Liederen van Mechtildis van Lom en andere annuntiaten, voorafgegaan door de Transcedron-kroniek van Barbara de Put

⁺36. Een ander dat kan gesongen worden op de vose:

Met reght magh ick mij wel beklaghen.
t'Is op de litteren vanden naem of het woort Angelus.

Aenmerckt, bidt ick u, soeten broeder,
al de begheerte van mijn siel!
Helpt mij, mijnen lieven behoeder,
om te verkrighen mijn erfdeel,
dat ghij met een soo blij gemoet
aenschouwt, geniet en bemint soet,
met vollen lof, eewigh in glorie groot.

Noot en sijt ghij van hem gescheijde,
noot vermindert in uwen brant;^144.
Altijt hebt ghij de volle weijde
genoeten van dat hemels lant.
Ghij sijt soo schoon en onbevleckt,
daerom is u liefde perfect,
die hier in mij is al soo seer bevleckt

gans bedorven door veelle sonden,
die mij nu doen soo grooten wee.
Ick bidt u door iesus vif wonden,
dat ghij sijt mijnen hulper mee.
Deelt mij mede van u groot vier,

+ hs. p. 172

144. Van liefde (zie derde strofe en laatste strofe).

[p. 233]

20

opdat mijn siele consommeer,

 

gansch queel van liefde en begheerte hier;

 

 

 

eijgentlijck om Godt te behaghen

 

en sijnen wil t'volbrengen goet,

 

duijsent mael sterve alle daghen

25

door den brant van Godts liefde soet.

 

Och, moght ick sijn heel niet met d'al

 

dan sou ick vinden mijnen al,

 

Godts hoogste wesen, soet boven getal

 

 

 

Laet ons toch een te samen wesen,

30

o mijn hemelsche schoonheijt soet!

 

Want ghij daerom mij sijt gegeven.

 

Deelt mij dan mede van u goet,

 

gheeft mij van uwe liefde pur,

 

ghij schoon hemelsche creatur,

35

doet uwe siele dit eenigh faveur!

 

 

 

U siele segh ick mij te wesen,

 

omdat mij mijnen soeten heer

 

in u bewaernis heeft gegeven

 

om mij in als te helpen deur.

40

Nemt mij soetelijck bij de hant,

 

helpt mij stoecken den minnen brant,

 

op dat ick hier magh winnen triomphant

 

 

 

soetelijck Godts invloijen crachtich,

 

om te worden met Godt heel een,

45

en sijn hoogste wesen almaghtich

 

genieten in mijn siel alleen.

 

O brandent vier, helpt mij toch deur!

 

verwerft mij u schoonheijt peur,

 

soo sal ick vreesen gheen pijn noch noch douleur.

 

fin.