Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1 (1806)

Informatie terzijde

Titelpagina van Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1
Afbeelding van Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.64 MB)

ebook (3.27 MB)

XML (0.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(1806)–Adriaan Loosjes–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 321]
[p. 321]

Een en veertigste brief.
De Heer Fredrik Bronkhorst aan den Heer Willem Elzevier.

Amsterdam, 10. Januarij.

Mijn Heer!

 

Ik kan niet ontkennen, dat ik eenigermate verwonderd stond over de beleefde en vriendelijk dringende uitnoodiging bij uwe Missive van gisteren, schoon ik gaarne toesta, dat uw schrijven noodzakelijk was, om mij te doen besluiten tot het inwilligen van het verzoek daarbij gedaan, waartoe Mevrouw mijne beminde noch ik niet ligtelijk gekomen zouden zijn, op de aanvrage van uwe dochter alleen. Niet, dat wij geen vertrouwen stellen zouden in Mejuffrouw uwe dochter, die ik, de enkele keer, dat ik haar sprak, eene zeer beminnelijke jonge Juffrouw gevonden heb, welker ommegang ik mijne dochter tot een eere reken. Neen, mijn Heer! maar jonge lieden zijn ligt te misleiden. Mijne dochter Susanna heeft het ongeluk gehad van onlangs in gezelschap en kennis te komen met zekeren Heer Louis Kraaijestein, een' befaamden Lichtmis, om het maar met weinige woor-

[pagina 322]
[p. 322]

den, onder ons, te zeggen. Indien dus het verzoek van uwe dochter alleen ware gekomen, in dit oogenblik, ik zou mij gedrongen en verpligt geacht hebben, om dat verzoek niet in te willigen, daar misschien die slimme en listige knaap kans zou gezien hebben, om zijne zaken zoo te besteken, dat uwe dochter de mijne vroeg, om haar zoo uit mijn huis te lokken, en God weet, welke plannen die booswicht verder zou gehad hebben. Maar nu gij, mijn Heer! het verzoek doet, zou ik het eene beleediging achten, indien ik mijne dochter niet toestond, naar den Haag te gaan. Ik zal haar echter door mijn zoon Jakob tot Hillegom laten vergezellen, want Kraaijestein schijnt uitslagen gedaan te hebben, op een publieke plaats, dat hij wel lust zou hebben, om mijne dochter te schaken. 't Is om die reden, dat ik ook bij dezen, de vrijheid neem u dringend te verzoeken, dat gij naauwkeurig acht gelieft te geven of misschien, staande haar verblijf, ten uwen huize, eenige ondernemingen van den meergenoemden Kraaijestein gedaan worden. Schoon ik juist niet denk of vermoede, dat hij zijne aanslagen zoo ver zal uitbreiden, hij is maar niet met al te vertrouwen, en schijnt een karel van moed en onderneming. 't Is ook om die reden, dat ik u ten minzaamste verzoek, dat gij mijn' brief geheel voor u houdt, want ik zou mij niet gaarne blootstel-

[pagina 323]
[p. 323]

len aan de baldadigheden van iemand, die voor duivel noch dood bang is. Schoon ik het genoegen niet heb van gemeenzaam met u bekend te zijn, vertrouw ik, dat gij gaarne aan dit mijn verzoek voldoen zult. Daarbij komt nog, maar ook dit geheel onder ons, dat mijne beminde meende bespeurd te hebben, (en vrouwen oogen zien scherp in dat stuk, en bovenal die van mijne Antoinetta) dat het hart van Susanna wel wat zou neigen tot den Heer Kraaijestein. Dat is voor mij eene zeer bedenkelijke zaak, en als Kraaijestein dat mogt gemerkt hebben, dan zal het vooral zaak zijn, om op te passen. Gij begrijpt, mijn Heer! dat dit eene drangreden te meêr is, waarom ik toevoorzigt verzoeken moet. Nogmaals mijne dochter aan uwe aandacht en des noods aan uwe bescherming bevolen en na u van mijne beminde gegroet, en mijn kompliment aan uwe beminde gemaakt te hebben, noem ik mij,

 

Mijn Heer!

 

Uw Dienstvaardige Dienaar

 

Fredrik Bronkhorst.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst (6 delen)