Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1 (1806)

Informatie terzijde

Titelpagina van Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1
Afbeelding van Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.64 MB)

ebook (3.27 MB)

XML (0.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(1806)–Adriaan Loosjes–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 382]
[p. 382]

Negen en veertigste brief.
De Heer Louis Kraaijestein aan den Heer Pieter de Graaf.

Amsterdam, 19. Januarij.

Ik ben vergiftig kwaad, Piet! zoo ben ik nooit behandeld. Wat of Mejuffr. Susanna Bronkhorst zich wel verbeeldt. Zou zij denken, dat zij aan Kraaijestein niet een enkele letter antwoord schuldig is. Het fraai opstel van George krijg ik, volgens mijn verzoek, terug, maar hoe, in een loos couvert zonder een enkele letter tot antwoord. Als gij mij gezien hadt op dat oogenblik, en het oogenblik te voren, dan zoudt gij een hemels breed verschil zijn gewaar geworden; gij zoudt bijna niet geloofd hebben, dat ik hetzelfde mensch was. Ik kwam uit het Wapen van Amsterdam, daar had ik gedineerd, en daar 'er in de fransche Komedie Ruse contre Ruse gegeven werd, een ding, dat ik nog al gaarn zien mag, omdat het zoo regt geestig is, ging ik naar huis, om mij aantekleeden. William, die de opvolger van mijn verstooten George is, zeide mij, bij het inkomen van

[pagina 383]
[p. 383]

de deur, dat 'er een brief voor mij was... en zoo ras als ik in mijn kamer was gekomen, en hij mij een paar waslichten gebragt had, greep ik den brief op.... Ik kende de hand niet... doch daar ik wel gehoord heb, dat Mej. Susanna uitmuntend mooi schrijft, maakte ik terstond gedachte, of het schrift van Susanna was. O! welke gedachten rezen toen op in mijnen geest. Hoe juichte ik mij zelven toe, dat ik een der schranderste, door een zoo eenvoudig loopje, reeds in mijn strik had doen vallen.... Ik wierp mij in een sauteuil, scheurde het zegel los, en zag niets anders dan het ellendig biljet van George in hetzelve. Ik onnoozel schepsel keek, of ik misschien bij het onvoorzigtig openen een daarin verborgen brief op het tapijt had laten vallen.... Ik bekeek het couvert nog eens van buiten en van binnen, als of ik 'er heel wat wonders in vinden zou, maar ook deze gekke manoeuvre was vruchteloos.... Toen stampte ik als een razende, en vloekte zoo afgrijsselijk, dat William, die mij nog niet kent zoo als George, en bezig was met het vuur op te stoken, uit grooten schrik, met den pook in de hand, uit de kamer wilde vliegen. Bange hond! zeide ik, daar ik hem in die bespottelijke houding zag. Zijt gij razend, waar moet dat met dien gloeijenden pook heen; zult gij de boêl in den brand steken.... ‘O God! mijn Heer!’ zeide de arme jon-

[pagina 384]
[p. 384]

gen, en hij beefde op zijn beenen, ‘ik ben zoo doodelijk ontsteld.... Ik meende.... Ik meende....’ Ik zie dat gij een poltron zijt, hernam ik,.. zorg dat ik nooit weêr zoo iets van u gewaar word, of zijt verzekerd, dat uw paspoort geteekend ligt.... Al had ik de kolenhaard onderste boven gekeerd, dan zou George nog niet geschrikt hebben... Ga uit mijn oogen. Ik kan alles velen, behalve poltrons.... Toen hij de kamer uit was, stapte ik die vijf en twintig of dertig maal met woeste stappen op en neêr - en gooide mij eindelijk, in den fauteuil neder... en bleef eenige minuten stokstijf staren op het couvert en het biljet van George, dat op tafel lag. Na weder eens opgestaan, mij wel tienmalen voor het voorhoofd geslagen te hebben, ging ik weder zitten - en zoo liep 'er wel meer als een halfuur voorbij... tot dat ik eindelijk de pen aan u opvatte - om mij door schrijven lucht te geven. Gij ziet uit stijl en schrift wel, dat ik alles behalve wel gehumeurd ben. Die meid is mij te leep, Piet! Mijn fraaije, met Noten voor u gecommentarieerde brief, zonder eenige uitwerking.... Zoo versmadelijk ben ik nooit behandeld... maar laat in eens even stilstaan.... Heb ik wel ooit een meisje bemind als Susanna Bronkhorst, die het verstand en de deugd in een vrouwelijke gestalte op aarde vertoont?

Ik ben toch een trotsche vent... ik ben

[pagina 385]
[p. 385]

aan geen tegenspoed, geen tegenstand, hoegenaamd gewoon.... Nu dat laat zich zonder wonderwerken verklaren. Opgevoed door eene toegevende Grootmoeder, daar ik Vader en Moeder beide nooit gekend heb, het eenig overgebleven kind der familie, en daarenboven een zoon, die den naam zou in stand houden; ruim voorzien van middelen, en vroeg wetende, dat ik rijk was... Wie weet welk een brave werkzame karel ik zou geworden zijn, als ik in den middelbaren stand, in een huishouden van zes of zeven kinderen, geboren was, en opgevoed door een vader, die elke uitschietende waterloot zoo afsnoeide dat 'er geen vrees overbleef, dat zij weder uit zou spruiten. De opvoeding, Piet! vormt den mensch voor meer dan drie vierde, en dan komen 'er nog eenige omstandigheden buiten zijn toedoen bij.... O! de mensch vormt onbegrijpelijk weinig aan zich zelven. Maar zeg mij nu eens hoe moet zoo iemand, als ik, gesteld zijn, die voor de eerste maal waarlijk tegenstand ontmoet... of liever die versmaad word?

Ik barst van spijt, en weet eigenlijk nog niet regt, waarheen ik mij wenden zal. Zou dan mijn vruchtbaar vernuft niet het een of ander middel weten uit te denken, om haar aan het schrijven te helpen.... Ja! ja! ik heb het gevonden. Was het niet Cicero, die bijna razende van blijdschap werd, toen hij het graf van Demosthenes gevonden had?

[pagina 386]
[p. 386]

maar zijne blijdschap haalde niet bij de mijne. Ik heb een middel gevonden, om haar aan mij te doen schrijven, en wel een allereenvoudigst. Ik zal haar met een bezoek dreigen, aan het huis van hare vriendin, indien zij mij niet antwoordt. Wat zegt gij?... Dat bezoek zal zij niet afwachten, en dus de voorkeur geven, om aan mij te schrijven.... Denk niet, dat ik nu een enkel woord meêr voor u over heb.... maar de Komedie... al speelden alle de Komediën van Europa heden avond voor het laatst, ik bleef te huis, om te schrijven aan Suse. Maar, Piet! gij zult zien, wat ik haar schrijf.... Ik zal, al was het ook in bijna onleesbare karakters, den brief aan haar voor u kopiëren en bij dezen insluiten.... Goddelijke welsprekendheid! leen mij alle uwe krachten - Leer mij dreigende vleijen, en vleijende dreigen. - Gij hebt mij wel eens wijsgemaakt, Piet! dat mijn pen een soort van tooverroede was voor de sekse.... Nu zullen wij het zien. Vaarwel!

 

L.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst (6 delen)