Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten (1870)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten
Afbeelding van GedichtenToon afbeelding van titelpagina van Gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.39 MB)

ebook (2.76 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten

(1870)–Rosalie Loveling, Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 38]
[p. 38]

Het lied des blinden.

 
Als ik het avondklokje hoor,
 
Zie 'k als in sluimerdroomen
 
Het dorpje dat ik lang verliet,
 
De kinders aan den zilvervliet,
 
En de oude wilgeboomen.
 
 
 
Ik zie de poorte der kapel,
 
Met haar verroeste staven;
 
In 't scheemren van het avonduur
 
De zarken aan den kerkhofmuur,
 
De kruiskens op de graven.
 
 
 
Dan zie ik nog de doornenhaag
 
Die vader 's zomers scheerde,
 
Het eikje van den wegeling,
 
Waar ik mijn moeder tegenging,
 
Toen ze uit het kerkje keerde;
 
 
 
En hoe mij aan den waterkant
 
Mijn zusterken verbeidde,
 
En hoe heur schaûw in 't water hing,
 
Wanneer zij over 't brugsken ging
 
Van 't beekje door de weide.
 
 
[pagina 39]
[p. 39]
 
En hoe zij weder henenliep,
 
Toen moeder haar kwam wenken.
 
Hoe klopte dan mijn hert zoo ras,
 
Als ik haar nageloopen was!
 
Thans klopt het bij 't herdenken.
 
 
 
Wij gingen in den herfst te zaâam
 
De gele blâren rapen;
 
En wij vergaârden er een vracht
 
En op den weg en uit de gracht,
 
Om 's winters op te slapen.
 
 
 
En kwamen wij met 't mutsaardhout
 
Ons stille dorpken nader,
 
De grauwe molen wonk ons toe,
 
En was mijn zusterken te moê,
 
Wij rustten er te gader.
 
 
 
Het arme kind slaapt reeds zoo lang,
 
Bedekt met bloem en zoden;
 
En vader ligt niet ver van daar;
 
Mijn moeder ook slaapt menig jaar
 
Den langen slaap der dooden.
 
 
 
Het noodlot rukte ons al vaneen,
 
Gelijk de najaarsvlagen
 
Verstrooien uit elkaâr de blaân,
 
Die op hetzelfde takje staan
 
In zoete lentedagen.
 
 
[pagina 40]
[p. 40]
 
Ik kan mijn dorpje nooit meer zien,
 
Noch 't geel en wassend koren;
 
Noch hoe de zon door 't loover glanst,
 
Noch hoe in 't rimplig water danst
 
De schaduw van den toren.
 
 
 
O, 'k smeek toch daaglijks God den Heer,
 
Dat hij mij, armen blinden,
 
Den weg naar 't dierbaar vaderland,
 
Met d' eikstaf in de onzeekre hand,
 
Nog eens terug laat' vinden.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken