Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De bruid des Heeren (1895)

Informatie terzijde

Titelpagina van De bruid des Heeren
Afbeelding van De bruid des HeerenToon afbeelding van titelpagina van De bruid des Heeren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.85 MB)

Scans (168.31 MB)

ebook (3.06 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De bruid des Heeren

(1895)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 199]
[p. 199]

XXXIX.

April en buiig weder. Pia ging op den zolder met een korf om schavelingen, waarvan de voorraad, door oom Stant bezorgd, in lang nog niet uitgeput zou wezen. Zij kwam er maar zelden meer; het venster in den gevel bleef nu altijd toe; geen andere klaarheid viel er binnen dan door 't vleermuisraam, waarin een zonnestraal schuins, als een balk van licht, met milliarden glimmende stofatomen doorwemeld, naar beneden schoot; een vunzigheid lag onder de balken, welke, voor haar, die uit den tuin kwam, bijna in 't duister gehuld bleven. Weldra werd haar oog aan den twijfelschijn gewend: daar stond de schaaf bank van oom Stant, rein gepoetst en toch bestoven, als iets, dat niet meer gebezigd wordt; hier zijn zagen aan een spijker van het vlierwerk, eertijds ingesmeerd en niettemin reeds met roestvlekjes bespikkeld, door de macht van een altijd werkzaam, verdelgend natuurelement.

Hij kon hier niet meer komen, onkel Stant, en Pia zou er zich zelve ook voor eeuwig

[pagina 200]
[p. 200]

uit verbannen. Hier was 't, dat hij zijn vogelzangen floot, dat ze als kind onder gindsch venster zat of er door naar de vlakke velden blikte.

En een verteedering verweekte haar verhard gemoed, als zweefde er nog iets van zijne goedheid in dit hem zoo bekend en dierbaar plekje, iets dat zich aan haar mededeelde en onweerstaanbaar was. En eene vraag kwam in haar op: indien oom Stant nog leefde en haar met zijn stil vaderoog aanstaarde en ziek was en haar noodig had, en haar zwijgend bad om bij hem te blijven... wat zou ze doen - hem verlaten in den nood om den oproep van haar hemelschen bruidegom te volgen, of...?

En Pia sloeg de handen voor haar oogen met angst en afschuw; want een onstuimige impulsie drong haar zich met bloedend hart van hem, van alles los te scheuren...

Een bui moest over de lucht gekomen zijn, de zonnestraal was weg, het werd half donker op den zolder; regendruppelen trommelden op de pannen boven haar hoofd en weldra slikte

[pagina 201]
[p. 201]

de afleider der goot gulzig het stroomend water in. Zij luisterde naar het gerucht, gesust als door het hooren eener zachte melodie, die kalmte en bevrediging in hare tonen meevoert.

Daar hingen de reesems (risten) erwten van het vorig jaar, plantgoed, nog niet uitgepeuld, en die niet meer, voor haar ten minste, in den grond zouden worden gelegd; het zaad der groenten in zakjes, zorgvuldig met een reeds opgekruld papierstrookje er op genaaid, onnoodig thans, de soort aanduidend. Ginds, waar de zonnestraal reeds weder door het glas scheen, ontwaarde zij groen op den grond: het waren de overblijvende ajuinen en sjalotten, die, verstoken van aarde en licht en warmte - hun levenseischen - toch een wanhopige poging hadden gedaan om, ondanks al het wreed geweigerd noodzakelijke, in zich zelven alleen de kracht te zoeken tot het voortbrengen van lange, bleeke scheuten, een ontkieming, die, onnatuurlijk zijnde, tot geen duurzaamheid lijden kon.

Pia rukte instinctmatig, als om hun in de

[pagina 202]
[p. 202]

palen van het mogelijke ter hulp te komen, het touw los, dat den grendel - tot meerdere verzekering tegen 't openwaaien - aan een spijker vasthield, en stak het luik naar buiten.

Nog eenmaal waarde haar blik over de daken heen naar den verren horizont, waar lucht en aarde in nevel samensmolten; naar 't eerste groen der volden daartusschen, naar de wolken, reuzig zwaar, als een ontzaglijk, veranderend gevaarte over de blauwe vlakken voortschuivend.

Een geratel daarbeneden trok hare aandacht af. Zij boog over 't kozijn en zag - reeds voorbij het huis voortrijdend - een drietal kermiswagens traag op den stap der paarden door de straat trekken. Haar hart popelde, haar geest vloog mede en voelde zich toch tevens vastgeboeid; een vaag verlangen naar vrijmaking, waaruit? zij wist het niet, - naar ontvlieden, waar naar toe? zij wist het ook niet, ontstond in haar. Het trok haar weg, het wekte smart en knelling en weemoed. Herinneringen ontwaakten, aan schaduwbeelden gelijk, die het oog ziet, maar de hand niet

[pagina 203]
[p. 203]

grijpen kan; - beelden uit het verleden, zoo onbestemd en wispelturig, dat zij verdwenen waren, voordat haar geheugen ze volkomen belichamen kon. En het scheen haar, dat zij op die zelfde plaats, aan dat zelfde open vensterraam eens, lang, zeer lang geleden, een gelijk visioen ontwaard, en een zelfden indruk van verloren liefde had gekregen, met een vertwijfelend, jammervol en driftig haken naar het veroveren van nieuwe teederheid...

Zij maakte het teeken des heiligen kruises, zooals de catechismus haar voorhield te doen en ging haar krollen samengaren. Haar oog viel op den grooten vierkanten korf - eertijds tot het uitdragen van koopwaren gebruikt -, waarin het gereedschap van oom Stant verzameld lag: zijn winkelhaak, zijne schaven; beitels, drilboren, de vijlstaak en de vijlen, met de handzaagjes boven alles liggend. Pia's gedachten namen eene bepaalde, spijtige richting: het was te betreuren, dat al die dingen daar nu als oud ijzer zich zelven lagen op te eten, niet waar? dat tante Monica niet tevreden was geweest met de haar eens geboden som,

[pagina 204]
[p. 204]

en volstrekt den prijs der expertenschatting wilde. Pia was destijds bijna blij den korf weder onverrichter zaak te mogen helpen boven sleuren, omdat ze dit niet gaarne in vreemde handen zag gaan; nu zou het toch gebeuren. En met haar ingeboren en onoverwinbare neiging tot inhaligheid ontstond het hartzeer, dat heel de boedel nu waarschijnlijk nog minder zou opbrengen, en tevens kon ze een glimlach niet weerhouden, omdat zij, die alles en zich zelve verzaken ging, nu nog met wereldsch geld en goed bekommerd was!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken