Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten (1870)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten
Afbeelding van GedichtenToon afbeelding van titelpagina van Gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.39 MB)

ebook (2.76 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten

(1870)–Rosalie Loveling, Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 28]
[p. 28]

De groote keizer.

I.

 
Daar was een groote keizer,
 
Hij zat op zijn hoogen troon,
 
Naast hem de keizerinne,
 
Aan zijn voeten hun jonge zoon.
 
 
 
Hij had een machtig leger,
 
Waarop hij steunen kon;
 
De wapens blonken helder
 
En schitterden in de zon.
 
 
 
Hij droeg op het hoofd de krone,
 
In de hand den keizersstaf,
 
En zegde, dat hij den vrede
 
Daardoor aan de volkeren gaf.
 
 
 
‘Maar dat over mijne regeering
 
Niet kome de minste klacht;
 
Want,’ zegde de groote keizer,
 
‘Gij kent mijn groote macht.’
 
 
 
‘Gij geeft mij uwe zonen,
 
Ik voer ze ten krijge meê.’
[pagina 29]
[p. 29]
 
En de ouders, die 't hoorden, beefden,
 
Maar bogen het hoofd gedwee.
 
 
 
Zij wisten dat hij er weinig
 
Van het slachtveld wederbracht:
 
Zijn stemme was de doodklok,
 
Die bromde over 't jong geslacht.
 
 
 
Daar stond zijn eigen zoontje
 
Aan de voeten van zijn troon,
 
Met oogjes vol van goedheid,
 
Zoo schuldloos en zoo schoon.
 
 
 
Hij toonde 't aan de volkeren:
 
‘Dat is het zoontje mijn,
 
De keizer van de toekomst,
 
Dat zal uw meester zijn.’
 
 
 
Hij hield, als een bedreiging,
 
Het breede zwaard ontbloot,
 
‘En die het zou anders willen,
 
Dien straf ik met den dood.’
 
 
 
Zoo sprak de groote keizer
 
In al zijn overmoed.
 
Toen had hij 's Hemels zegen,
 
En de wereld aan zijn voet.
[pagina 30]
[p. 30]

II.

 
Zij brachten hem naar het verre,
 
Het verlaten eiland heen,
 
En liet hij zulks geschieden?
 
En is hij hier gansch alleen?
 
 
 
Eens ging hij zoo vertrouwend
 
Zijn sombre toekomst in.
 
Wat is van zijn zoontje geworden,
 
En wat van de keizerin?
 
 
 
Zijn oog zweeft op de baren,
 
Aan 't bruisende, aan 't wilde strand,
 
En kijkt nog in de richting
 
Van zijn verloren land.
 
 
 
Dat is de trotsche keizer,
 
De groote wereldheer.
 
Wat hoopt hij nog van de toekomst?
 
Hij heeft geen toekomst meer.
 
 
 
En wat hij misdeed in 't verleden,
 
Dat heeft hem hier gebracht.
 
Zijn levensdag is ten einde,
 
Nu komt de sombre nacht.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken