Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Pit-tah de grijze wolf (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Pit-tah de grijze wolf
Afbeelding van Pit-tah de grijze wolfToon afbeelding van titelpagina van Pit-tah de grijze wolf

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.78 MB)

Scans (9.16 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Vertaler

S.J. Barentz-Schönberg



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Amerikaans-Engels / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Pit-tah de grijze wolf

(1923)–Jack London–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Tweede hoofdstuk.
Gevangenschap.

Pittah leerde veel in die dagen. Zoolang Kiche was vastgelegd, liep hij het kamp rond, onderzoekend, speurend, leerend. Hij kende spoedig de gewoonten der mensch-dieren, maar zijn gemeenzaamheid verminderde zijn eerbied niet. Hoe meer hij van hen wist, hoe meer hij hun overmacht begreep; hoe meer zij hun geheimzinnige krachten toepasten, hoe meer zij hem als goden toeschenen.

Evenals zijn moeder, Kiche, begon ook hij gehoorzaamheid te leeren. Als zij liepen, ging hij ze uit den weg. Als zij hem dreigden, kromp hij ineen. Als zij hem wegjoegen, liep hij snel heen. Want achter elk hunner wenschen was de macht dien wensch vervuld te zien, de macht die pijn deed, de macht, die zich uitte in stompen en knuppelslagen, in vliegende steenen en snijdende zweepstriemen.

[pagina 69]
[p. 69]

Hij behoorde hun toe, zooals al de honden hun toebehoorden. Zij konden bevelen wat hij doen moest, die les had hij zeer snel geleerd, ofschoon ze geheel tegen zijn onafhankelijke natuur streed. En er waren dagen dat hij aan den rand van het bosch ging staan en luisterde naar de stem der Wildernis, die hem riep, ver, en ver weg. En steeds keerde hij terug, rusteloos en ontevreden en jankte zachtjes naast Kiche, die hij vragend in het gezicht likte.

Pittah leerde zeer snel de gewoonten van het kamp. Hij kende de onrechtvaardigheid en gulzigheid der oudere honden als hun visch of vleesch tot voedsel werd toegeworpen. Hij leerde dat mannen rechtvaardiger waren, kinderen wreeder en vrouwen vriendelijker en meer geneigd hem een stuk vleesch of een been toe te werpen. En na twee of drie pijnlijke avonturen met de moeders van halfvolwassen hondjes, begreep hij dat het beter was dergelijke moeders met vrede te laten, zoo ver mogelijk van haar verwijderd te blijven en ze uit den weg te gaan, als hij ze zag aankomen.

Maar de vloek van zijn leven was Lip-lip grooter, ouder en sterker, had Lip-lip Pittah als zijn specialen vijand uitgekozen. Pittah vocht zeer gaarne, maar zijn vijand was te groot. Lip-lip werd zijn nachtmerrie. Als hij het waagde van zijn moeder weg te gaan, was hij zeker dat de dwingeland verscheen, hem aangromde en een gelegenheid afwachtte dat er geen mensch-dier in de nabijheid was; dan op hem toesprong en hem dwong te vechten. Daar Lip-lip altijd won, vond hij dit vechten zeer aardig. Het werd een van de grootste genoegens van zijn leven - en een van Pittahs grootste kwellingen.

Maar Pittah werd er niet door ontmoedigd. Ofschoon hij erg werd toegetakeld en altijd verslagen werd, bleef zijn geest onbedwongen. Maar die gevechten hadden toch een slechten invloed. Hij werd kwaadaardig en somber. Zijn aard was reeds bij zijn geboorte woest geweest, maar hij werd nog woester door die onophoudelijke vervolging. De aardige, vroolijke kant van zijn karakter had geen gelegenheid zich

[pagina 70]
[p. 70]

te uiten. Nooit speelde hij met de andere jonge honden in het kamp. Lip-lip wilde het niet toestaan. Zoodra Pittah naderbij kwam, vloog Lip-lip op hem aan en vocht met hem, tot hij hem had weggejaagd. Pittah was dus alleen op zichzelf aangewezen en had den tijd zijn geest te ontwikkelen. Hij werd sluw, hij had vrijen tijd genoeg om verraderlijke gedachten te koesteren.

Daar men hem belette zijn aandeel te krijgen van het vleesch of de visch op etenstijd, werd hij gaandeweg een slimme dief. Hij moest zelf zijn voedsel opscharrelen en dat deed hij uitstekend, ofschoon hij diensvolgens een plaag was voor de squaws (vrouwen). Hij leerde door het kamp sluipen, sluw te wezen, te weten wat overal gebeurde, alles te zien en te hooren en met goed gevolg middeltjes te bedenken om te ontkomen aan zijn onverbiddelijken vervolger.

Het was in het begin van zijn vervolging dat hij zijn eerste sluwe spel speelde en daardoor zijn eerste wraak genoot.

Evenals Kiche bij de wolven honden naar hun ondergang had gelokt, wist ook Pittah op eenigszins gelijke wijze Lip-lip tusschen Kiches wrekende tanden te brengen. Voor Lip-lip achteruitwijkend, vluchtte Pittah langs een omweg om de verschillende tenten heen. Hij was een goed renner, sneller dan een der honden van zijn grootte en sneller dan Lip-lip. Maar bij die jacht liep hij niet zoo hard als hij kon. Hij bleef slechts één sprong voor zijn beul.

Lip-lip opgewonden door de jacht en de voortdurende nabijheid van zijn slachtoffer, vergat alle voorzichtigheid en begrip van plaats. Toen hij zich herinnerde waar hij was, was het reeds te laat. Met de grootste snelheid om een tent rennend, stiet hij precies op Kiche, die aan haar stok vastgebonden lag. Hij gaf een gil van schrik en toen sloten zich haar wrekende tanden in zijn lichaam. Ze was vastgebonden maar hij kon niet gemakkelijk van haar loskomen. Zij wierp hem ondersteboven, zoodat hij niet kon wegloopen en beet en kerfde hem met haar tanden.

[pagina 71]
[p. 71]

Toen hij eindelijk kon wegrollen, kroop hij overeind, gekwetst naar lichaam en geest. Zijn haren stonden in bosjes overeind, waar haar tanden hem hadden geknauwd. Met open bek bleef hij staan en begon hartverscheurend te janken. Maar in het midden van zijn gehuil, vloog Pittah op hem toe en zette zijn tanden in zijn achterpoot. Er was geen strijdlust meer in Lip-lip en hij liep schandelijk weg met zijn slachtoffer vlak achter zich, dat hem plaagde tot hij bij zijn eigen tent was aangekomen. Hier kwamen de sqauws hem te hulp en verjoegen Pittah - die een woeste duivel scheen - met een regen van steenen.

Toen kwam de dag dat Grijze Bever, begrijpend dat Kiche nu niet meer zou wegloopen, haar de vrijheid gaf. Pittah was daarmee dolblij. Vroolijk rende hij met haar door het kamp en zoolang hij naast haar bleef, kwam Lip-lip niet in de nabijheid. Pittah liep zelfs met stijve pooten en grommend vertoon van zijn tanden op Lip-lip toe, maar deze deed alsof hij de uitdaging niet bemerkte. Hij was niet dwaas en wachtte met zijn wraak tot hij Pittah alleen had.

Later dwaalden Kiche en Pittah tot de bosschen om het kamp heen. Hij had zijn moeder gaandeweg daarheen gelokt en nu zij staan bleef, trachtte hij haar verder mee te krijgen. Hij liep eenige stappen vooruit, bleef staan en keek om. Zij had zich niet bewogen. Hij jankte smeekend en liep spelend het kreupelhout in en uit. Hij snelde naar haar terug, likte haar gezicht en liep weer weg.

En nog bewoog zij zich niet. Hij bleef staan en keek haar opgewonden aan. De Wildernis riep hem. Zijn moeder hoorde het ook. Maar zij hoorde ook een anderen roep - den roep der menschen - en draafde terug naar het kamp. Jankend volgde Pittah haar, nog steeds luisterend naar de stem uit de diepte van het woud.

Maar spoedig zou er een groote verandering komen. Grijze Bever stond bij Drie Arenden in de schuld. Drie Arenden ging een tocht maken de Mackenzie op naar het Groote Slavenmeer. Een rood stuk laken, een berenhuid,

[pagina 72]
[p. 72]

twintig patronen en Kiche dienden om die schuld te betalen. Pittah zag hoe zijn moeder aan boord werd gebracht van de kano van Drie Arenden en hij trachtte haar te volgen. Een slag van Drie Arenden wierp hem op het land terug. De kano stak van wal. Hij sprong in het water en zwom erheen, doof voor de scherpe bevelen van Grijzen Bever om terug te keeren. Zelfs een mensch-dier, een god, gehoorzaamde Pittah niet - zoo groot was de angst zijn moeder te verliezen.

Maar goden zijn gewoon gehoorzaamd te worden en Grijze Bever stiet woedend een kano in het water. Toen hij Pittah inhaalde, tilde hij hem bij zijn nek omhoog. Hij zette hem niet dadelijk in de kano neer, maar gaf hem een flink pak slaag. En het was een pak slaag. De hand was zwaar. Iedere slag deed pijn en hij kreeg een menigte slagen.

Eerst was Pittah verbaasd, toen angstig, toen woedend. Hij liet zijn tanden zien en gromde den boozen god in het gelaat. Maar dit maakte den god nog kwader. De slagen werden krachtiger, deden meer pijn.

Grijze Bever bleef slaan, Pittah bleef grommen. Maar dit kon niet zoo blijven duren. Iemand moest toegeven - en dat was Pittah. Vrees kreeg de bovenhand. Het was voor het eerst dat hij echt mishandeld werd. Hij begon te janken en te huilen en eindelijk hield Grijze Bever op met slaan, en wierp hem ruw in de kano. Grijze Bever greep den roeiriem en gaf Pittah een harden schop. Op dit oogenblik kwam Pittah's ware aard te voorschijn en hij zette zijn tanden in den menschenvoet.

Het pak slaag, dat hij te voren had gehad, was kinderspel bij hetgeen nu volgde. Hij werd geranseld met den roeiriem, en gewond en pijnlijk wierp Grijze Bever hem weer in de boot en ten slotte smeet hij hem aan land, zoodat hij op zijn zijde terechtkwam en zijn wonden opnieuw pijn deed. Bevend en jankend kwam hij overeind.

Lip-lip had van den oever af alles gezien, rende thans woedend op hem toe en beet hem waar hij kon. Pittah was

[pagina 73]
[p. 73]

te hulpeloos om zich te verdedigen en het zou er leelijk voor hem hebben uitgezien, als niet Grijze Bever door een welgemikten schop Lip-lip eenige meters ver had doen wegvliegen.

Dat was menschelijke rechtvaardigheid en zelfs in zijn ellendigen toestand voelde Pittah een schok van dankbaarheid. Gehoorzaam hinkte hij achter Grijze Bever door het kamp heen naar de tent.

En zoo bleef hij in gevangenschap wachten op de terugkomst van zijn moeder.

Maar die gevangenschap was niet geheel en al ongelukkig. Er was veel dat zijn belangstelling opwekte. De goden deden zooveel vreemde dingen en hij was altijd nieuwsgierig om alles te zien. Bovendien leerde hij hoe hij met Grijzen Bever moest omgaan. Gehoorzaamheid, stipte gehoorzaamheid werd van hem geëischt en als belooning daarvoor kreeg hij ook geen ransel meer. Zelfs wierp Grijze Bever hem nu en dan een stuk vleesch toe en verdedigde hem wanneer de andere honden hem wilden beletten het op te eten. En zulk een stuk vleesch had hooge waarde voor hem, veel meer dan een dozijn stukken, die een squaw hem toewierp. Grijze Bever liefkoosde nooit en toch was Pittah in zekeren zin gehecht aan zijn onvriendelijken baas.

Gaandeweg en zonder dat hij het zelf wist, begon hij van dit leven te houden, al hoopte hij ook nog zoo op Kiches terugkeer en smachtte hij begeerig naar de heerlijke vrijheid, die hij vroeger had gekend.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken