. 345-357.
20.	W.A.P. Smit, Niet Lodensteyn, maar Doreslaar, in: NTg. 46 (1953), p. 207-208.
21.	Geerten Gossaert, Op het matje, in ‘Maatstaf’ III (1955-56), p. 673-684.
22.	A. van Duinkerken, Jodocus van Lodensteyn, in: ‘De Gids’ 120 (juni 1957), p. 413-417; herdrukt in zijn Beeldenspel van Nederlandse dichters, Utrecht-Antwerpen z.j. (1957), p. 117-122.
23.	J. van Ham, Lodensteyn in Zeeland, in: ‘Zeeuws Tijdschrift’ 13 (1963), p. 13-17.
24.	C. Blokland, Willem Sluiter 1627-1673, Assen 1965, passim.
25.	F. Ernest Stoeffler, The rise of evangelical pietism, Leiden 1965, p. 141-148.
26.	D. Slagboom, Jodocus van Lodensteyn, Utrecht 1966.
27.	J. de Boer, De verzegeling met de Heilige Geest volgens de opvatting van de Nadere Reformatie (diss. Kampen), Rotterdam 1968, p. 139-149.