Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 6 (1807)

Informatie terzijde

Titelpagina van Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 6
Afbeelding van Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 6Toon afbeelding van titelpagina van Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.64 MB)

ebook (3.17 MB)

XML (0.55 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 6

(1807)–Adriaan Loosjes–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 119]
[p. 119]

Twee honderd dertigste brief.
Mejuffr. Susanna Bronkhorst aan Mejuffr. Charlotte Elzevier.

Parijs, 24 Junij.

Waardste Vriendin!

 

Zoodra ik in staat ben, al is het dan ook nog zoo weinig, aan u eigenhandig te schrijven, moet ik dat beproeven. Al het gebrekkige in mijn schrift, want de pen beeft nog door zwakheid in mijne vingers, zal de vriendschap gaarne over het hoofd zien. Ik had niet gedacht, Lotje! dat ik ooit weder eene letter aan u geschreven zou hebben. Ik ben toch, door Gods goedheid, thans weder zoo verre, dat ik eenige uren van den dag opzitte, ja van tijd tot tijd mijne kamer verlate. Veel, oneindig veel verpligtingen heb ik aan den braven Heer Walraven. Een geheel leven van dankbare erkentenis is niet genoegzaam, om hem zijne zorg, zijne-trouw, aan mij bewezen, te vergelden. Ook mijne Doctors en Oppasters hebben mij uitmuntend behandeld, vooral Juffr. Duchene. En zuster Wimpje heeft zich in allen opzigte eene zuster betoond te zijn. Hare overkomst en die van mijnen broeder hebben

[pagina 120]
[p. 120]

met de oppassing veel toegebragt, om mijne herstelling te bespoedigen. Anders zouden de omstandigheden van den Heer Kraaijestein en zijn dood, die op gisteren heeft plaats gehad, meer ter vertraging van mijne beterschap gestrekt hebben.... Die ongelukkige man, Lotje! zal mij niet meêr vervolgen, en ik geloof bijna, zoo God zijne dagen gerekt had, hij zou mij niet meêr vervolgd hebben. Walraven zegt mij, dat hij veel van hem aan u geschreven heeft.... En u zal zeker dan gebleken zijn, dat het ons stervelingen past, ons oordeel op te schorten, wat zijn lot na dezen proefstaat zijn zal, althans ons te onthouden van te bepalen, in hoeverre hij een voorwerp van die barmhartigheid en genade wezen zal, die zelfs de vroomste menschen zoozeer behoeven zullen. - Deze dag, waarop hij begraven is, en ik zijn lijk gezien heb, is zeer aandoenlijk voor mij geweest. Als men kort geleden zelf met den eenen voet in het graf gestaan heeft, zou het gezigt van een lijk, op hetwelke men in geene betrekking dan die van mensch had, zeer aandoenlijke herinneringen geven.... Hoeveel te meer dan van een persoon, die sedert verscheidene maanden in zulk een verband met onze eigen lotgevallen gestaan heeft. - Ondertusschen heeft de Heer Kraaijestein in de laatste dagen van zijn leven kunnen goedvinden mij tot erfgename te stellen van zijne groote bezittingen, met voorbijgang van zijne familie.

[pagina 121]
[p. 121]

Dit, schoon waarschijnlijk eene soort van boete voor de kwellingen, die hij mij zeker veroorzaakt heeft, veroorzaakt mij nieuwe kwelling. Maar mijn hoofd is nog te zwak, om hetzelve daarover te breken. - Zou ik mij daarin door onzen vriend Walraven laten raden? - Heden is ook de Heer Cornelis de Klerk op het onverwachtst, even nadat Kraaijestein's lijk hier uitgedragen was, aangekomen. Ik heb nooit iemand in zulk eene opvolgende vervoering van schrik en vreugde gezien. O, Lotje! Hij meende, dat mijn lijk uitgedragen werd uit dit Hotel, en kwam doodelijk verschrikt en sprakeloos in het vertrek, waarin hij mij levende vond zitten. Mijne krachten laten niet toe, dat ik u dat tooneel beschrijve. Ik hoop, dat spoedig de gelegenheid komen zal, dat ik u dit breedvoeriger melden, of mondeling verhalen kan. - Wimpje zegt, dat ik reeds te lang geschreven heb, en ik geloof, dat zij gelijk heeft, want de letters beginnen voor mijne oogen te dansen. Nu met dit weinige zult gij u voor ditmaal vergenoegen. Groet uwe dierbare ouders - en onze lieve Madam Gibbon. Zeg haar, dat haar neef de Klerk ook aan haar schrijven zal. Dat een brief van uwe hand op dezen weinig beduidenden aangenaam zijn zal, behoef ik u niet te zeggen, die mij onderschrijf,

 

Uwe Getrouwe Vriendin,

 

Susanna Bronkhorst.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst (6 delen)