Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Pit-tah de grijze wolf (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Pit-tah de grijze wolf
Afbeelding van Pit-tah de grijze wolfToon afbeelding van titelpagina van Pit-tah de grijze wolf

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.78 MB)

Scans (9.16 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Vertaler

S.J. Barentz-Schönberg



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Amerikaans-Engels / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Pit-tah de grijze wolf

(1923)–Jack London–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Derde hoofdstuk.
Het grijze wolfje.

Hij was heel anders dan zijn broertjes en zusjes. Hun haar was reeds rossig als bij zijn moeder, de wolvin; terwijl hij alleen hierin op zijn vader leek. Hij was een echte wolf, leek sprekend op den ouden Eénoog, behalve dat hij twee oogen had en zijn vader maar één.

De oogen van het grijze wolfje waren nog niet lang open en toch kon hij al zien met vasten blik. En terwijl zijn oogen nog dicht waren, had hij gevoeld, geproefd en

[pagina 42]
[p. 42]

geroken. Hij kende zijn twee broertjes en zijn twee zusjes heel goed. Hij was begonnen met hen te stoeien op een zwakke, onbeholpen manier, en zelfs te krakeelen, waarbij zijn keeltje trilde met vreemd schrapend geluid (de voorlooper van het grommen), wanneer hij driftig werd. En lang voor hij zijn oogen had geopend, had hij door gevoel, smaak en reuk zijn moeder leeren kennen - een bron van warmte en vloeibaar voedsel en teederheid. Zij bezat een zachte, liefkoozende tong, die hem streelde, terwijl hij over zijn klein, week lichaampje streek en die hem aandreef dicht tegen haar aan te kruipen en in te sluimeren.

Het grootste deel van de eerste maand zijns levens had hij slapende doorgebracht; maar nu kon hij heel goed zien en lag lang achtereen wakker en begon zijn wereldje te kennen. Zijn wereld was somber, maar dat wist hij niet, want hij kende geen andere wereld. Ze was slecht verlicht, maar zijn oogen hadden zich nooit behoeven te gewennen aan ander licht. Zijn wereld was heel klein. De grenzen ervan waren de wanden van het hol, maar daar hij de buitenwereld niet kende, voelde hij niets van de nauwe grenzen van zijn omgeving.

Maar hij ontdekte spoedig dat één muur van zijn wereld verschilde van de andere. Dat was de ingang van het hol en de bron van het licht. Hij had ontdekt dat die muur anders was dan de overige, lang voor hij eigenlijk kon denken. Hij had een bizondere aantrekkelijkheid voor hem, lang voor hij zijn oogen had geopend en hem had gezien. Het licht had zijn gesloten oogleden getroffen en zijn gezichtszenuwen aangenaam aangedaan. Hij had gesmacht naar het licht en onbewust had zijn lichaam zich daarheen gewend.

En zijn zusjes en broertjes waren met hem daarheen gegaan. Nooit kropen zij in dien tijd naar de donkere hoeken van het hol. Het licht trok hen aan alsof zij planten waren. Later, toen zij grooter werden, nam ook de aantrekking van het licht toe. Zij kropen en waggelden er altijd heen en werden door hun moeder steeds teruggejaagd.

[pagina 43]
[p. 43]

Op deze wijze leerde het grijze wolfje andere dingen van zijn moeder kennen dan de zachte, liefkoozende tong. Bij zijn aanhoudend kruipen naar het licht, ontdekte hij bij haar een neus, die door een scherpen duw hem strafte, en later een poot die hem met een goedgemikten stoot achterover deed rollen. Zoo leerde hij pijn kennen - en bovendien leerde hij pijn vermijden - eerst door het gevaar ervan te ontloopen; en dan, wanneer hij ondeugend was geweest, te zorgen dat hij de straf ontkwam. Dat waren bewuste daden en het resultaat van zijn eerste waarnemingen.

Hij was een woest klein wolfje. Dat waren zijn broertjes en zusjes ook. Dat was ook wel te verwachten. Hij kwam van een geslacht van vleeschdooders en vleescheters. Zijn vader en zijn moeder leefden geheel van vleesch. De melk die hij het allereerst had ingezogen, was direct uit vleesch gevormd: en nu hij een maand oud was, nu zijn oogen ongeveer een week open waren, begon hij zelf vleesch te eten - vleesch eerst fijngekauwd door de wolvin en daarna haar vijf jongen gegeven, die bij hun sterken groei te veel melk verlangden.

Maar bovendien was hij de wildste der vijf. Hij kon luider brommen dan een hunner. Zijn woestheid was gevaarlijker dan die der andere. Hij was het, die het eerst leerde een ander jong met een goed gemikten slag van zijn poot om te gooien. En hij was het die het eerst een ander jong bij het oor pakte en rukte en trok en gromde met opeengeklemde kaken.

De bekoring van het licht nam bij het grijze wolfje van dag tot dag toe. Hij maakte voortdurend lange onderzoekingstochten naar den ingang van het hol en werd telkens weer teruggejaagd. Maar hij wist niet dat het een ingang was. Hij wist niets van ingangen - openingen waardoor men van de eene plaats naar de andere gaat. De ingang was zijn zon, hij trok hem aan als de kaars een mot. Hij trachtte altijd hem te bereiken.

Er was iets vreemds aan dien muur van licht. Zijn vader -

[pagina 44]
[p. 44]

hij kende reeds zijn vader als den anderen bewoner van de wereld, een schepsel als zijn moeder, die bij het licht sliep en een brenger van voedsel was - zijn vader liep recht door den verren, witten muur en verdween. Dat kon het grijze wolfje niet begrijpen. Ofschoon zijn moeder hem nooit toestond dien muur te naderen, was hij bij de andere muren geweest en had aan het einde van zijn gevoelig neusje een hard voorwerp gevoeld. Dat deed pijn.

En na verscheiden pogingen van dien aard bleef hij van de muren weg. Zonder erover te denken, nam hij dit verdwijnen door den muur aan als een eigenaardigheid van zijn vader, evenals melk en halfgekauwd vleesch eigenaardigheden van zijn moeder waren.

Het grijze wolfje kon niet denken - tenminste niet op de wijze der menschen. Maar toch werkten zijn hersens. Zijn gevolgtrekkingen waren even scherp en volkomen als die van de menschen. Hij nam de dingen zooals ze waren zonder naar het hoe en waarom te vragen. Het kon hem niet schelen waarom iets gebeurde. Hoe het gebeurde was hem voldoende. Toen hij dus zijn neus herhaalde malen tegen den muur had gestooten, nam hij aan dat hij niet door muren heen kon verdwijnen. Op dezelfde manier nam hij aan dat zijn vader wel door muren heen kon verdwijnen. Maar hij voelde volstrekt geen verlangen de oorzaak te vinden van het verschil tusschen hemzelf en zijn vader.

Evenals de meeste dieren in de wildernis maakte hij spoedig kennis met hongersnood. Er kwam een tijd, dat niet alleen de vleeschtoevoer ophield, maar dat er ook geen melk meer was. In het eerst jankten en schreeuwden de wolfjes, maar meestal sliepen zij. Het duurde niet lang of zij waren verdoofd van honger. Er werd niet meer gekibbeld en gevochten; er werd niet meer gebromd; de onderzoekingstochten naar den lichten muur hielden geheel op. De wolfjes sliepen, terwijl hun levensvlammetje flikkerde en zwakker werd.

Eénoog was wanhopig. Hij zwierf heinde en ver rond en

[pagina 45]
[p. 45]

sliep slechts zelden in het hol, dat thans treurig en somber was geworden. Ook de wolvin verliet haar jongen en ging voedsel zoeken. In de eerste tijden na de geboorte der wolfjes was Eénoog vaak naar het Indiaansche kamp getrokken en had hij de konijnenvallen geplunderd. Maar met het smelten der sneeuw en het openen der rivieren was het Indiaansche kamp opgebroken en die bron van voedsel hem ontnomen.

Toen het grijze wolfje weer tot het leven terugkeerde en zijn belangstelling in den witten muur herleefde, zag hij dat de bevolking van zijn wereld verminderd was. Slechts een zusje bleef hem over. De rest was weg. Terwijl hij sterker werd, zag hij zich genoodzaakt alleen te spelen, want zijn zusje hief haar kopje niet meer op en liep niet rond. Zijn klein lichaampje werd dik van het voedsel dat hij thans kreeg, maar voor haar was het te laat gekomen. Zij sliep voortdurend, een klein, met vel overtrokken geraamte, waarin het levensvlammetje hoe langer hoe lager brandde tot het eindelijk uitdoofde.

Daarna kwam een tijd dat het grijze wolfje zijn vader niet meer door den muur zag verschijnen en verdwijnen of bij den ingang slapen.

Dat gebeurde aan het eind van een tweeden en minder ergen hongersnood. De wolvin wist wel waarom Eénoog nooit meer terugkwam, maar zij kon het grijze wolfje niet meedeelen wat zij had gezien. Zelf op buit jagend, links van den stroom waar de lynx woonde, had zij het spoor van Eénoog gevolgd. En zij had hem gevonden - of beter gezegd zijn overblijfselen - aan het eind van den weg. Daar waren verscheiden bewijzen van het gevecht en van den terugtocht van de lynx, nadat zij de overwinning had behaald en naar haar hol was teruggekeerd. Voor zij heenging, had de wolvin dat hol gevonden, maar verschillende dingen zeiden haar dan de lynx binnen was en zij had het niet gewaagd haar daar te volgen.

Daarna vermeed de wolvin op haar zwerftochten den

[pagina 46]
[p. 46]

linker weg. Want zij wist dat in het hol van de lynx jonge katjes waren en zij wist dat de lynx een woest, kwaadaardig dier was en een vreeselijke vechtersbaas. Het was best voor een half dozijn wolven om een sissende, woeste lynx in het nauw te drijven, maar het was heel wat anders voor een enkele wolvin met een lynx te vechten - voornamelijk wanneer de lunx een nest hongerige jongen had.

Maar de Wildernis is de Wildernis en een moeder is een moeder, altijd gereed voor haar kinderen te strijden, in of buiten de wildernis. En de tijd zou komen, dat de wolvin terwille van haar grijs wolfje, zich zou wagen in het hol in de rotsen met de kwaadaardige lynx.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken