Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Liederen van Mechtildis van Lom en andere annuntiaten, voorafgegaan door de Transcedron-kroniek van Barbara de Put (1957)

Informatie terzijde

Titelpagina van Liederen van Mechtildis van Lom en andere annuntiaten, voorafgegaan door de Transcedron-kroniek van Barbara de Put
Afbeelding van Liederen van Mechtildis van Lom en andere annuntiaten, voorafgegaan door de Transcedron-kroniek van Barbara de PutToon afbeelding van titelpagina van Liederen van Mechtildis van Lom en andere annuntiaten, voorafgegaan door de Transcedron-kroniek van Barbara de Put

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.18 MB)

Scans (9.35 MB)

ebook (3.04 MB)

XML (0.50 MB)

tekstbestand






Editeur

N.C.H. Wijngaards



Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Liederen van Mechtildis van Lom en andere annuntiaten, voorafgegaan door de Transcedron-kroniek van Barbara de Put

(1957)–Mechteldis van Lom, Barbara de Put–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Item. Hier na volcht. Hoe datter glorien vande gebenedyde. H. Dryuuldicheyt. Ende ter eeren van die gebenedijde Moeder Godts en de Maget Maria.
Begonst is het wtwendich bouwen van het eerste cloester der Annunciaten in Gelderlant ende eerst wat ons eerwerdige moeder moueerdenGa naar voetnoot2 om te beginnen. Ca. XIX.

Als wij noch in ons noŭici Iaer waeren begonst onse Eerwerdighe Moeder Ancilla te oŭerleggen hoemen metter tijt het cloester Soude boŭwen, Om Godt Almachtich gerustelijcker te moeghen dienen, ende den reghel van Sijn Gebenedijde Moeder beqŭamelijcke te onderhouden, ende alder eerst het huijs des heeren, Want het haer Seer

Ga naar margenoot+ aenginck, Dat die Goddelijcke maiesteit nacht ende daech hem geweerdichden teghenwoordich te Sijn Int hoochweerdich heijlich Sacrament, Op onsen choor ende dat dien Selŭen daer toe Seer onbeqŭaem was, hij was oock soe nae aende straet dat het gerucht somtijts onlijdelyck was Iae men hoorden somtijts eenighe nieŭmaren die opte straete vertrockenGa naar voetnoot3 worden Als de Susters In haer deŭoti waeren,

Ten anderen om allenskens te comen tot een perfekt slot want wij en hadden aen gheen sijde vrijicheijt, Maer Sonderlinge waeren wij Seer onŭrij aen die sijde daer de nieuwe kerck geset worden, Daer stont te vooren de waghen poorte, ende

[pagina 55]
[p. 55]

aende een sij de lach een hoep steenen daer het sloet mede afgetekent was ende aende ander sijde wast met berdersGa naar voetnoot1 afgemaeckt ontrent 7 oft 8 voeten hooch, ende dese waeren Soo gecrompen dattet meer een traly scheen dan een beschutsel, wij leyden der al steenen voor, Maer dit waeren al mŭeren sonder calck, ende daerom vielen Sij alleneenen om, ende Somtijts worpense het schutsel mede om veer dat wij alle gader werck hadden om teghen te houden, De benaeŭtheijt en was oock niet cleijn vreesende datter eens Iemant oŭer soude loepen binnens sloets, want dickwijls als wij meenden alleen te Sijn lach daer een deel volckx op en keeck,

Hierom Bestelde Onse Eerwerdighe Moeder Ancilla Door verscheijden persoonen, Om calck en steenen ende ander materialen te vercrijghen Die tot dit weerck van noode Souden wesen, Maer altoos wast te vrŭch ofte spade, het soude noch eerst comen of het waster geweest daer en was voor ons niet te crijghen, niemant en was. daer toe gesint dat wij souden boŭwen, Geestelyck ende werlyck was daer teghenGa naar voetnoot2, Iae oock onsen eighen pater door den wille Godts dit was den Eerwerdighen Pater Matias Canisius, Dit bleef soe staen tot het Iaer/1616. Inden vasten met groote contradixi van Geestelijck ende werlijck Siende dan onse Eerwerdighe Moeder, Dat dit den wille godts niet en

Ga naar margenoot+ en was Soo was Sij heel van meeninghe om dit te laeten berusten ter tijt toe dat het Godt anders Soude belieŭen, Daer qŭaem doen een subbite tijdinghe datter een Groot oorloech voor handen waer, ende op dien selfsten daech quam hier een schip met calck dat voor ons Conŭent gecoft was ende eenen dach of twee daer nae quaemender 4 schepen met Mergel steenen tot de fŭndamenten, Dit quam nŭ al tot groote desolacieGa naar voetnoot3 daermen te vooren groote moeijten om gedaen hadden ende lange nae verlangt sonder te connen vercrighen,

Nae paschen was het groote capittel Alwaer den Eerwerdighen

[pagina 56]
[p. 56]

pater Matias canisius oock reisden, Doen thoonden onsen Lieŭen heer dat hij begeerden datmen voort soude gaen, Wij creghen den eerwerdighen Pater franciscus wellemans tot eenen Pater Denwelcken ons seer behulpelyck was nae alle Syn vermoeghen, ende gaf ons groote coraci want hij daer toe seer geaffectioneert was Onse Eerwerdighe Moeder arbeijden met alle haer neersticheijtGa naar voetnoot1 daer toe, hebbende alle haer betroŭwen op Godt gestelt, hoopende alleen op Sijn groete Barmherticheijt, welcke hoope rusten op 4 stercke pileernen Den eersten op de Moegentheijt Godts, ten tweeden Op de Goetheijt Godts, ten derden op Sijn beloeften, Ende ten vierden op Sijn verdiensten, wetende Seer Lŭttel tijtelijcke middelen om alsulcken grooten werck te beginnen

Onse Eerwerdighe Moeder liet doen door goede vrienden versoecken Aenden hertoch van brabantGa naar voetnoot2 dat hi den eersten steen wilde leggen het welck hij acsepteerden, beŭelende Syn exelenti graef frederickGa naar voetnoot3 dat hij den eersten steen In Sijn plaetse soude leggen, ende gaf ons tot een almis twee hondert ende vijftich gulden braebants gelt

voetnoot2
Wat haar bewoog, wat haar aanzette.
margenoot+
[fol. 35]
voetnoot3
Wat nieuwtjes die op straat verteld werden.
voetnoot1
Planken.
voetnoot2
Zowel de geestelijkheid als de wereldlijke overheden en mogelijk de notabelen.
margenoot+
[fol. 36]
voetnoot3
Teleurstelling.
voetnoot1
IJver.
voetnoot2
Albertus van Oostenrijk.
voetnoot3
Graaf Frederik van den Bergh, zoon van de stadhouder van Spaans Gelderland (Willem IV), 1559-1618. Hij was heer van Boxmeer, Haps en Sambeek.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken