Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De bruid des Heeren (1895)

Informatie terzijde

Titelpagina van De bruid des Heeren
Afbeelding van De bruid des HeerenToon afbeelding van titelpagina van De bruid des Heeren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.85 MB)

Scans (168.31 MB)

ebook (3.06 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De bruid des Heeren

(1895)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 233]
[p. 233]

XLIV.

Nauw kon hij een paar honderd stappen ver zijn of Monica bemerkte, dat een tamelijk groote handzaag, onder 't bezichtigen tegen den muur gesteld, vergeten was.

Indien haar schrik voor aftroggelarij en bedrog levendig mocht heeten, zoo was ook haar rechtvaardigheidsgevoel en haar vrees voor het kleinste vermoeden van oneerlijkheid:

‘Och God, wat zal hij denken! Loop hem na, Pia, breng hem zijne zaag.’ Meteen stak Monica deze het voorwerp toe.

De zaag dragen wilde zij, hem achternaloopen wilde zij niet. Pia wachtte dus tot zij berekende, dat hij in zijn voorloopig thuis kon zijn. Toen ging ze. Zij ontwaarde hem inderdaad niet meer, noch in de straat noch op de plaats. Daar stond de barak uit welke hij haar den avond te voren gedragen had. Al het bekleedend linnen was afgenomen en het naakte geraamte had iets deerniswekkends met de gekromde ijzeren stangen en de verkoolde stompen van de ontbrekende balken

[pagina 234]
[p. 234]

aan den kant, waar het vuur was ontstaan. Er lag een hoopje asch op den grond, er wuifden nog lichte zwarte flardetjes als baanst (tondel) er over in den zomerwind. Ook de wagen, die er naast stond, bleek veel te hebben geleden: geen ander spoor van ruitjes meer dan eenige glasscherven, de plaats aanduidend waar de raampjes waren geweest; een der voorwielen half verbrand en het ijzer van de radvelg ook verwrongen en ruiggeroosterd; vormlooze voorwerpen - het vernield gereedschap - vermoedelijk na onderzoek als bepaald onbruikbaar op een tasje geworpen. Eenige kleine snaken - afstammelingen der kermisgasten - speelden luidruchtig onder elkander.

In het midden der naakte tent, op een droog plaatsje, want er lag nog overal modder ondanks den zonneschijn, zat een jonge vrouw, die deeluitmaakte van den troep. Zij hield een wichtje op den schoot en haar oog, wellicht zonder iets te zien, dwaalde jammervol over al de verwoesting om haar heen.

Pia stapte op haar toe met de vergeten zaag, die zij haar reikte; maar de jonge vrouw

[pagina 235]
[p. 235]

stak de hand niet uit, zij wendde zelfs het hoofd af, haar kind op den grond stellend:

‘Ik trek mij dat niet aan,’ sprak ze, ‘moeder is ginder en de anderen ook,’ onbepaald met eene beweging van den elleboog het Gemeentehuis aanwijzend.

Pia wist, dat zij er allen van in het begin hun intrek hadden genomen, de wagens te klein zijnde om hen te herbergen voor een langer oponthoud.

Zij ging door de open poort, omdat ze ongaarne den voet in de gelagkamer zette, uitkijkend of ze niemand zag.

Ja, de oude moeder opende eene zijdeur: daar was hun verblijfplaats en Pia moest binnen komen of zij wilde of niet.

Er stonden een paar bedden, een wiegje, een kacheltje, stoelen, eene tafel, eene waschtob, alles dicht opeen en toch niet slordig noch afkeerwekkend. Die enge plekjes, volgestopt voor een tijdelijk kampement - een korte standplaats tusschen bestendige zwerftochten - waren Pia niet onbekend en het weerzien er van was haar niet onwelkom.

Zij zat nochtans niet neder, maar sprak

[pagina 236]
[p. 236]

weder in haar zonderlinge brabbeltaal met de vrouw over het rampgeval, en won het hart van deze door de verklaring, dat de vertooning zoo schoon was en haar zoo diep onroerd had.

‘Wezenlijk, wezenlijk?’ vroeg de tooneelspeelster, met de verheldering, die vleierij verwekt, op haar oud en gerimpeld aangezicht.

Zij vertelde het een en 't ander: van in hare eerste kindsheid had ze de planken betreden onder de leiding van haar vader, die tooneeldirecteur was; al hare zonen waren kunstenaars: het zou hun onmogelijk geweest zijn een vaste woonplaats te hebben en stil te leven.

En toen vroeg Pia of zij nooit te Gent was geweest.

Ja, als kind, overal hadden hare ouders gewerkt; een harer broeders, zij wist niet meer welke, was er geboren.

Dat was natuurlijk lang voor Pia's tijd.

Deze had een oogenblik half gehoopt wellicht eene voormalige kennis aan te treffen en eertijds onbewust in aanraking met de huidige tooneelisten te zijn gekomen.

Het bleek niet zoo te wezen.

[pagina 237]
[p. 237]

‘Johannes, hier is eene zaag, die de juffer achterna brengt,’ sprak de moeder tot haar binnentredenden zoon.

Hij heette Johannes! hoe zonderling: in hare gedachten noemde Pia hem aldus, waarschijnlijk - hoe dom ook de aanleiding daartoe mocht wezen - omdat ze hem den naam Johannes, toen hij aan 't kruis hing, had hooren uitspreken.

Hij knikte, hij dankte haar door eenen glimlach en zij haastte zich weg.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken