Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een dure eed (1892)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een dure eed
Afbeelding van Een dure eedToon afbeelding van titelpagina van Een dure eed

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een dure eed

(1892)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XXVI.

Reine kon niet slapen dien nacht: er komen oogenblikken, waarop men zooveel stof tot gedachten heeft, dat men niet weet, aan welke de voorkeur te geven, evenals men, overlast met bezigheden, aarzelt, vooraleer men er ééne aanvangt.

Het was als een baaierd, haar arm hoofd, dat zij in hare twee handen vasthield, gedurende dien nacht, zonder maan en misschien zonder sterren, althans die heel haar kamertje in eene bijna volslagen duisternis liet. Zij zat overeind en blikte voor zich heen, al zag ze niets.

Zij hoorde de zachte ademhaling van het kind, dat op den

[pagina 190]
[p. 190]

koffer lag. Zij dacht aan de weggeloopen non, die, gedreven door hare zucht naar vrijheid, niets ontzien had: noch haren Schepper, noch de menschen; zij dacht aan al die onlangs gestorven, aan die begraven kinderen, aan de twee van den klompmaker, aan het klein van Lieven, die in lijke lagen. Zal hij nu zijn huwelijk niet verschuiven?... En de drie meisjes uit: ‘de Klokke’ zouden zij genezen? O bij de onderstelling van hun dood schoot er Reine als een schicht door het hart; het was eene beangstheid zeker zoo hevig als die, welke Veria er bij voelde, al vond, al zocht zij geene uiting.

Indien die drie eens stierven! Zij loosde diepe zuchten, zuchten van ontevredenheid over die onrust, welke haar verteerde; waarom gehuicheld tegenover zich zelve? Het was minder het medelijden met die arme kleinen, het verlangen om hun nauw opdagend leventje te sparen, die haar dien levendigen wensch voor hun behoud inboezemde, dan een ander heimelijk, schamelijk gevoel: deze drie meisjes dood, dan zouden alle hindernissen uit den weg zijn geruimd; Veria weder als jong; Marcellien zou haar huwen; het was Filip niet, die schoone, lieve jongen, die elk beminnen moest, welke een stiefvader zou afgeschrikt hebben! Eén kind in plaats van vier! En Veria had geld nu, en Marcellien had geld noodig, had hij het niet reeds meer dan eens gezegd, dat hij een vlashandel wilde aangaan, omdat er met de boerderij geen droog brood meer te winnen was?

Hij was naar ‘de Klokke’, hij was er weer naar toe, hij trok er nu alle avonden heen onder voorwendsel nieuws van de zieken te vragen; van de zieken! Maar Reine wilde hem klaar en duidelijk toonen, dat zij zich door hem niet bedriegen liet; zij wachtte niet naar zijn bescheid, zij ging telkens naar bed, voordat hij terugkwam.

Geld? dat had ze niet meer, zij had het al of bijna al aan Peetje en Meetje gegeven - hoe licht was haar beursje met goudstukjes toch geworden! Zij wilde ze niet natellen, maar

[pagina 191]
[p. 191]

zij kon ze opeen doen dansen onder 't linnen. En dat had zij altemaal weggeschonken, zij dwaze! - Mijnheer Constant had gelijk; wie arm is als zij, moet geene geschenken doen... mijnheer Constant! Een nieuwe bron van kwelling ontstond bij de invallende gedachte... alweder eene domheid van haar, die briefkaart gehaald en er op geschreven te hebben: ‘Ik zend u tijding, dat ik van uwen dienst afzie.’ Maar... zij kon niet anders, er mocht van komen, wat er wilde, zij zou het afwachten... afwachten om van dáár uit dat hofstedeken door Veria op de straat te worden gezet, afwachten haar met Marcellien in de kerk te hooren uitroepen, te weten trouwen, want zien zou ze 't niet, zij wilde het niet zien!...

Sinds hij weder naar ‘de Klokke’ ging, was hij veranderd te haren opzichte, onverschillig, koel geworden. Nu had hij niets meer te vertellen des avonds; zij moest hem niet meer afwijzen - neen, neen, hij liet haar wel met vrede, zooals zij het gewenscht had, en bij deze vaststelling knarsten hare tanden onwillekeurig van ingehouden razernij.

Het kind sliep voortdurend met regelmatigen ademtocht, in het naaste vertrek snorkte Peetje, en een gepiep aan het braskot, bijna onhoorbaar, maar dat Reine toch in hare zenuwachtige overspanning duidelijk vatte, gaf haar de zekerheid, dat Marcellien binnenkwam. ‘Op zijne kousvoetelingen, zoo stillekens als een dief,’ bromde zij halfluid. Zelfs dit - misschien eene voorzorg om de slapenden niet te storen - nam zij euvel op. Het was als een opstand van heel haar wezen in haar: een gebriesch van haat, dat niet luid mocht worden, kwam verdoofd als het gegrijn eener zaag uit haar mond: ‘Oe, oe, oe!’ En zij sloeg de gebalde vuisten op haar eigene slapen... ginder onder de brug stroomde het water: ‘Wil ik, wil ik?’ vroeg zij aan zich zelve.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken