Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Pit-tah de grijze wolf (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Pit-tah de grijze wolf
Afbeelding van Pit-tah de grijze wolfToon afbeelding van titelpagina van Pit-tah de grijze wolf

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.78 MB)

Scans (9.16 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Vertaler

S.J. Barentz-Schönberg



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Amerikaans-Engels / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Pit-tah de grijze wolf

(1923)–Jack London–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Vijfde hoofdstuk.
De ontembare.

- Hij is hopeloos, stemde Weedon Scott, toe.

Hij zat op de trap van zijn hut en keek naar Matt, die even hopeloos zijn schouders ophaalde.

Samen keken zij naar Pittah, die aan het einde van zijn ketting met overeindstaande haren, grommend, woest, rukte om bij de trekhonden te komen. Na verscheiden lessen van

[pagina 118]
[p. 118]

Matt - welke lessen door middel van een knuppel waren ingeprent - hadden de sleehonden geleerd Pittah met rust te laten en zij lagen nu op een afstand, schijnbaar zijn heele tegenwoordigheid vergetend.

- Het is een wolf en er is geen temmen aan, zei Weedon Scott.

- O, dat weet ik niet, antwoordde Matt, misschien heeft hij heel wat van een hond ook in zich. Maar één ding weet ik zeker en dat is niet te ontkennen.

Matt zweeg en knikte den Moosehide Berg vertrouwelijk toe.

- Wel, vooruit met hetgeen je weet, zei Scott scherp na een poosje gewacht te hebben. Vooruit ermee! Wat is het?

- Wolf of hond is precies hetzelfde; hij is vroeger reeds getemd.

- Neen.

- Ik zeg ja en hij heeft al in het gareel geloopen. Ziet u maar naar de litteekens hier op zijn borst.

- Je hebt gelijk Matt. Hij was een trekhond voor Mooie Smith hem in handen kreeg.

- En er is geen enkele reden waarom hij niet weer een trekhond zou zijn.

- Zou je denken? vroeg Scott haastig.

Toen verdween zijn hoop weer en hij schudde het hoofd.

- Wij hebben hem nu twee weken en hij is thans woester dan ooit.

- Geef hem een kans, raadde Matt, laat hem een poosje los.

De ander keek hem ongeloovig aan.

- Ja, vervolgde Matt, ik weet dat u het al hebt geprobeerd, maar u hadt geen knuppel bij u.

- Probeer jij het dan.

Matt greep een knuppel en ging naar het dier, dat aan den ketting lag. Pittah keek naar den knuppel zooals een opgesloten leeuw naar de zweep van zijn temmer kijkt.

- Zie hem eens naar dien knuppel kijken, zei Matt. Dat is een goed teeken. Hij is niet gek. Durft mij niet aanvallen zoolang ik dien knuppel gereed houd. Hij is niet gek, hoor!

[pagina 119]
[p. 119]

Terwijl de hand van den man naar omlaag kwam, kroop Pittah grommend neer met overeind staand haar. Maar terwijl hij naar de naderende hand keek, hield hij ook den dreigenden, opgeheven knuppel in het oog. Matt haakte den ketting van den halsband en stapte haastig achteruit.

Pittah kon nauwelijks gelooven dat hij vrij was. Vele maanden waren verloopen sedert hij in Mooien Smiths bezit kwam en in al dien tijd had hij geen oogenblik van vrijheid gekend, behalve wanneer hij werd losgelaten om met andere honden te vechten. Onmiddellijk na die gevechten was hij weer in zijn gevangenis gebracht.

Hij wist niet wat hij ervan moest denken. Misschien de een of andere nieuwe duivelsche streek van de goden! Hij liep langzaam en voorzichtig, op een aanval voorbereid. Hij wist niet wat hij doen zou, alles was zoo vreemd. Voorzichtig liep hij zoo ver mogelijk van de goden verwijderd naar een hoek van de hut. Er gebeurde niets. Hij was zichtbaar verbaasd en kwam weer terug, bleef op eenigen afstand van de mannen staan en keek ze doordringend aan.

- Zou hij niet wegloopen? vroeg zijn nieuwe meester.

Matt haalde zijn schouders op.

- Moeten wij afwachten, eenige wijze om het te probeeren.

- Arme duivel! zei Scott medelijdend. Het eenige dat hij noodig heeft is een bewijs van vriendelijkheid.

Hij ging de hut binnen en kwam weer naar buiten met een stuk vleesch dat hij Pittah toewierp. Deze sprong achteruit en keek op een afstand achterdochtig ernaar.

- He! Major! schreeuwde Matt waarschuwend, maar te laat.

Major had een sprong naar het vleesch gedaan. Op het oogenblik dat zijn tanden het beetpakten, wierp Pittah hem ondersteboven. Matt snelde toe, maar Pittah was vlugger dan hij. Major waggelde overeind, maar het bloed spoot uit zijn keel en kleurde de sneeuw rood.

- Het is erg, maar het is zijn eigen schuld, zei Scott haastig.

Maar Matt had zijn voet al opgeheven om Pittah te

[pagina 120]
[p. 120]

schoppen. Een sprong, geblikker van tanden, een scherpe kreet! Pittah gromde woest, kroop eenige meters achteruit, terwijl Matt zich bukte en naar zijn gewond been keek.

- Hij heeft mij te pakken gehad, zei hij op zijn verscheurde broek en de grooter wordende roode vlek wijzend.

- Ik zei je wel dat het hopeloos was, zei Scott ontmoedigd. Ik heb er voortdurend over gedacht, het moet nu maar gebeuren. Het is het eenige dat ons overblijft.

Terwijl hij sprak, haalde hij aarzelend zijn revolver voor den dag.

- Zie eens hier, mijnheer Scott, zei Matt, die hond is in de hel geweest, u kunt niet verwachten dat hij als een engel eruit is gekomen. Geef hem nog wat tijd.

- Zie eens naar Major, Matt.

Matt keek naar den gekwetsten hond. Hij was in de sneeuw gezonken in een bloedplas en stond op het punt den laatsten adem uit te blazen.

- Zijn eigen schuld. Dat hebt u zelf gezegd, mijnheer Scott. Hij trachtte Pittahs vleesch weg te nemen en nu is hij er geweest. Dat was te verwachten. Een hond die niet vocht voor zijn eigen vleesch, zou mij geen knip voor den neus waard zijn.

- En jijzelf, Matt. Met de honden kan het er nog door, maar wij moeten de grens toch ergens trekken.

- Mijn eigen schuld, zei Matt koppig. Waarom moest ik hem schoppen? U hebt zelf gezegd dat hij gelijk had in hetgeen hij deed. Dan had ik ook niet het recht hem te schoppen.

- Het zou een gunst voor hem zijn hem dood te schieten, hij is ontembaar.

- Kom, mijnheer Scott, geef dien armen drommel één kansje. Hij heeft dit nog niet gehad. Hij komt juist uit de hel en dit is de eerste keer dat hij vrij is. Geef hem een kans en als het niet goed gaat, schiet ik hem zelf dood. Ziedaar!

- De hemel weet dat ik hem niet wil dooden of laten dooden, antwoordde Scott zijn revolver wegbergend. Wij

[pagina 121]
[p. 121]

zullen hem laten losloopen en zien wat wij door vriendelijkheid van hem gedaan kunnen krijgen. Let op.

Hij liep naar Pittah en begon zacht en kalmeerend tot hem te spreken.

- Neem liever een knuppel mee, waarschuwde Matt.

Scott schudde het hoofd en ging voort te trachten Pittahs vertrouwen te winnen.

Pittah was achterdochtig. Er hing hem iets boven het hoofd. Hij had den hond van dien god vermoord, had zijn godenmakker gebeten en wat kon hij nu anders verwachten. dan de een of andere vreeselijke straf? Maar ook nu was hij ontembaar. Hij liet zijn tanden zien, zijn haar ging, overeind staan, zijn oogen loerden, zijn heele lichaam was op alles voorbereid.

De god had geen knuppel, hij liet hem dus heel dichtbij komen. De hand van den god werd uitgestoken en daalde neer op zijn kop. Pittah kromp ineen, terwijl hij eronder neerboog.

Hier was gevaar - het een of ander verraad. Hij kende de handen der goden, hun macht om te wonden, om pijn te doen. Bovendien kon hij niet verdragen dat men hem aanraakte. Hij gromde dreigender, bukte steeds lager naarmate de hand daalde. Hij wilde niet in de hand bijten en hij verdroeg het gevaar tot zijn instinct in opstand kwam en hem met een onbedwingbaren lust om te leven vervulde.

Weedon Scott had geloofd dat hij vlug genoeg was om iedere poging tot bijten te ontkomen. Maar hij moest nog de opmerkelijke snelheid van Pittah leeren kennen, die aanviel met de zekerheid en vlugheid van een ineengerolde slang.

Scott uitte een kreet van verbazing, terwijl hij zijn verscheurde hand met zijn andere beetpakte. Matt vloekte en kwam bij hem staan. Pittah bukte zich en ging achteruit, met overeindstaand haar, ontbloote tanden, dreigende, kwaadaardige oogen. Nu kon hij een pak ransel verwachten vreeselijker dan hij het zelfs ooit van Mooien Smith had gehad.

[pagina 122]
[p. 122]

- He! Wat ga je doen? riep Scott plotseling.

Matt was naar de hut gesneld en met een geweer naar buiten gekomen.

- Niets, antwoordde Matt met voorgewende onverschilligheid, ik ga alleen de belofte vervullen die ik heb gedaan. Ik zal hem doodschieten.

- Neen, doe het niet.

- O ja, zeker. Let op.

Het was thans Weedon Scotts beurt om te vragen om Pittahs leven.

- Je hebt gewild dat wij hem een kansje gaven. Welnu, geef het hem. Wij zijn pas begonnen en kunnen niet al bij het begin ophouden. Het kwam mij toe dezen keer. En - zie eens naar hem!

Pittah, op veertig voet afstands bij den hoek der hut staande, gromde met de uiterste kwaadaardigheid niet tegen Scott, maar tegen Matt.

- Wel allemogendste hemel! riep Matt verbaasd.

- Zie eens hoe verstandig hij is! vervolgde Scott. Hij kent de beteekenis van vuurwapens even goed als jij. Hij is verstandig en wij zullen zijn verstand een kansje geven. Berg je geweer weg.

- Best, ik wil wel, gaf Matt toe en zette zijn geweer tegen den houtstapel.

- Maar kijkt u nu eens! riep hij het volgend oogenblik uit.

Pittah was rustig geworden en had opgehouden met grommen.

- Dat zullen wij nader onderzoeken. Let op!

Matt greep zijn geweer en op hetzelfde oogenblik begon Pittah weer te grommen. Hij zette het geweer weer neer en Pittahs opgetrokken lip daalde weer over zijn tanden.

- Nu nog eens wat anders.

Matt greep het geweer en begon het langzaam naar zijn schouders op te heffen. Pittahs grommen werd heviger en nam toe naarmate het geweer hooger kwam. Maar het

[pagina 123]
[p. 123]

oogenblik vóór het geweer op zijn hoogte was, sprong hij opzij achter den hoek van de hut. Matt staarde naar de thans ledige ruimte in de sneeuw waar Pittah nog zooeven had gestaan.

Plechtig legde Matt zijn geweer neer, keerde zich om en keek naar zijn patroon.

- Ik ben het met u eens, mijnheer Scott. Die hond is te verstandig om hem te dooden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken