Skiplinks

  • Hoofdcontent
  • Subnavigatie
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bloemlezing uit de bundel Uyt-spanningen (1971)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Editeur

P.J. Buijnsters



Genre

poëzie

Subgenre

bloemlezing
gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bloemlezing uit de bundel Uyt-spanningen

(1971)–Jodocus van Lodenstein–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Uyt-spanningen


auteur: Jodocus van Lodenstein


bron: Jodocus van Lodenstein, Bloemlezing uit de bundel Uyt-spanningen (ed. P.J. Buijnsters). W.J. Thieme & Cie, Zutphen z.j. [1971]  


verantwoording

inhoudsopgave

doorzoek de hele tekst


downloads

© 2005 dbnl / P.J. Buijnsters  


DBNL vignet

[p. 114]

Eenige Invallen, voorgecomen op eene reyse van Sluys in Vlaanderen, na Holland en wederom in 't Jaar 1651.*

't Vergroot-glas

 
Hoe! mijn Verre-sigt vergeten?1
 
Wat ick soeck / 't is nogthans waar.
 
'k Meende daar meed' af te meten
 
Als wy liepen door het Schaar /4
5
Hoe de Stad ons soud' ontsijgen:5
 
Dat's nu uyt. Ah! waar's een glas6
 
Waar is so een bril te crijgen
 
Die my wijse hoe 'k eertijts was?
 
Sluys, gy sult nu haast verflauwen /9
10
Had ick 't glas / ick bragt u weer.
 
Wat wilt gy u soo benauwen?
 
O! mijn siel / 't neemt all sijn keer!+12
[p. 115]

Sluys verflauwt.

 
Sluys, hoe dat ick verder seyle
 
Hoe gy cleynder by my werd /14
15
Daar begint my 't oog te feyle' /
 
Maar gy gaat niet uyt mijn Hert.
 
't Beurt wel dat de Salicheden,
 
Door een claaglijck tusschen-staan
 
Van des werelts Idelheden /
20
Schijnen verder off te gaan;
 
En dat d'eyndelose vreugden
 
Schier verdwijnen uyt het oog:22
 
Nogthans dat ons eens verheugden
 
Blijft; en houdt het hert om hoog.

Op de Paarde-marckt op een droogte.

25
Wel! wat botst daar! 't schip te bersten!
 
Neen; o neen; het is geen nood /
 
't Steuyt maar / en wy sijn op 't verr'ste27
 
So de vloed geen hulp en bood:
 
't Ebbend water schiet vast henen /29
30
Weer en wind is kalm en stil /
 
Hier en baat nog sugt / nog stenen /31
 
Blijv die wil / en niet en wil.32
 
Als de Lieve Water-stromen
 
Van des Heren Geest ontgaan /34
35
Siel / gy cunt niet verder comen /
 
Pooght vry / maar 't is all gedaan.
 
Claagt vry / steent vry / openbaren
 
Cunt gy wel / wat u verdriet /
 
Maar (gelijck voor desen) varen
40
Sonder water cunt gy niet.
[p. 116]
 
Gaat een tranen-vloed verwecken /
 
Blaast uw sugten naar om-hoog.
 
Water moet het water trecken,
 
Wind de Wind, of gy blijft droog.43-44

De Oorsaeck van 't Vast-sitten.

45
Schipper! wat is dit te seggen45
 
So een wel-bevaren gast
 
So een man om hoog te leggen?47
 
Staan uw teeckens nu niet vast?48
 
Off wy duysend teeckens sagen49
50
Is het we'er so stille / (Broer!)50
 
Dat de seylen niet en dragen /
 
't Schip en luystert na geen roer.
 
Harde stormen stercke vlagen
 
Maacken dat geen roer en geldt:54
55
In te kalme stille dagen
 
Heeft het roer oock geen geweld.56
 
Als ons siel met stercke sprongen
 
Van het vleesch werd aengetast /
 
Werd de rede ligt verdrongen
60
Overrompelt of verrascht:
[p. 117]
 
Is de siel eens kalm en stille /
 
't Beurt oock dan wel dat sy valt.62
 
Siel! laat geen gewelt u wille
 
Buygen; nog sorgloos en malt.64

Op 't Los-werden.

65
Dat is los? maar wat dit drayen
 
Twe of driemaal rond end'om?
 
'K sie 't: de stroom het voorschip swayen
 
Deed' eer 't agter-schip nog swom:
 
Doen het los wierd moest het wenden69
70
Watmen dee 't moest overstuyr70
 
't Stiet met boomen wat ick kende /71
 
'T hielp niet wel ontrent een uyr:
 
Daar na nam 't sijn cours 't ging heenen
 
Tegen wind en tegen stroom;
75
't Ging / maar 't ging met creuple benen /
 
't Ging / maar uytermaten loom.
 
Saal'ge sielen / als het vloeyen
 
Van Gods Geest u water geeft;
 
Gaat u strax tot wercken spoejen /79
80
Toont dat Christus in u leeft.
 
Sijt gy nog niet heel aan 't drijven?81
 
Laat niet rusten 't roerbre deel /
 
Nog 't begonnen, werck daar blijven
 
Voor gy roert uw siel geheel.
85
Doet de vloed u dan nog swayen /
 
't Schijnt gy gaat een andren gang /
 
Weer en wind wil tegen-wayen /
 
Alles valt u even bang?
[p. 118]
 
Werd niet flauw door 't hevig quellen /89
90
Als gy maar sijt van de grond;
 
Maar gaat u ten arbeyd stellen
 
Trouw in die Genaden-stond.
 
't Sal nog seker / 't sal eens keren /
 
Gaat het oock voor eerst wat loom?94
95
Blijft u na vermogen weren:
 
Bid om wind, en wagt uw stroom.

Vernagten ontrent 't Slou.

 
Wat een woelen door elckander!
 
Elck een soeckt sijn best gemack.
 
Maar in 't schip is 't rusten schrander.99
100
Noghtans; d'een lag op sijn sack /
 
D'Ander sey 'k sou plaats verlenen
 
So ick niet die goede Vrouw
 
Die haar rust plaets aen mijn benen
 
Heeft genomen / hindren souw:
105
D'eene schickt sijn hooft: sijn voeten105
 
D'ander; maar hoe datmen 't set /
 
Hoe sy door elck-ander wroeten /
 
'T is en 't blijft een plancke bed:
 
Immers leerd'ick hoe genegen109
110
Ider is tot sobre rust.
 
Vrinden! Laat ons dat bewegen
 
Onse herten (so bewust
 
Dat sy waard sijn 't ewig swermen
 
Sonder eynd en sonder maat)
115
Vry te maken van dat kermen111-115
 
En te sien na betren staat.
[p. 119]
 
't Is hier weynig tijds te lijden117
 
't Is hier om een nagt of twee.118
 
Maar O Eewig! eeuw'ge tijden!
120
Onbedencklijck Sielen-wee!120
 
't Is maar 't lichaem dat ons deret
 
't Lichaam is dog haast te vre'en:122
 
Maar helaas! de siel verseret123
 
Draagt dat rusten moest de ween.

Op een stilte.

125
Wel! dat mist my; want ick dagte125
 
Moeders keucken heb ick vast;126
 
Sal nog eer ick weer vernagten
 
Sijn mijn Vaders wissen gast.128
 
Dats nu uyt: En dese clagten
130
Sijn onnodig tijd verquist.
 
Wil gaan wijser sijn / en wagten
 
't Vaderland dat noyt en mist.132

Op de Mist tusschen Dordrecht en Rotterdam.

 
Dat gaat taamlijck / dat gaat vlugge /133
 
So matroos dat gaat al fijn /
135
Dordrecht moest ons agter rugge /
 
Soud'et Rotterdam oyt sijn.
[p. 120]
 
Dat gaat sagjes henen-schampen137
 
Beter dan het gistren dee.
 
Maar wat's dit! wat dicker dampen139
140
Stijgen uyt de Noorde Zee!
 
Waar of Rotterdam mag blijven!
 
Ick en sie den tooren niet /
 
Die men noghtans alst te drijven
 
Voorby Crimpen comt / wel siet:
145
Dordrecht! dat is meed verdwenen /
 
'k Sie daar oock geen toren staan:
 
Dat is vreemt! 'k sie niet waar henen
 
Dat ick reys / nog waar van daan.
 
't Beurt wel Vrinden / dat gy moede
150
Handen na den Hemel streckt?
 
En comt gy ten Hemel spoede' /
 
Sig den Hemel voor u deckt:151-152
 
Keert gy u dan weer te rugge
 
Om na Sodoma te sien;
155
Hemels kind! dat's daadlijck vlugge155
 
Om den Hemeling t'ontvlien.
 
Dus / gy cunt geen Salicheden155-157
 
Sien wat moeyte dat gy biedt /
 
En uw lust in d'aard besteden159
160
(Cond gy schoon) en wilt gy niet:160
 
Wilt oock noyt; maar blijft verwagten
 
Suyde winden van Gods Geest /
 
Die de dampen / die uw clagten
 
Wegdrijft / en uw siel geneest.
*Het oudste ons bekende gedicht van Lodenstein, geschreven in de tijd toen hij nog predikant te Sluis was. Van Es is de eerste geweest die met waardering gesproken heeft over deze dichterlijke reisbeschrijving in de vorm van een reeks realistisch getekende tafereeltjes. Het emblematisch karakter, waarbij elk beeld uit de werkelijkheid een allegorisch-didactische toepassing krijgt, werd door hem in verband gebracht met Cats: ‘de titel maar ook de opzet en de vers- en taalvorm verraden (diens) invloed’. Trimp van zijn kant meende in de populaire toon en strofevorm van een gedicht als dit de invloed van Huygens' Scheepspraet en Voorhout te bespeuren (a.w. p. 126). De Invallen tonen ons een onverwacht aspect van Lodenstein: zijn droge, ingehouden humor.

1Hoe!: wat!; cf. frans: comment!
Verre-sigt: verrekijker.
4het Schaar: diepe geul in een vaarwater. Toponymisch komt schaar vooral in Zeeland voor; cf. M. Schönfeld, Nederlandse waternamen, Amsterdam 1955, p. 217.
5ontsijgen: eigenlijk: ontvallen, ontzinken.
6Dat's nu uyt: die kans is nu voorbij.
glas: (verre-)kijker.
9haast: weldra.
verflauwen: vervagen.
+Ps. 77: 11.
12Ps. 77: 11: ‘Daarna zeide ik: Dit krenkt mij; maar de rechterhand des Allerhoogsten verandert’.
zijn keer nemen betekent: 1) ondergaan (van een ster e.d.) beginnen te dalen; 2) zich begeven naar (cf. WNT VII, 1960). Hier lijkt i.v.m. de genoemde bijbeltekst de explicatie: ‘alles gaat ten onder’ niet juist. Beter is: het verandert allemaal.

14by: voor.
22Schier: bijna.

27't Steuyt: het (schip) stagneert.
op 't verr'ste: op zijn verst.
29vast: twee mogelijkheden hier: 1) zeker; 2) regelmatig.
31stenen: jammeren.
32Men moet nolens volens blijven.
34ontgaan: ontvallen. Versta: als het kostbare water van de Geest des Heren (aan de ziel) ontvalt.
43-44Water moet het water trecken / Wind de wind: de uitdrukking staat niet in W. à Winschootens Seeman, Leiden 1681. Trecken betekent hier ‘aanzuigen’; cf. WNT XVII 2462.

45wat ... seggen: wat heeft dit te betekenen?
47om hoog leggen: vastzitten (van een schip); cf. het opschrift van de volgende passage: Dewijl wy om hoog saten. De bedoeling is dus: zo'n man en dan met zijn schip vast komen te liggen!
48Staan vast: zijn zeker, betrouwbaar.
teeckens: navigatietekens, met name sterrenbeelden.
49Off: leidt hier een bijw. bijzin van toegeving in; te vertalen met: al (zagen wij...). Zie C. Schmidt, De concessieve voegwoordelijke bijzin in het Nederlands van de middeleeuwen en de zeventiende eeuw, diss. Groningen 1958, p. 178.
50Broer: populaire aanspreekvorm; als zodanig thans nog gebruikt.
54maken dat geen roer iets uithaalt.
56geweld: kracht, effekt.
62Beurt: gebeurt.
64malt: van ww. mallen: idioot handelen, zich als een kind gedragen.

69Doen: toen.
70overstuyr: achteruit.
71boomen: vaarbomen.
kende: kon.
79strax: aanstonds.
81heel: helemaal.
89Werd: word (gebiedende wijs).
flauw: moedeloos.
94voor eerst: in het begin.

99schrander: schraal, gering.
105schickt: schuift op.
109Immers: in elk geval.
111-115Vrienden laat ons dat (het voorafgaande) aansporen om onze haften - die er zich zo van bewust zijn dat zij het eeuwig ronddolen (in de hel) verdienen - van dat gejammer te vrijwaren.
117't Is hier: het gaat hier.
118versta: hier op aarde hoeft men hoogstens een nacht of twee zulk een ellende te verduren.
120Onbedencklijck: alle voorstelling te boven gaand.
122dog: toch.
123verseret: gepijnigd.

125dat mist my: dat loop ik mis.
126heb: haal.
128wisse: zekere.
132versta: de hemel. Er staat abusievelijk: Vadetland.

133taamlijck: juist zoals het hoort.
137henen-schampen: weggaan, zich wegpakken.
139dicker: geen comparatief! Na het vragend voornaamwoord wat krijgt het begeleidend adjektief de uitgang van de tweede naamval meervoud; cf. Trimp p. 142-143.
151-152En als gij hemelwaarts wil snellen, dat dan de hemel zich voor u bedekt.
155Hemels kind: christenmens.
155-157Christenmens! dat is werkelijk snel (gij staat wel vlug klaar) om aldus op uw beurt de hemel (eigenlijk: de hemeling) te ontvluchten.
159En uw genoegen op aarde vinden...
160Cond gy schoon: al zoudt gij dat kunnen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken