Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter) (1877)

Informatie terzijde

Titelpagina van In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)
Afbeelding van In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)Toon afbeelding van titelpagina van In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.74 MB)

Scans (187.66 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)

(1877)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XI.

Een rouwkreet ging op in het dorp: Mijnheer de Pastoor lag op sterven... Hij was gedurende de leering voor de eerste communicanten op eens ineengezakt: men zag er geen leven meer aan. De koster en Jan de schilder, die met eenen zijner knechts de kerk witte, hadden hem naar huis gedragen. Daar was hij wat bekomen; doch het gevaar scheen niet geweken, en nu men hem verliezen ging, dacht elk aan de goede eigenschappen van dien priester, die waarlijk de vader zijner parochianen mocht worden genoemd. Ook was het eerste wat de buurvrouwen elkaar bedenkelijk vroegen, als zij hare vensterluiken vastzetten of den stoep afvaagden:

[pagina 45]
[p. 45]

‘Hoe zou het nu met Mijnheer den Pastoor zijn?’ en wachtten zij met ongeduld tot Trientje of Trezeken, die er 's nachts bij waakten, uit de pastorij kwam om nieuws van hem te hebben.

‘Wat beter,’ luidde het den eenen dag. ‘Hij heeft eenen slechten nacht gehad,’ klonk het den anderen. ‘Stilletjes.’ - ‘Hij zal den avond niet krijgen.’ - ‘Het is weder wat gesust,’ en aldus bij afwisseling tot eindelijk de lang verwachte tijding: ‘Hij is dood!’ - ‘Mijnheer de Pastoor is overleden!’ de dorpelingen kwam treffen.

Hij lag in de voorkamer zijner woning, waaruit men alle meubelen weggenomen had, ten toon op eene lange tafel, met het hoofd een weinig hooger dan de voeten. In zijne gevouwen handen hield hij een klein kruisbeeld. Hij was in priester gewaad en droeg een sneeuwwit hemd, waarvan hier en daar de stopsels in den kant op zijnen zwarten rok zichtbaar, nog van vroegere zuinigheid getuigden. Zijn aangezicht zag geel als was. Versletene opengesneden schoenen bedekten zijne gezwollen voeten. De groote koperen kandelaren uit de kerk stonden langs weerskanten nevens hem, en een wijwater-

[pagina 46]
[p. 46]

vat met een palmtakje bevond zich aan zijn hoofdeinde. De poort en de deur der pastorij stonden open; want elk mocht binnenkomen en hem een kruisken op het voorhoofd geven. Het raam ook was half geopend, en het gordijntje wuifde treurig in den wintertocht naar buiten. Trientje of Threzeken zaten aan het voeteinde met den paternoster in de hand. De kleine Alida week niet van hare zijde, en stond zonder tranen en met verslagenheid op haar aangezichtje haren gestorven vriend aan te staren.

Het was op eenen Zondag namiddag, dat hij begraven werd. Dit was misschien oorzaak, dat er zoo ongewoon veel volk in Crocke was: men had op de hoofden kunnen gaan op de plaats; de straten wemelden van menschen; of kwam dit omdat elk eene laatste hulde aan zijne nagedachtenis brengen wilde?

Een man van jaren, als een rijke pachter gekleed, ging eerst achter het lijk - dat moest de broeder van den pastoor zijn: hij geleek hem - dan volgden nog vijf of zes vreemdelingen, de familie uitmakend, met een voorkomen, dat eerder betamelijk dan bedroefd te noemen was. Het werd

[pagina 47]
[p. 47]

zeer opgemerkt, dat Mijnheer Sandrie de lijkbaar volgde, hij die niet ter misse ging, dat hij heel den tijd van den dienst in de kerk zat en op het kerkhof, ondanks den wind, die nevens het hoog gebouw snerpend om zijn hoofd floot, met den hoed in de hand het einde der plechtigheid afwachtte. De deken van Cruymbeke officieerde, door twee priesters uit het omliggende bijgestaan. Voor het overige waren geene geestelijken bij de teraardebestelling te bespeuren.

De grafkelder, waarin de pastoors van het dorp rusten, bevindt zich onder den muur der kerk langs den kant van het koor. De opening is langs buiten nevens het beenderhuis. Vele der omstanders wreven tranen uit de oogen, toen de okerkleurige kistin hare laatste verblijfplaats geschoven werd, en de deken traag en luid het indrukwekkend Requiescat in pace uitsprak, en den wijwaterborstel, nadat hij den kuil besproeid had, naar de menigte ophief, terwijl de doodklok boven hun hoofd bromde.

Elk verdrong zich om nader te komen: het was gebruikelijk, fluisterde men elkaar toe, dat de deken bij de begrafenis van al de priesters onder

[pagina 48]
[p. 48]

zijn gebied eene lijkrede hield. Doch tot aller teleurstelling was het hier niet aldus. Nadat het Amen weerklonken had, haastten de deken en de twee overige officianten zich langshenen den muur naar de kerkdeur, en koster en kerkbaljuw en koorknapen met kruisen en vanen, volgden hen op de hielen: het was als eene vlucht, zei eenieder.

De metsers gingen dadelijk aan het werk om den steen voor den ingang te plaatsen, en hadden moeite de straatjongens, welke in den grafkelder kwamen kijken, weg te drijven. Het volk verspreidde zich; eenieder keerde naar zijne bezigheden of genoegens terug, om met de veranderlijkheid van indrukken, aan den mensch eigen, het onverschillig dagelijksch leven voort te zetten. En de meeste waren er verre van af te denken, hoe zij er toe zouden gebracht worden in later dagen met spijtig verlangen en innig nawee den goeden herder terug te wenschen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken