Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Literatuur. Geschiedenis en bloemlezing. Deel 1. Aanvang tot omstreeks 1880 (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Literatuur. Geschiedenis en bloemlezing. Deel 1. Aanvang tot omstreeks 1880
Afbeelding van Literatuur. Geschiedenis en bloemlezing. Deel 1. Aanvang tot omstreeks 1880Toon afbeelding van titelpagina van Literatuur. Geschiedenis en bloemlezing. Deel 1. Aanvang tot omstreeks 1880

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.87 MB)

Scans (15.54 MB)

ebook (3.24 MB)

XML (0.90 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Literatuur. Geschiedenis en bloemlezing. Deel 1. Aanvang tot omstreeks 1880

(1968)–H.J.M.F. Lodewick–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

De Vlaamse beweging

85

De Nederlandse literatuur vindt zijn aanvang in de zuidelijke gewesten: Limburg (Heynric van Veldeken), Vlaanderen (Karel ende Elegast, Van den Vos Reinaerde, enz.) en Brabant (Ruusbroec, Marieken van Nieumeghen, enz.). In het begin van de Renaissance echter verplaatst zich het zwaartepunt naar het noorden (1585, Val van Antwerpen): tegenover de vele belangrijke Noordnederlandse auteurs uit de 17de eeuw kunnen de Zuidnederlandse gewesten slechts wijzen op

[pagina 316]
[p. 316]

Adriaen Poirters, Justus de Harduwyn en Michiel de Swaen, terwijl de 18de eeuw in het geheel niets van belang oplevert.

In de 19de eeuw begint de herleving, nog zwak tijdens de kortstondige vereniging met Noord-Nederland (1815-1830), steeds sterker nadat België eigen zelfstandigheid verworven heeft. De afkeer na 1830 van alles wat Nederlands was, had tot gevolg dat het vooral de Fransgezinde Walen waren die de toon aangaven: de taal van de regering was het Frans, het onderwijs geschiedde in het Frans, in het leger werden bevelen alleen gegeven in het Frans, en bij de rechtspraak kwam het voor dat de Vlaamse beklaagde geen woord begreep van aanklacht noch verdediging. Het Vlaams (met deze naam bedoelen wij dus alle Zuidnederlandse dialecten) werd beschouwd als een taal zonder cultuur en waarin geen beschaafd mens zijn gedachten zou kunnen uiten of een cultureel gesprek zou kunnen voeren. Op het seminarie te Roeselaere werd het ± 1870 nog beschouwd als een misdaad om, zelfs tijdens de recreatie, Vlaams te spreken, een misdaad waarop de smadelijke straf stond van het dragen van het signum (een zwaar stuk hout als teken van schande). In tegenstelling tot de Frans-georiënteerde hogere geestelijkheid, waren echter de lagere geestelijken juist Vlaamsgezind.

Het is juist de prikkel van deze minachting geweest die de Vlamingen nodig hadden om zich met hoe langer hoe meer kracht tegen de overheersing van het Frans te verzetten, een verzet dat de naam zal krijgen van de Vlaamse Beweging. Wij verstaan hier dus onder; het streven om de Vlamingen weer bewust te maken van de waarde van eigen taal en cultuur.

De werkers van het eerste uur zoeken in hun strijd tegen de Franse overheersing langs twee wegen steun: 1. door te wijzen op het roemrijke Vlaamse verleden en dit weer tot leven te wekken, 2. door aansluiting te zoeken bij de Noordnederlandse letterkunde. Wat dit laatste betreft waren zij echter weinig gelukkig in hun keuze: Bilderdijk, Tollens, Beets en Ten Kate waren nu niet direct de meest gelukkige voorbeelden om na te volgen. De aansluiting op de vroegere cultuur geschiedde op diverse manieren: men bestudeerde belangrijke werken uit de Middeleeuwen, men gaf oude handschriften opnieuw uit (Maerlant, Reinaert, Oudvlaamse liederen), men richtte tijdschriften op, organiseerde congressen, enz. Doch niet alleen wetenschappelijk, ook artistiek benaderde men het verleden, doordat romanschrijvers en dichters hun stof zochten in de Vlaamse geschiedenis: Conscience met De leeuw van Vlaenderen, Ledeganck met De drie zustersteden.

De eerste periode van de Vlaamse Beweging loopt van ± 1830 tot ± 1890; het belang van deze jaren is dat toen de Vlamingen wakker geschud werden, dat toen de wekroep het luidst klonk. In de daarop volgende periode zal het revolutionaire karakter langzaam verminderen, men gaat streven naar verdieping en verinnerlijking; - maar dat de Vlamingen een prachtig facet aan de Grootnederlandse literatuur zullen kunnen toevoegen is te danken aan de werkers uit de jaren 1830-1890 toen de basis gelegd werd.

 

Als ‘vader van de Vlaamse Beweging’ moet genoemd worden Jan-Frans Willems (1793-1846). Tijdens Potgieters verblijf te Antwerpen waren beide grote mannen met elkaar in contact gekomen, en dit contact kon te inniger zijn omdat beiden door hetzelfde ideaal bezield werden: hun volk wakker te schudden en weer groot te

[pagina 317]
[p. 317]

maken. Zij gingen op overeenkomstige wijze te werk, nl. door te wijzen op het roemrijke verleden; voor Potgieter en Noord-Nederland was dat de 17de eeuw, voor Jan-Frans Willems en de Vlamingen waren het de Middeleeuwen. In tegenstelling tot Potgieter echter is de arbeid van Willems bijna uitsluitend van wetenschappelijke en stimulerende aard geweest: literatuur van blijvende betekenis heeft hij niet voortgebracht. En al is ook zijn wetenschappelijke arbeid door de tijd achterhaald, dit maakt de betekenis van Jan-Frans Willems niet geringer: zijn werk als grondlegger, bezieler en initiatiefnemer was onmisbaar. Zijn belangrijkste daad is wel geweest: de oprichting van de Maatschappy tot bevordering der Nederduytsche taal- en letterkunde (1836) en de uitgave van het tijdschrift Belgisch Museum.

Dat de Vlaamse Beweging sterk onder invloed staat van de Romantiek blijkt allereerst uit deze grote belangstelling voor het verleden, - het blijkt ook uit de werken van de dichters en romanschrijvers, waar het gevoelige vaak tot sentimentaliteit wordt (de gezusters Loveling), waar de natuur bezongen (Jan-Alfried de Laet) en het verleden verheerlijkt wordt (Ledeganck, Conscience). Veel van wat in deze tijd geschreven werd bezit geen blijvende literaire waarde, het belang voor de eigen tijd van dichters als Prudens van Duyse (1804-1859), Theodoor van Rijswijck (1811-1849) en Jan van Beers (1821-1888) mag evenwel niet onderschat worden. Wij beperken ons hier tot de belangrijkste figuren:

 

Karel Lodewijk Ledeganck (1805-1847) heeft enige invloed van Byron ondergaan. Van belang voor de Vlaamse strijd was zijn gedicht De drie zustersteden, dat wel ‘het dichterlijk evangelie van de Vlaamse Beweging’ wordt genoemd. Hierin geeft hij een beschrijving van de vroegere grootheid van de steden Gent (‘Gij zijt niet meer, gelijk weleer, de trotsche wereldstad, die koningen deed beven’), Brugge (‘een doode maged’) en Antwerpen (dat bleef ‘die schoone, die frissche telg van 't Noord’).

 

Jan-Alfried de Laet (1815-1891) is als dichter misschien de gaafste van allen die in deze eerste periode van de Vlaamse Beweging in dicht uiting gaven aan hun gevoelens. De dichter en prozaïst Maurice Gilliams noemt hem ‘de nog steeds verwaarloosde, gevoelige en intelligente verschijning van zijn geslacht’. De Laet is voor alles een romantisch natuurdichter.

 

Boven deze en andere dichters uit, hen allen in betekenis verre overtreffend, steekt echter de romanschrijver Hendrik Conscience (1812-1883). Met zijn vriend De Laet had hij het slagveld van de Gulden-Sporenslag (1302) bezocht en in 1838 verscheen zijn eerste grote historische roman, De leeuw van Vlaenderen, waar de strijd van de Vlaamse burger tegen de Franse ridder een belangrijk bestanddeel van vormt. Dat Conscience juist deze stof koos is in het kader van zijn tijd natuurlijk begrijpelijk. Er is veel in dit boek dat ons thans glimlachen doet: psychologische karaktertekening is nagenoeg afwezig, de dialoog is stuntelig en would be verheven, de verhouding van Adolf van Nieuwland tot Machteld is van een huilerige sentimentaliteit. Doch daartegenover staan episoden als: het gevecht van Breydel met Leroux, de terechtstelling op de Grote Markt te Brugge,en vooral de Gulden-Sporenslag, - taferelen die een epische bewogenheid hebben die waarlijk groot is te noemen. August Vermeylen heeft zeer juist de waarde van het boek aangegeven toen

[pagina 318]
[p. 318]

hij zei: ‘dat Conscience zich één voelde met het volk, dat de echte held van zijn boek het Vlaamsche volk zelf is, en dat hij, met al het vuur van zijn groot-kinderlijk hart den strijd van een geheel volk ter verovering van de vrijheid schilderde, op het oogenblik dat het verlangen, om uit zich zelf weer iets te zijn, in dat volk begon te roeren’. Vlaanderen kan wijzen op latere, beduidend grotere prozaïsten, geen romanschrijver gaf echter zo precies dié werken waaraan een volk op een bepaald moment behoefte had als Hendrik Conscience deed met De leeuw van Vlaanderen en andere boeken. Na deze eerste volgden nog andere historische romans, waarvan Jacob van Artevelde (1847) wel de belangrijkste was. Hier volgt het fragment dat de dood ‘des Wyzen Mans van Gent’ schildert:

 

1]Een venster op het eerste verdiep van Artevelde's huis had zich geopend. - 2]Daer stond de Wyze Man nu zelf, over de yzeren leuning zich buigende, en 3]met de hand teeken doende dat hy spreken ging. Verlicht als hy was door 4]den hevigen gloed der toortsen, kon men tot de minste aendoening op zyn 5]gelaet onderscheiden. Geen angst, geene vrees was erop te lezen; het getuigde 6]slechts van stille droefheid en van innig medelyden.

7]In den eerste was het hem onmogelyk de stem verstaenbaer te verheffen; 8]want de menigte stroomde van alle kanten huilend te samen, en hief toortsen 9]en wapens dreigend tot hem op.

10]Eindelyk verging het getier en Artevelde sprak:

11]‘Gezellen, wat wilt gy van my? Wat is het dat u zoo zeer tegen my verbittert? 12]Zegt my, wat ik kan misdaen hebben; ik zal het herstellen naer myn ver-13]mogen.’

14]‘Rekening over den grooten schat van Vlaenderen, dien gy gestolen hebt, 15]moeten wy hebben!’ werd hem in verward gedruisch toegeschreeuwd.

16]‘Men bedriegt u, gezellen’, antwoordde Artevelde, ‘aen den schat van Vlaen-17]deren ontnam ik nooit eenen enkelen Groote. Gaet in vrede terug naer huis; 18]ik bid u, komt morgen by klaren dage weder: ik zal u, tot uwe voldoening, 19]rekening geven over alles wat gy begeeren kunt. - Gy zult zien, dat men u 20]heeft misleid.’

21]‘Neen, neen,’ riep Geeraert Denys, met akeligen lach Artevelde bedreigende, 22]‘oogenblikkelyk moeten wy rekening hebben. Wy weten dat gy den schat 23]hebt geroofd en, als een vuige dief, hem naer Engeland hebt gezonden. Gy 24]zult ons zoo niet ontsnappen. Gy moet sterven, landverkooper!’

25]‘Hy moet sterven!’ huilden zyne aenhangers hem na.

‘Kom af van daer boven en spreek niet meer van zoo hoog tot ons, dwinge-26]land,’ 27]schreeuwde een andere hoop hem toe.

28]Artevelde aen zyne stem meer kracht en nadruk gevende, hernam: ‘ô, Ge-29]zellen, gy eischt myne dood! Herinnert gy u dan niet, dat ik myne rust, myn goed en myn leven prys gaf voor Vlaenderens verlossing en voor uwe wel-30]vaert? 31]Dat gy hier, op dezelfde plaets waer gy nu myn bloed vergieten wilt, 32]hebt gezworen my by te staen en te verdedigen tot der dood? Zyt gy het niet

[pagina 319]
[p. 319]

33]die my met opgeheven handen smeektet u vryheid en neering te geven? Heeft 34]God myne stoute pogingen niet gezegend? ô, Bekent het, gezellen: ik ten 35]minste heb myn woord gehouden; ik heb Vlaenderen opgeheven uit den 36]hongersnood, het verlost uit de verdrukking, het doen herleven en schitteren 37]in voorspoed, in roem en grootheid... En nu wilt gy my onregtveerdig ver-38]moorden, uwe handen doopen in myn onnoozel bloed? Droeve belooning 39]voor alle het goed dat ik poogde te doen en met Gods hulpe heb gedaen! - 40]Myn leven kunt gy nemen; ik ben slechts een enkel mensch tegen u allen; 41]maer, ik bezweer u, gezellen, vooraleer gy u met deze euveldaed besmette, 42]overweegt wien gy onwetend tot werktuig dient; erkent dat de vyanden onzer 43]vryheid u hebben verblind om Vlaenderen zyn eigen ingewand te doen ver-44]scheuren, opdat het magteloos nederzinke en ontzenuwd den nek buige onder 45[het schandelykst juk. Zyt gy dan geene zonen van Vlaenderen meer? Heeft 46]Gent uwe wiege niet gedragen, dat gy Vaderland, Vryheid en roem verzaekt, 47]om u in het plengen van broederbloed te kunnen verlustigen? Neen, neen, 48]gy zult my nog aenhooren; de noodkreet van het stervende Vlaenderen zal 49]uit mynen mond in uwe harten nog herklinken, u den sluijer van de oogen 50]rukken en u terugroepen naer het heiligst pligtgevoel. Wee, wee, over ons, 51]gezellen, indien gy doof blyft voor dezen plegtigen oproep...’

 

52]Reeds begon het magtig woord van Artevelde de aendacht der menigte te 53]boeijen en de driften overheerschend te verkoelen.

54]Eene bittere spyt bewolkte het gelaet van Geeraert Denys, die in sombere 55]razerny bemerkte dat zyn slagtoffer hem ontsnappen ging. Reeds had hy 56]gepoogd, door woest geschreeuw den Opperhoofdman te beletten in zyne 57]rede voort te gaen; doch de roep: ‘Laet spreken! Laet spreken!’ die hem uit 58]alle hoeken der markt bedreigend tegenklonk, deed hem dit vruchteloos mid-59]del verlaten. - Eensklaps werd zyn aengezigt op nieuw met eene venynige 60]vreugde verlicht; hy drong haestig tusschen de luisterende ambachtsgezellen 61]rond en scheen geheime bevelen uit te deelen; want velen verlieten op zyn 62]woord hunne standplaets om zich onder den boom te begeven. Na eenige 63]oogenblikken waren daer omtrent vyftig mannen vergaderd; zy spraken drif-64]tig doch met verdoofde stemme tot elkander en schenen iets bloedigs in den 65]zin te hebben; want zy aenzagen hunne bylen en daggen met eene yselyke 66]uitdrukking van wraekzuchtige blydschap.

 

(Zij besluiten dan het huis van de achterzijde binnen te dringen; als zij daarin geslaagd zijn stuiten zij op een kleine groep van vrienden van Artevelde en er ontwikkelt zich een bloedig gevecht.)

 

67]Akelig, afschuwelyk was dit razend gevecht; meer dan dertig lyken lagen 68]op den vloer, verminkt, doorkerft, met gekloven schedel, met geopende borst... 69]bloed vloeide by beken tusschen de doode lichamen naer het lager einde

[pagina 320]
[p. 320]

70]der kamer, en vormde daer een dampend meer, waerin de worsteling over 71]en weder dreef en de stryders zoodanig plasten en trappelden - dat muer 72]en verdiep als met bloedvlekken waren bemarmerd.

73]De vrienden des Opperhoofdmans waren meest allen neêrgeveld; nog vier 74]of vyf verweerden zich voor den trap, die opsteeg tot de kamer waer Artevelde 75]zich bevond. Deze laetsten gingen insgelyks bezwyken: een zweerdslag van 76]Jan Calevoet had den ouden Pieter Zoetaerde neêrgeveld; en met nieuw ge-77]huil sprongen de moordenaers nu weder toe, om de overigen door eene enkele 78]pooging te verpletten.

79]Eensklaps kwamen er een twaelftal andere ambachtsgezellen, met hevig ge-80]schreeuw, door den gang de kamer in gestroomd. Zy schenen aengevoerd 81]door eenen jongen man, die eenen zwaren eiken keper tot wapen droeg en 82]aen zyne blauwe handen voor eenen verwer te erkennen was.

83]‘Lieven Comyne gy gaet sterven!’ riep Jan Calevoet den jongeling toe, met 84]zyn zweerd tot hem loopende; doch eer hy den slag geven kon, viel de eiken 85]keper als een verbryzelende donder op zynen schedel. Zyne hersens spatten 86]tegen den muer... Terwyl Lieven Comyne, door het gewigt van zyn wapen 87]zelven, voorover neigde, boorde eene dagge hem door de lenden en hy stortte 88]zuchtend op het lyk van Calevoet neder.

89]Met nieuwe woede hernam de stryd, en men drong zich nog vaster te samen 90]in den hoek, waer het stroomende bloed zich had vergaderd.

91]De overblyvende vrienden en dienaren van Artevelde, ziende dat men hun 92]ontzet was komen doen, verlieten den trap en sprongen de moordenaers langs 93]achter op het lyf. Eventwel, wat zy ook wonderen van moed en heldhaftig-94]heid deden, geene hoop op overwinning mogten zy voeden. Te veel vyanden 95]hadden zy te bevechten.

96]Geeraert Denys had met zegevierende blydschap bemerkt, dat de toegang 97]tot den trap vry geworden was. Het gevecht verlatende keerde hy zich tot 98]dien kant, en schreeuwde:

99]‘Naer boven! naer boven!’

100]Hy liep zyne mannen vooruit den trap op.

101]In de kamer komende zag hy Artevelde, nog tot het volk sprekende, in het 102]venster staen.

103]Een yswekkend gebriesch, als van eenen tyger die eene bloedende prooi onder 104]zyne klauwen voelt trillen, ratelde uit zyne keel; een dolle lach als van eenen 105]duivel verlichtte zyn gelaet met helschen glans... Hy sprong juichend met 106]zyne byl naer Artevelde, en gaf hem zulken fellen slag dat hy, met het hoofd 107]gekloven, op de yzeren leun stortte, en zyn onschuldig bloed, uit de wyde 108]wonde, in stralen op de luisterende menigte spatte.

109]‘Volk!... Gent!... Vlaenderen!’ was de laetste zucht des Wyzen Mans.

 

Een andere zijde van het talent van Hendrik Conscience, - van wie terecht gezegd

[pagina 321]
[p. 321]

wordt dat hij met zijn in totaal meer dan honderd boeken zijn volk heeft leren lezen, - is de idyllische dorpsvertelling; als meest bekende voorbeelden noemen wij: De loteling (1850), Baes Gansendonck (1850) en De arme edelman (1851).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over J.F. Willems

  • over Prudens van Duyse

  • over Theodoor van Rijswijck

  • over Jan van Beers

  • over Karel Lodewijk Ledeganck

  • over J.A. de Laet

  • over Hendrik Conscience