Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 6 (1807)

Informatie terzijde

Titelpagina van Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 6
Afbeelding van Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 6Toon afbeelding van titelpagina van Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.64 MB)

ebook (3.17 MB)

XML (0.55 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 6

(1807)–Adriaan Loosjes–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 32]
[p. 32]

Twee honderd vier en twintigste brief.
De Heer Frederik Bronkhorst aan Mejuffr. Susanna Bronkhorst.

Velp, 15 Junij.

Zeer Waarde Dochter!

 

Ik heb lang in twijfel gestaan, of ik u schrijven zou, ja of neen! - omdat ik waarlijk, uit den inhoud van uwen brief te oordeelen, vreeze, dat het met u afgeloopen zijn zal, eer gij dezen in handen krijgt, en vreemden niets met onze bijzondere zaken te stellen hebben. Daar evenwel, God zij lof! uw brief op den 1en Junij gedateerd is, en ik niets naders van u heb vernomen, begin ik moed te krijgen, of zich de zaak met u ook ten beste geschikt heeft. Uw brief heeft mij zeer ontsteld, mij reeds drie slapelooze nachten gekost, en weder veel achteruit gezet. Ik kan het maar niet verkroppen, dat mijne dochter Suse in een gasthuis te Parijs ziek gelegen heeft; welk eene schande, welk eene onuitwischbare schande brengt dit over mijne familie en mijne andere kinderen! Dat zal ik nooit kunnen vergeten. Ik

[pagina 33]
[p. 33]

sta 'er over yerbaasd, dat gij u dit zoo weinig schijnt aantetrekken, en met zooveel gelatenheid u aan uw ongeluk onderwerpt. Gij bedankt mij nog voor hetgeen ik u heb laten leeren, dat ik u door Mad. Gibbon heb laten onderwijzen.... Waarlijk ik moet zeggen, dat gij, naar mijne gedachte, weinig verpligting aan mij hebt, daar het zoover met u gekomen is. Ik hoop, dat God geven zal, dat gij nog moogt herstellen, en dat uw verblijf in het gasthuis te Parijs zoo weinig eclat als mogelijk gemaakt mag hebben. De Heer Walraven is een braaf man; ik hoop, dat die het zijne zal toebrengen, om het zooveel mogelijk te bedekken. - Waarlijk, Suse! ik heb zitten schreijen als een kind bij uw brief, waarin gij zoo zielroerend van mij afscheid neemt. Mevrouw Leenaarts was juist bij mij, toen ik den brief ontving; ik hield voor haar het gedeelte, waarin gij mij laat schrijven, dat gij in een hospitaal ligt, verborgen, maar las haar dat voor, waarin gij afscheid van mij neemt. Die Dame is van een zeer aandoenlijk gestel. Zij was 'er zoo door aangedaan, als of gij hare zuster waart. ‘O,’ zeide zij snikkende: ‘Ik zal dan uwe brave dochter niet leeren kennen aan deze zijde.’

Ik bid u, Suse! schrijf mij, of verzoek den Heer Walraven, dat hij mij spoedig eens doe weten, hoe het met u is, want ik maak mij toch verlegen, als ik bedenk hoe lang uw brief gezworven heeft. Ik heb van daag ook een

[pagina 34]
[p. 34]

bezoek gehad, dat ik lang onthouden zal. Uw broeder Abraham, die thans als Hussaar te Nijmegen in garnizoen ligt, had ook een brief van u, den afscheidsbrief, ontvangen. Ik had niet gedacht, dat iemand zoo, door eenige weinige regels schrifts, tot een' inkeer kon komen. Hij heeft mij wel honderdmalen excuus gevraagd voor al het verdriet, dat hij mij veroorzaakt heeft, en gesmeekt en gebeden, dat ik hem toch van den dienst afkoopen zou. Gij weet, dat mijne omstandigheden dit geheel niet toelaten. Indien dat het geval geweest was, geloof ik, dat hij mijn hart zou vermurwd hebben. Maar wat zal ik 'er nu aan doen. Ik heb hem ongetroost moeten heensturen. O! dat mijne omstandigheden zoo ellendig ten kwade geloopen zijn.... Mijn eene kind in een gasthuis te Parijs ... mijn ander gemeen Hussaar te Nijmegen ... en ik kan geen van beide eenigen dienst bewijzen.... Ik heb tusschen beide regt moedelooze vlagen ... en geloof, dat ik van verdriet sterven zal. Maar men sterft niet ligt van hartzeer. Ik wenschte maar, dat ik zoo gelaten in mijn lot was als gij. Doch dat is mijn geval niet. Ik zoek mij nog al te troosten over Wimpje en Koo. Omtrent den laatsten spreekt Mevrouw Leenaarts zeer gunstig. Wat daarvan komen zal, weet ik niet.

Nu, Suse! ik hoop, dat gij u, bij de ont-

[pagina 35]
[p. 35]

vangst dezes, beter zult bevinden, dan bij het afzenden van uwen laatsten, en verzoek, dat gij mij zoo spoedig mogelijk daarvan zult doen onderrigten. Ik blijf intusschen

 

Uw toegenegen Vader,

 

Frederik Bronkhorst.

 

P.S. Ik zal dezen maar aan Mej. Beukelman zenden, die zal hem wel verder adres verleenen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst (6 delen)