Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Oom Jan leert zijn neefje schaken (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Oom Jan leert zijn neefje schaken
Afbeelding van Oom Jan leert zijn neefje schakenToon afbeelding van titelpagina van Oom Jan leert zijn neefje schaken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.78 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/pedagogiek
non-fictie/sport


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Oom Jan leert zijn neefje schaken

(1968)–Max Euwe, Albert Loon–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 95]
[p. 95]

14. Vierde oefeningsavond

‘Ik heb nu nog een paar partijtjes, die anders geopend worden dan wij tot nog toe gedaan hebben,’ zegt Oom, ‘om jullie eens te laten zien, hoe het begin óók gespeeld kan worden.’

‘Dat lijkt me interessant,’ vindt Vader.

‘Nu, als jullie het dan allebei goedvinden, vooruit dan maar weer. Jan, jij speelt wit. Noteer maar:

wit: Jan; zwart: oom Jan

1. e2 - e4 e7 - e5
2. Pg1 - f3  

Zwart moet nu pion e5 dekken en doet dit zo slecht mogelijk door:

2. ......... f7 - f6

Door deze zet kan paard g8 al vast niet op die goede plaats f6 komen. Wit doet nu óók iets bijzonders:

3. Pf3 × e5 f6 × e5

Wit geeft dus zo maar zijn paard cadeau. Wit offert zijn paard, zeg je dan. Het spreekt vanzelf, dat je met die vriendelijkheden moet oppassen. Als wit of zwarte zo royaal is, dan zal daar vast wel wat achter zitten.

4. Dd1 - h5† Ke8 - e7

Daar heb je het al. De zwarte koning moet van zijn veilige plaatsje af en zwart is zijn rokade kwijt. Je weet toch nog, Jan, dat je alleen mag rokeren als de koning en de toren nog zp hun oorspronkelijke plaats staan?’

‘Ja, Oom!’

‘Zwart is dus meteen in het nadeel.’

‘Ik zie toch nog een andere zet,’ zegt Vader.

‘Laat maar eens horen, vadertje.’

‘Wel, ik zet g7 - g6, dan is het schaak opgeheven en dan moet de dame er vandoor!’

‘Natuurlijk, en de dame gaat er ook vandoor. Kijk maar eens: Dh5 × e5 schaak en gelijk gaat toren h8 eraan.’

[pagina 96]
[p. 96]

‘Zo had ik het niet bekeken,’ zegt Vader teleurgesteld.

‘Wit laat de zwarte koning nu geen ogenblik met rust.

5. Dh5 × e5† Ke7 - f7

Vooruit maar weer, wit:

6. Lf1 - c4†

De zwarte koning gaat weer verder van honk

6. ......... Kf7 - g6
7. De5 - f5† Kg6 - h6
8. d2 - d4†  

Dat is een leuke zet, hè. Wit zet een pion en de loper c1 komt daardoor vrij en geeft schaak. Dit noemen we aftrekschaak.

8. ......... g7 - g5
9. h2 - h4  

Pion g5 wordt nu drie maal aangevallen en maar twee maal verdedigd. Daar komt de derde verdediger.

9. ......... Lf8 - e7
10. h4 × g5‡  

Aftrekschaak en gelijk dubbelschaak. Zie je, Jan, door pion en toren!’

‘Ja, Oom.’

10. ......... Kh6 - g7
11. Df5 - f7 Mat.

‘Dat is kort maar krachtig,’ zegt Vader.

‘Zo zie je maar,’ zegt Oom, ‘dat een fout in de opening je altijd opbreekt. Laat je dus nooit verleiden tot de slechte zet 2.......... f7 - f6. Van een mooie opening is in deze partij ook geen sprake. Zwarts officieren zijn helemaal niet ontwikkeld. Die van wit nog wel. Maar van de twee partijen is eigenlijk alleen wit de speler. Zwart moet allemaal gedwongen koningszetten doen.

Zet dus boven deze partij: Zo moet het niet!

1. e2 - e4 e7 - e5
2. Pg1 - f3 f7 - f6??
3. Pf3 × e5! f6 × e5
4. Dd1 - h5† Ke8 - e7

[pagina 97]
[p. 97]

5. Dh5 × e5† Ke7 - f7
6. Lf1 - c4† Kf7 - g6
7. De5 - f5† Kg6 - h6
8. d2 - d4† g7 - g5
9. h2 - h4 Lf8 - e7
10. h4 × g5‡ Kh6 - g7
11. Df5 - f7  
  Mat.  

We kunnen nog wel zo'n partijtje doen, vinden jullie niet?’

‘Graag, Oom! Heeft u nog zo'n kort partijtje?’

‘Dit gaat nog vlugger.’

‘Asjeblieft,’ zegt Vader lachend.

‘Nee, wacht,’ zegt Oom, in zijn aantekenboekje bladerend.

‘Hier heb ik een partijtje, dat zullen we eerst nemen. Zet maar op, Jan!’

1. e2 - e4 e7 - e5
2. Pg1 - f3 Pb8 - c6
3. Lf1 - c4 Lf8 - c5

‘Zo, dat zijn allemaal goede zetten. De eigenaardigheid is hier, dat de witte loper de zwakke pion f7 en de zwarte loper de zwakke pion f2 onder vuur neemt.

f7 en f2 zijn in de e4 - e5-opening de zwakste velden van het hele bord, omdat zij alleen door de koning verdedigd worden. Wanneer nu twee spelers hun partij openen met deze 3 zetten, dan spelen zij een “Italiaanse partij”.

“Zo,” zegt Vader, “dan zijn we weer in Zuid-Europa aangeland, net als met de Siciliaanse partij.”’

‘Ja, in die oude tijden werd er in Zuid-Europa veel geschaakt. De geleerden veronderstellen dan ook, dat het schaakspel uit Azië via Zuid-Europa naar het noorden gekomen is.’

‘Weer wat geleerd,’ zegt Vader.

‘Nu gaan we verder.

4. c2 - c3

Dit doet wit, omdat hij straks nog d2 - d4 wil zetten. Dan heeft hij twee pionnen in het centrum, en dat is sterk. Wit heeft dan “een centrum gevormd”. Zwart valt nu de onbeschermde pion e4 aan door

4. ......... Pg8 - f6
5. d2 - d4 e5 × d4
6. c3 × d4  

[pagina 98]
[p. 98]

Wit heeft dus een ‘centrum’ gekregen.

6. ......... Lc5 - b4†’

‘Maar wit is zijn rokade kwijt,’ zegt Jan.

‘Mis, wit heeft nog een goede zet.

7. Lc1 - d2 Lb4 × d2†
8. Pb1 × d2  

en nu dekt het paard tegelijk pion e4.

Zwart wil het witte centrum in de war brengen.

8. ......... d7 - d5
9. e4 × d5 Pf6 × d5

Nu maar rokeren, denkt wit.

10. o - o

“Goed,” zegt zwart, “ik ook o - o.”

10. ......... o - o
11. Tf1 - e1  

Wit bezet de open e-lijn.

11. ......... Pd5 - f4

Nu is pion d4 twee maal aangevallen en maar een maal verdedigd.

12. Pd2 - f1

En nu is d4 ook twee maal verdedigd.

12. ......... Dd8 - f6

Wit wil zijn dame ook in het spel brengen, maar hij doet het verkeerd, hij zet:

13. Dd1 - c2

en nu is d4 maar weer één maal verdedigd.

Toch néémt zwart niet, hij heeft nog iets beters, hij offert zijn paard.’

13. ......... Pf4 × g2. Opgepast, wit!
14. Kg1 × g2 Df6 × f3†

[pagina 99]
[p. 99]

‘Geeft zwart zijn dame nu óók nog weg?’ zegt Vader verontwaardigd.

‘Welnee,’ zegt Oom lachend, ‘wit mag met zijn koning de dame niet slaan.’

‘Waarom niet?’ vraagt Vader ongelovig.

‘Wel, kijk maar. Als wit de dame slaat, staat de koning op f3. Nu slaat zwart met zijn paard d4, koning schaak. Maar tegelijk is de dame aangevallen. De koning moet terug. De dame wordt geslagen en paard c2 valt de beide witte torens aan, waarvan er dus één sneuvelt.’

‘Prachtig bekeken!’

‘Dat is weer zo'n combinatie.’

‘O,’ zegt Vader.

‘Wit speelt dus:

15. Kg2 - g1 Pc6 × d4
16. Dc2 - d3  

“Vooruit maar,” zegt zwart, “die dame neem ik toch niet.”

16. ......... b7 - b5

Alweer een offer!

17. Dd3 × d4 Lc8 - b7!

Dat is een venijnig zetje. Er dreigt op de volgende zet Df3 - g2 of h1. Schaak en mat.

Wit geeft de partij op. Hij kan nog wel Lc4 - d5 spelen, maar dan moet hij na Lb7 × d5 de dame offeren, om mat te voorkomen.

Een leuk partijtje, hè?’ vraagt Oom. ‘Je ziet alweer, één verkeerde zet en het kan je de partij kosten.

We zullen de partij nog even vergelijken’:

Italiaanse partij

1. e2 - e4 e7 - e5
2. Pg1 - f3 Pb8 - c6
3. Lf1 - c4 Lf8 - c5
4. c2 - c3 Pg8 - f6
5. d2 - d4 e5 × d4
6. c3 × d4 Lc5 - b4†
7. Lc1 - d2 Lb4 × d2†
8. Pb1 × d2 d7 - d5
9. e4 × d5 Pf6 × d5
10. o - o o - o
11. Tf1 - e1 Pd5 - f4
12. Pd2 - f1 Dd8 - f6
13. Dd1 - c2? Pf4 × g2
14. Kg1 × g2 Df6 × f3†
15. Kg2 - g1 Pc6 × d4
16. Dc2 - d3 b7 - b5

[pagina 100]
[p. 100]

17. Dd3 × d4 Lc8 - b7 Opgegeven.

‘Hebben jullie nu nog zin in dat kleine partijtje, dat ik eerst wou geven?’ vraagt Oom.

‘Heel graag, Oom.’

‘Het is maar héél klein, hoor! Zet maar op.’

1. e2 - e4 e7 - e5
2. Pg1 - f3 Pb8 - c6
3. Lf1 - c4  

‘Dat wordt de Italiaanse partij,’ zegt Jan.

‘Maar zwart denkt er anders over, want hij zet

3. ......... d7 - d6

en maakt zo, dat zijn koningsloper niet op c5 kan komen.

Niet zo erg best dus.

4. o - o Lc8 - g4

en pent zo het witte paard.

5. Pb1 - c3 Pc6 - d4
6. Pf3 × e5! Lg4 × d1

Wit offert dus zijn dame, maar niet voor niets!

7. Lc4 × f7† Ke8 - e7
8. Pc3 - d5. Mat.  

Je ziet dus, wit had de zaak goed bekeken. Hij had het veld e5 voor zijn paard nodig en daarom gaf hij zijn dame cadeau. Wees dus altijd voorzichtig, als iemand zomaar een stuk offert. Daar zit altijd wat achter,’ zegt Oom.

‘Bedankt voor de les,’ zegt Vader.

‘Heb je het partijtje, Jan?’

‘Ja Oom, kijk maar:

1. e2 - e4 e7 - e5
2. Pg1 - f3 Pb8 - c6
3. Lf1 - c4 d7 - d6
4. o - o Lc8 - g4
5. Pb1 - c3 Pc6 - d4
6. Pf3 × e5 Lg4 × d1
7. Lc4 × f7† Ke8 - e7
8. Pc3 - d5 Mat.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken